ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

De nieuwe “bescherming” van de reservataire erfgenamen in geval van levensverzekering: opgepast !

De wet van 10 december 2012 die bepaalde aspecten van het burgerlijk erfrecht wijzigt, heeft ook betrekking op de levensverzekeringscontracten. De wet van 10 december 2012 die de wet op de landverzekeringsovereenkomst wijzigt, werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 11 januari 2013 en is dus van kracht sinds 21 januari 2013.

Tot op heden was het in zekere mate mogelijk om reservataire erfgenamen te onterven via een levensverzekeringscontract, op voorwaarde dat het bedrag van de premies proportioneel was met de inkomsten van de overledene die verzekeringsnemer was.

Het is inderdaad zo dat de verzekeringsnemer, door een derde als begunstigde aan te duiden in een levensverzekeringscontract, wist dat de reservataire erfgenamen de inbreng of de aftrek van de door hem betaalde premies niet konden vragen, tenzij als deze duidelijk overdreven waren rekening houdend met zijn financiële situatie.

Conform artikel 124 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst, nieuwe versie, is de aftrek en het verband, in geval van overlijden van de verzekeringsnemer, van toepassing op de verzekeringsprestatie zelf, als het nu gaat om kapitaal, gegarandeerd of niet, van gestorte premies, of om inkomsten, en zonder de voorwaarde van duidelijke disproportie van premies in vergelijking met de levensloop van de overledene. Het levensverzekeringscontract wordt nu dus gelijkgesteld met een testamentair legaat op burgerlijk vlak; tot op vandaag was het dat enkel op fiscaal vlak.

Deze nieuwe tekst lijkt de reservataire erfgenamen te beschermen (ten koste van een nieuwe vrijheidsbeperking om over de goederen van de overledene te beschikken, een vrijheid die reeds sterk beperkt is door de regels van het Burgerlijk Wetboek, en waarvan het levensverzekeringscontract bijna de enige uitzondering vormde die vatbaar was voor elk type van patrimonium, zelfs de bescheiden).

Maar is dit werkelijk het geval?

In realiteit zal de remedie in vele gevallen erger zijn dan de pijn en zal het in alle wettelijkheid de financiën van de erfgenamen, die reeds onderhevig zijn aan de successierechten op hun deel, een genadeslag toedienen...

Onder het mom van “bescherming” van de reservataire erfgenamen tegen eventuele “kunstgrepen” van derden met de bedoeling de erfenis via het afsluiten van levensverzekeringscontracten naar zich toe te trekken, verzorgt de Staat op heimelijke wijze haar eigen financiën en laat ze de erfgenamen het werk (meer dan) in haar plaats doen.

Laten we een voorbeeld nemen die zo frequent is in de praktijk. Een in België verblijvende belastingplichtige heeft kinderen uit een eerste huwelijk. Hij start daarna, zonder een huwelijkscontract of samenlevingscontract af te sluiten, een huishouden met iemand anders die voor hem dus een “derde” is gezien vanuit het oogpunt van successierechten, en wiens relatie met de kinderen van deze derde gespannen zijn. De belastingplichtige onderschrijft een levensverzekeringscontract in een land dat geen successierechten heft op de storting van het kapitaal als de onderschrijver in België verblijft (ze bestaan in groten getale), en duidt zijn nieuwe echtgenoot aan als begunstigde, ten nadele van zijn eigen kinderen.

Bij het overlijden van deze belastingplichtige zal het Belgisch successierecht, zowel burgerlijk als fiscaal, van toepassing zijn op zijn erfenis. De tweede echtgenoot is dus 80% van de rechten op het ontvangen kapitaal verschuldigd tegenover de Belgische Staat en de erfgenamen hebben het recht, dankzij de nieuwe bepaling van “bescherming” van hun rechten, (gemakkelijk) hun voorbehouden erfdeel in te roepen teneinde de aftrek van de legaten te vragen die aan de tweede echtgenoot werden toegekend.

Geïnformeerd, vaak met vertraging, over het bestaan van het levensverzekeringscontract, en om een aftrek van de legaten te verkrijgen, spannen ze dus een proces aan tegen de tweede echtgenoot die … intussen het kapitaal in alle wettelijkheid heeft verkregen in het buitenland en ervoor zorgt dat hij België verlaat zonder een adres na te laten.

Gesterkt door hun goed recht, zetten de erfgenamen hun procedure verder en krijgen ze in dit geval een gunstig maar onuitvoerbaar vonnis, omdat de tweede echtgenoot in het beste geval zijn insolvabiliteit heeft geregeld en in het slechtste geval gewoon verdwenen is.

Ze zullen niet verrast zijn wanneer de Belgische Staat, die door de diensten van de registratie werden geïnformeerd van het bestaan van het vonnis, de 80% van de rechten die verschuldigd zijn door de tweede echtgenoot op het buitenlands kapitaal en die de beschikbare quotiteit vertegenwoordigen, van hen vordert, bovenop de 30% rechten die zij zelf moeten betalen op hun eigen reservatair gedeelte … Artikel 70 van het Wetboek op de Successierechten voorziet inderdaad een solidariteit tussen de erfgenamen voor wat betreft de betaling van de rechten die door de legatarissen aan de Staat verschuldigd zijn!

Het is zeker dat deze bepaling in 2010 in strijd met de Grondwet werd verklaard door het Grondwettelijk Hof, als de erfgenamen “niks” krijgen in de successie – bijvoorbeeld als de totaliteit van het patrimonium getransfereerd werd in een levensverzekeringscontract – maar ze blijven niettemin gehouden op hun eigen reservatair gedeelte, zelfs als dit feitelijk sinds jaren verdwenen is, terzelfdertijd als de tweede echtgenoot...

En wat als de erfgenamen weldegelijk “iets” hebben verkregen in de erfenis, naast het levensverzekeringscontract dat “naar andere oorden is getrokken”? De wet werd niet aangepast sinds dat arrest van 2010 van het Grondwettelijk Hof, en zelfs al moet de Staat in theorie afstand doen van het opeisen van de 80% rechten, ze behoudt in ieder geval de mogelijkheid om zich simpelweg tot de erfgenamen te richten om te vragen dat zij de betaling uitvoeren van op z'n minst de door hen verschuldigde rechten op sommen die ze hoogstwaarschijnlijk nooit meer zullen kunnen terugkrijgen.

In situaties van familiale conflicten waar het gevoel van frustratie de erfgenamen zal aanzetten tot het pogen om, koste wat het kost, hun voorbehouden gedeelte in het kapitaal dat hen ontzegd werd, terug te krijgen, zal deze wet ter “bescherming” van de reservataire erfgenamen met andere woorden, het bestaan van buitenlandse levensverzekeringscontracten die niet werden aangegeven op het ogenblik van het overlijden, op een meer efficiënte manier aan de Belgische Staat kunnen onthullen dan de nieuwe aangifteverplichting hiervan in de jaarlijkse fiscale aangifte. En bovendien zal zij de Belgische Staat toelaten om, in alle wettelijkheid, de successierechten op bezittingen die zij waarschijnlijk nooit zullen zien, bij de erfgenamen te innen, na hen daarenboven ook nog de last van alle opzoekingswerkzaamheden opgelegd te hebben.

Auteur : Severine Segier

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator