ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Belasting op basis van indiciën: wat zijn de tekenen en indiciën dat er een hogere graad van gegoedheid is dan de aangegeven inkomsten?

Artikel 341 van het Wetboek van inkomstenbelastingen laat de administratie toe om de belastbare grondslag van de belastingplichtigen te bepalen op basis van « tekenen of indiciën waaruit een hogere gegoedheid is dan wat blijkt uit de aangegeven inkomsten ». Zo mag de administratie, in geval van een niet-gerechtvaardigd tekort, ervan uit gaan dat de hogere gegoedheid van de belastingplichtige haar oorsprong vindt in de niet-aangegeven belastbare inkomsten. Bijgevolg is zij gerechtigd om de aangegeven belastbare grondslag te vervangen door een grondslag die geschat werd op een manier die coherent is met haar vaststellingen.

Een voorbeeld, iemand die een jaarlijks belastbaar inkomen van 30.000€ per jaar aangeeft en die met een luxewagen ter waarde van 150.000€ rijdt, zou kunnen belast worden op basis van een opnieuw geëvalueerd belastbaar inkomen in functie van de uitgevoerde uitgave, zijnde 180.000€, indien hij de oorsprong van de fondsen die hij aan de aankoop van de wagen niet zou kunnen rechtvaardigen.

In de praktijk zijn alle gevallen van tekorten echter niet zo evident. Dan stelt zich de vraag te weten wanneer de tekenen en indiciën voldoende zijn om de administratie toe te laten om de procedure van belasting op basis van indiciën te gebruiken.

Het Hof van beroep van Gent werd in een arrest van 27 mei 2014 (R.G. n° 2012/AR/865, www.fiscalnet.be) gevraagd om positie in te nemen over deze vraag. In dat geval liet de belastingplichtige gelden dat het tekort dat door de administratie werd berekend te beperkt was om artikel 341 van het Burgerlijk wetboek toe te passen. Het tekort bedroeg ongeveer twee miljoen euro, een bedrag dat volgens de administratie te groot was volgens de inkomsten die door de belastingplichtige werden aangegeven.

Het Hof van beroep startte met het herhalen van het principe door te verwijzen naar de voorbereidende werken van de wet: het bewijs door tekenen en indiciën van gegoedheid mogen slechts gebruikt worden als de vastgestelde welvaart duidelijk groter is dan de aangegeven inkomsten.

Het Hof onderstreept ook dat de techniek van het bewijs door tekenen en indiciën van gegoedheid slechts een schatting is. In haar appreciatie moet de administratie en, in fine de magistraat, dus rekening houden met feitelijke omstandigheden en meer bepaald: de onmogelijkheid voor de belastingplichtigen om al hun uitgaven te bewijzen, door het feit dat de betwiste sommen afkomstig kunnen zijn van niet-belastbare inkomsten, maar ook van de levenswijze, en startend van het bedrag van uitgaven dat aanzienlijk kan variëren van persoon tot persoon.

In dit geval meende het Hof dus dat een tekort van 1.858,82€ te klein was om de administratie toe te laten artikel 341 van het Burgerlijk wetboek toe te passen en dit, ondanks dat het bedrag belangrijk leek in verhouding tot de inkomsten die door de belastingplichtige werden aangegeven.

Daarentegen weerhield het Hof voor de volgende oefening het tekort van 6.573,84€ dat als substantiëler werd beschouwd.

Dit arrest heeft de verdienste de gebruiksprincipes van deze bijzondere bewijsmethode opnieuw te bevestigen. Het laat ook toe om de breedte van de appreciatiemarge te stellen die aan de administratie wordt gegeven en, in geval van geschil voor de Hoven en rechtbanken, om de bewijswaarde van de opgeworpen indiciën te bepalen.

De vraag te weten wanneer een indicator zal beschouwd worden als voortkomend uit een « duidelijk » superieure gegoedheid dan deze die blijkt uit de aangegeven inkomsten wordt dus door geen enkele duidelijke regel opgelost. We kunnen er zonder twijfel van uit gaan dat het bedrag niet te laag moet zijn en dit zelfs wanneer de aangegeven inkomsten weinig omvangrijk zijn.

In elk geval zal de belastingplichtige, die geconfronteerd wordt met de bedreiging van een belasting op basis van indiciën, zoveel mogelijk feitelijke elementen moeten verzamelen teneinde het toereikende karakter van de verzamelde indiciën en het belastbare karakter van de veronderstelde inkomsten te ontkennen. Als we het voorbeeld nemen van de belastingplichtige met zijn sportwagen, zal hij dus het feit kunnen inroepen dat deze aankoop mogelijk werd gemaakt door schenkingen die hij heeft gekregen, door het aangaan van een lening, door vooraf gedane besparingen, door liquiditeiten verkregen via erfenis, door fondsen afkomstig van de verkoop van een aandelenportefeuille, .... Dergelijke rechtvaardigingen zullen uiteraard steeds moeten ondersteund worden door bewijsstukken om efficiënt te kunnen zijn.

Auteur : Pauline Maufort

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator