ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Bijkomende heffing van 4% op de roerende inkomsten en vak 1440/2440 van de fiscale aangifte 2013: de "fout" is toegestaan als het niet gepaard gaat met een "bedrieglijk opzet"!

Er is reeds veel inkt gevloeid over het vak 1440/2440 van de fiscale aangifte met betrekking op het inkomstenjaar 2012.

Voor dat inkomstenjaar werd een bijkomende heffing van 4% aangerekend op bepaalde roerende inkomsten, dit ten laste van de belastingplichtigen die dividenden en intresten innen waarvan het totale nettobedrag hoger is dan 13.675,00 EUR (20.020 EUR voor de inkomsten 2012): deze zullen verschuldigd zijn op het gedeelte dat deze grens van een bijkomende heffing op de roerende inkomsten van 4% overschrijdt.

De heffing betreft enkel de dividenden en intresten en niet de andere roerende inkomsten, de vrijgestelde inkomsten of nog de diverse inkomsten van roerende aard. Roerende inkomsten zoals er zijn auteursrechten zijn dus niet onderworpen aan deze nieuwe bijdrage.

De grens wordt berekend zonder rekening te houden met bepaalde inkomsten zoals de liquidatieboni, de intresten op staatsbons van november 2011 en ook kapitaalsinkomsten die geen intresten of dividenden zijn.

De inkomsten die niet worden beoogd bij de berekening van de grens mogen overigens ook niet dienen als berekeningsbasis voor de bijkomende heffing van 4%. Maar, niet alle inkomsten waarmee bij de berekening van de grens werd rekening gehouden, zijn onderworpen aan de bijkomende heffing van 4% op de roerende inkomsten (in het bijzonder de dividenden en intresten die onderworpen zijn aan het tarief van 10 of 25% - terwijl dat deze laatste in eerste instantie verrekend worden op het vrijgestelde gedeelte van 20.020 EUR – of nog de inkomsten uit gereglementeerde spaarrekeningen die onderworpen zijn aan het tarief van 15% voor de schijf die de eerste vrijgestelde schijf van 1.250 EUR overschrijdt (1.830 EUR na indexering voor de inkomsten 2012).

De wetgeving die van kracht is voor de inkomsten 2012 voorziet dat de belastingplichtigen die roerende voorheffing verschuldigd zijn de informatie met betrekking tot dividenden en intresten die zij toekennen of toegekend worden, moeten overmaken aan een Centrale Aanspreekpunt door de begunstigden van de inkomsten bekend te maken.

Er zal geen uitzondering op deze nieuwe regel gemaakt worden wanneer de begunstigde van de inkomsten zal geopteerd hebben voor een afhouding aan de bron van de bijkomende heffing van 4% op zijn roerende inkomsten, naast de roerende voorheffing (uiteraard op de inkomsten die daar aan onderworpen zijn).

Als de belastingplichtige niet gekozen heeft voor een afhouding van de bijkomende heffing aan de bron, zal dit gebeuren bij de berekening van de personenbelasting op basis van de gegevens die op de aangifte van personenbelasting werden ingevuld, aangevuld indien nodig met de gegevens van het Centrale Aanspreekpunt. Dit zal gebeuren wanneer de grens van 20.020 EUR overschreden wordt. Men moet hierbij onthouden dat het Centrale Aanspreekpunt automatisch de gegevens met betrekking tot elke belastingplichtige zal overmaken, waaronder ook het totaal aan roerende inkomsten dat voor een belastbare periode de hiervoor vermelde grens overschreden heeft en welke aan het aanspreekpunt werd meegedeeld.

Deze wijzigingen hebben dus gezorgd voor een kleine revolutie op het vlak van de inhoud van de fiscale aangifte van de Belgische belastingplichtige: de belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de personenbelasting zijn ertoe gehouden om, voor de inkomsten 2012, hun roerende inkomsten in hun fiscale aangifte aan te geven, alsook hun diverse inkomsten van roerende aard, behalve als het gaat om intresten en dividenden waarvoor de bijkomende heffing van 4% aan de bron werd afgehouden.

Deze nieuwe aangifteverplichting betreft de dividenden, intresten, inkomsten uit pacht, gebruik en concessie van roerende goederen, de inkomsten uit lijfrentes of tijdelijke rentes die niet uit pensioenen bestaan en die na 1 januari 1962 werden gevestigd onder bezwarende titel ten laste van één of andere rechtspersoon of onderneming, de inkomsten afkomstig uit de overdracht of de concessie van auteursrechten en naburige rechten, alsook de wettelijke en verplichte licenties waarop de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en naburige rechten betrekking heeft of waarop gelijkaardige bepalingen van buitenlands recht betrekking hebben.

Men stelt bijgevolg dus vast dat de enige inkomsten die aan deze nieuwe aangifteverplichting ontsnappen, de intresten en dividenden zijn waarop de belastingplichtige de toepassing van de bijkomende bijdrage van 4%, bovenop de gewone roerende voorheffing van 21%, heeft gevraagd.

Dienovereenkomstig zal de belastingplichtige zijn roerende inkomsten van 2012 in zijn fiscale aangifte voor het aanslagjaar 2013 moeten opnemen, maar alleen als hij in totaal meer dan 20.020 EUR (per belastingplichtige) aan roerende inkomsten voor 2012 heeft ontvangen en als de inkomsten die onderworpen zijn aan de voorheffing van 21% (intresten en dividenden) er deel van uitmaken en als hij geen afhouding van de bijkomende heffing van 4% aan de bron heeft gevraagd.

Indien de belastingplichtigen echter niet meer dan 20.020 EUR per belastingplichtige aan roerende inkomsten voor 2012 heeft ontvangen of indien een bijkomende bijdrage van 4% systematisch werd afgehouden op de roerende inkomsten die aan 21% roerende voorheffing belast zijn, dan moet hij de roerende inkomsten niet in zijn aangifte van personenbelasting aangeven.

Indien het totaal aan ontvangen roerende inkomsten hoger is dan het plafond van 20.020 EUR per belastingplichtige, maar dat de bijkomende heffing van 4% - waarvan de afhouding aan de bron hypothetisch werd gevraagd - niet voor alle inkomsten aan de bron werd afgehouden, moet de belastingplichtige desnoods alle roerende inkomsten waarop de bijkomende heffing van 4% nog niet werd afgehouden, in zijn aangifte van personenbelasting vermelden.

Het is in die context dat de code(s) 1440 en/of 2440 in de fiscale aangifte tussenkomen waarin staat: “u heeft geen andere inkomsten dan deze reeds vermeld in uw aangifte ontvangen die aanleiding zouden kunnen geven tot de bijkomende heffing van 4%”.

Het weinig duidelijk zijn van de tekst onder code 1440/2440 van de fiscale aangifte, alsook de soms tegenstrijdige begrippen van administratieve uitleg, hebben sommige specialisten ertoe aangezet om, uit principe, aan te raden alle in 2012 ontvangen roerende inkomsten aan te geven teneinde de fiscale administratie toe te laten het juiste belastingtarief te bepalen die van toepassing is op deze inkomsten.

Door het grote aantal interpretaties, werden vele belastingplichtigen geconfronteerd met vele moeilijkheden om hun fiscale aangifte in te vullen. Deze aangifte moest voor 26 juni of 16 juli 2013 (taks on web) neergelegd zijn, behalve wanneer op een boekhouder beroep werd gedaan.

De fiscale administratie heeft zopas de situatie verduidelijkt door op 8 augustus 2013, dus na dat de termijn voor neerlegging van de fiscale aangifte voor de inkomsten 2012 voorbij is, op haar website een advies te publiceren.

De administratie bevestigt daar dat hij of zij die geen enkel intrest of dividend ontvangen heeft, of waarvan de enige ontvangen intresten afkomstig zijn van een gewoon Belgisch spaarboekje en lager zijn dan 1.830 ER, of die enkel bepaalde andere roerende inkomsten heeft ontvangen, de betrokken hokjes niet moet aanvinken. Deze andere roerende inkomsten zijn “de liquidatieboni, de inkomsten uit de Leterme bons (staatsbons die op 4/12/2011 werden uitgegeven) en de intresten boven 1.830 EUR van gewone Belgische spaarboekjes waarvan de aangifte verplicht is en waarop geen roerende voorheffing werd aangerekend”. Deze laatste categorie betreft, bijvoorbeeld, de roerende inkomsten van buitenlandse oorsprong die niet aan de Belgische roerende voorheffing onderworpen zijn.

Bovendien preciseert de administratie dat de belastingplichtige die vergeten is om het vak 1440/2440 aan te vinken in zijn fiscale aangifte, en dit zou moeten doen, op eenvoudige wijze zijn controledienst hiervan op de hoogte kan brengen per brief, mail of per telefoon. De belastingplichtige zal hiervoor niet gesanctioneerd worden, “als het gaat om een vergetelheid”. De belastingplichtige mag zich hoogstens aan een aanvraag tot informatie van de fiscale administratie verwachten, ten minste, volgens het advies, “als er geen enkel kwaad opzet mee gemoeid is”.

Het advies van 8 augustus 2013 brengt eindelijk, ook al is het veel te laat, de duidelijkheid die door vele belastingplichtigen verwacht werd!

Om te eindigen moeten we het betreurenswaardige gebruik door de administratie van een nieuw beoordelingscriterium voor de houding van de belastingplichtige opmerken: “de kwaadwillige houding”! De terminologie is weinig gepast, gezien het Wetboek op de inkomstenbelastingen zelf verwijst naar de welgekende begrippen als “bedrieglijk opzet” of “met het oogmerk te schaden“, waarvan de inhoud volgens hem door de rechtsleer werd afgelijnd… Men moet er niet aan twijfelen dat dit begrip een bron van onzekerheid zal zijn en onderhevig zal zijn aan de beoordeling van de rechtbanken!

Auteur : Jonathan Chazkal

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator