ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Getrouwe beeld en activa ten kosteloze titel verkregen : het Europees Hof bevestigt de afwezigheid van grondslag van het standpunt van de administratie

Men herinnert zich dat de fiscale administratie, zich baserend op een advies van de Commissie van Boekhoudkundige Normen (n°126/17), steeds van mening is geweest dat wanneer een bedrijf activa verwerft met een waarde die lager is dan de reële waarde, dat bedrijf een (belastbaar) resultaat zou moeten erkennen ten bedrage van het verschil tussen de aankoopwaarde en de “juiste waarde”. Er zou bijgevolg een belasting zijn vanaf de aankoop.

De fiscale administratie baseert zich op het boekhoudkundig principe van het getrouwe beeld, die aan de bedrijven oplegt om een boekhouding te houden die de reële waarde van de activa die zij bezit, weergeeft.

In een arrest van 3 oktober 2013 schuift het Europees Hof dit principe opzij en stelt ze de belastingplichtige, een Belgisch bedrijf dat de positie van de administratie betwistte, in het gelijk.

Het bedrijf werd in het gelijk gesteld voor de Rechtbank van eerste aanleg en voor het Hof van Beroep van Brussel. Er werd niet betwist dat de aankoopprijs van de aandelen duidelijk lager was dan de reële waarde, ook al werden de aandelen opnieuw verkocht 38 dagen na de aankoop aan een prijs van 3.400 keer hoger dan de aankoopprijs.

Niettemin heeft het Hof van Beroep vastgesteld dat het bedrijf de aandelen niet tegen hun reële waarde had geboekt, maar aan hun historische aankoopkost, en dit conform de Belgische boekhoudkundige reglementering. Het Hof van Beroep heeft vastgesteld dat de boekhoudkundige reglementering de verplichting om de historische aankoopkost opzij te schuiven ten voordele van de reële waarde, slechts oplegde in uitzonderlijke gevallen, die in dit geval niet aanwezig zijn. Het Hof van Beroep bevestigde bijgevolg het vonnis in eerste instantie.

De Belgische Staat stelde cassatieberoep in tegen het arrest van het Hof van Beroep, door te stellen dat de boekhoudkundige reglementering zou verplichten om van het principe van de boeking van activa tegen aankoopprijs af te wijken, wanneer de prijs duidelijk niet overeenkomt met de reële waarde van de betrokken goederen en zo een vervormd beeld geeft van het vermogen van het bedrijf.

Het Hof van Cassatie besliste om een prejudiciële vraag te stellen aan het Europees Hof van Justitie teneinde te weten te komen of de vierde Boekhoudrichtlijn moest geïnterpreteerd worden in die zin dat ze verplicht om af te wijken van het principe van de boeking van activa tegen aankoopprijs en deze te boeken tegen hun reële waarde wanneer de aankoopprijs duidelijk niet overeenkomt met de reële waarde van de betrokken goederen, en hierdoor een vervormd beeld van het vermogen wordt gegeven.

In dit geval werden de aandelen een maand na hun aankoop opnieuw verkocht tegen een prijs die 3.400 keer hoger lag dan hun aankoopprijs….

Het fiscaal voordeel voor de administratie is dat de boeking aan hun reële waarde aan de Belgische autoriteiten toelaat het betrokken bedrijf te belasten tegen de meerwaarde die gecreëerd werd door het verschil tussen de reële waarde van de aandelen en hun aankoopprijs.

Het Europees Hof begint met te herhalen dat de toepassing van het principe van getrouwe beeld moet geleid worden door de algemene principes van de richtlijn en meer bepaald de voorzichtigheidsprincipes.

Op basis van dit principe mogen enkel de winsten die op de datum van de afsluiting van de balans gerealiseerd werden, ingeschreven worden. Het principe van het getrouwe beeld moet ook begrepen worden in het licht van het principe op basis van hetwelke de evaluatie van de posten in de jaarrekeningen zich baseert op de aankoopprijs.

In toepassing van dit principe is het weldegelijk de historische kostprijs en niet de reële waarde die als basis dient voor de evaluatie van de activa.

Het Europees Hof werpt op dat er zeker uitzonderlijke gevallen zijn die een afwijking van deze bepaling rechtvaardigen opdat een getrouwe beeld zou worden gegeven.

Net zoals het Belgisch bedrijf en de Commissie is het Hof echter van mening dat de onderwaardering van activa in de bedrijfsrekeningen op zich geen uitzonderlijk geval kan vormen die een dergelijke afwijking rechtvaardigt.

Volgens het Hof is de mogelijkheid dat bepaalde activa ondergewaardeerd worden in de bedrijfsrekeningen, als hun aankoopwaarde lager is dan hun reële waarde, slecht het gevolg van de keuze die door de Europese wetgever wordt gemaakt ten voordele van een evaluatiemethode die niet gebaseerd is op de reële waarde, maar op de historische kostprijs.

Het Hof besluit hieruit dat het principe van het getrouwe beeld niet toelaat om af te wijken van het principe van de evaluatie van activa op basis van hun aankoopprijs ten voordele van een evaluatie op basis van hun reële prijs, wanneer de aankoopprijs duidelijk lager is dan hun reële waarde.

Het standpunt van de administratie is dus niet gerechtvaardigd. Dit laat ons toe te besluiten dat de rechtsleer “Artwork Systems” gelukkig niet meer zou moeten gevolgd worden en dat de administratie geen argumenten meer kan halen uit de boekhoudkundige reglementering om tot belasting over te gaan.

Auteur : Pascale Hautfenne

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator