ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

De inkoop van eigen aandelen : de administratie komt terug op haar betwiste standpunt

Het administratieve standpunt inzake de inkoop van eigen aandelen (Luik, 27 april 2016, T.B. Nr. 2010/RG/1070) zal het Hof van Beroep van Luik gelijk gegeven hebben.

Het is inderdaad dat arrest dat de publicatie gerechtvaardigd heeft van een nieuwe administratieve omzendbrief (2017/C/12 van 15 maart 2017) waarmee de administratie teruggekomen is op haar eerdere standpunt over welke fiscale regeling moet toegepast worden op verrichtingen waarbij eigen aandelen of eigen deelbewijzen worden ingekocht.

Het vorige standpunt, dat in de doctrine fel bekritiseerd werd, was dat de opbrengst die door een overdragende vennootschap gerealiseerd werd in het kader van een inkoop van haar eigen aandelen of deelbewijzen door een andere vennootschap automatisch moest beschouwd worden als een ontvangen dividend, ook al werd de verkrijgende vennootschap niet verondersteld dergelijk dividend te hebben uitgekeerd.

Dit ontvangen dividend kon dus eventueel genieten van het DBI-stelsel indien er in dat geval aan al haar toepasselijke voorwaarden voldaan werd. Daaruit volgde noodzakelijkerwijze een meerbelasting aangezien de DBIs slechts voor 95% aftrekbaar zijn.

Deze interpretatie viel allesbehalve te rijmen met de wetteksten dienaangaande.

Artikel 202WIB bron van het DBI-stelsel zegt inderdaad dat de ontvangen dividenden die gekwalificeerd zijn zoals deze in de zin van artikel 186WIB van de belastbare grondslag van een vennootschap kunnen afgetrokken worden, mits het respecteren van de voorwaarden die het vermeldt.

Deze bepaling beschrijft in hoofde van de vennootschap die haar eigen aandelen verkrijgt het positieve verschil tussen de verkrijgingsprijs of, bij ontstentenis daarvan, de waarde van die aandelen of deelbewijzen, en het gedeelte van de gerevaloriseerde waarde van het werkelijk gestorte kapitaal dat door deze aandelen of deelbewijzen wordt vertegenwoordigd als uitgekeerd dividend.

Dat betekent dat, indien een vennootschap aandelen verkrijgt aan een prijs die hoger is dan hun boekhoudkundig te bepalen waarde, de zo vastgestelde inkoopboni als een uitgekeerd dividend moeten beschouwd worden.

Paragraaf 2 van diezelfde bepaling zorgt echter voor een belangrijke matiging: wanneer deze verkrijging gebeurt onder de voorwaarden die voorgeschreven zijn door het Wetboek van Vennootschappen, kan een dividend slechts worden vastgesteld op het ogenblik dat we effectief in de boekhouding een vermindering van het eigen vermogen van de verkrijgende vennootschap zien, met andere woorden:

  • Ofwel op het ogenblik dat de waardeverminderingen op de verkregen aandelen of deelbewijzen geboekt zijn
  • Ofwel op het ogenblik van de vervreemding van de aandelen of deelbewijzen
  • Ofwel op het ogenblik dat de aandelen of deelbewijzen van rechtswege vernietigd worden of nietig worden verklaard,
  • Ofwel, ten laatste, bij de ontbinding van de vennootschap

Indien er zich geen enkele van deze situaties voordoet tijdens de belastbare periode, kan de opbrengst van de overdracht dus in geen enkel geval gekwalificeerd worden als dividend in de zin van artikel 186WIB.

Aangezien de meerwaarde die door de overdragende vennootschap gerealiseerd wordt niet als dividend in de zin van die bepaling kan gekwalificeerd worden, is artikel 202WIB, de facto, niet van toepassing.

Dat is de stelling die het Hof van Beroep van Luik in haar voorvermeld arrest heeft toegepast.

Volgens het Hof, behandelt het WIB92 de verkrijging van eigen aandelen als een partile vereffening van de vennootschap, maar enkel als en in die mate dat het een vermindering van het eigen vermogen van de vennootschap met zich meebrengt en dat de inkoopboni slechts als een uitgekeerd dividend worden beschouwd op het ogenblik dat de verkrijging van eigen aandelen leidt tot een onttrekking aan de het eigen vermogen van de vennootschap .

Het Hof concludeert daaruit dat, wanneer n van deze vier situaties zich niet voordoet tijdens de belastbare periode, de inkoopboni niet als dividend mogen beschouwd worden. De verrichting moet dus gezien worden als een eenvoudige aandelenoverdracht waarvan de meerwaarde in principe vrijgesteld wordt door artikel 192, 1e van het WIB92.

Dit zijn lessen waar aandacht wordt aan besteed in de nieuwe administratieve omzendbrief :

(...) indien geen enkele van de vier situatie zoals bedoeld in artikel 186, al 2, WIB92, zich heeft voorgedaan tijdens het boekjaar, zullen de inkomsten die de overdragende vennootschap heeft verkregen beschouwd worden als een meerwaarde die gerealiseerd werd op de aandelen of deelbewijzen .

We kunnen deze administratieve ommekeer, die voorziet in het enige standpunt dat verenigbaar is met de wetteksten, alleen maar toejuichen.

Thema : Aandelen

Auteur : Pauline Maufort

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator