ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

«DLUter» : Het Koninklijk Besluit waarin de nieuwe formulieren voor de regularisatieaangifte worden goedgekeurd, werd gepubliceerd, maar geeft niet de duidelijkheid die verwacht werd!

Sinds 15 juli 2013 werd de procedure van «fiscale regularisatie» gewijzigd.

Het toepassingsveld van de wet werd uitgebreid: de procedure is vanaf nu niet alleen open voor fysieke personen die in België en het buitenland wonen (die hun situatie tegenover de Belgische fiscus zouden wensen te regulariseren), maar ook voor de rechtspersonen (commerciële vennootschappen, vennootschappen van gemeenrecht, VZW's, verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid als ook stichtingen.

De inbreuken die door de nieuwe wetgeving worden bedoeld, werden ook uitgebreid. De nieuwe wet voorziet verschillende tarieven al naargelang het gaat om een aangifte van een niet-verjaarde gewone fiscale fraude, een niet-verjaarde ernstige en georganiseerde fiscale fraude of nog om een verjaarde gewone of ernstige en georganiseerde fiscale fraude

In het eerste geval (niet-verjaarde gewone fiscale fraude), zal de aangever de omzeilde belastingen (bijkomende centimen of complementaire crisisbijdrage inbegrepen), verhoogd met 15%, moeten betalen. Men heeft het hier over de sommen, waarden, kapitalen of inkomsten die niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een fiscale aangifte of successie. Dit tarief geldt zowel voor de belasting van fysieke personen als de successierechten, maar ook de BTW. De nieuwe wet preciseert ook nog dat indien de omzeilde BTW geregulariseerd werd met de omzeilde belasting op de beroepsinkomsten, de boete van 15% slechts één keer op deze twee belastingen zal verschuldigd zijn.

In het tweede geval (niet-verjaarde ernstige en georganiseerde fiscale fraude) zal de aangever de omzeilde belasting (bijkomende centimen of complementaire crisisbijdrage inbegrepen), verhoogd met 20% verschuldigd zijn. Opnieuw is de aard van de omzeilde belasting niet van belang. Men heeft het hier over de kapitalen komende van een ernstige en georganiseerde fiscale fraude, vertrouwensmisbruik, misbruik van vennootschapsgoederen, oplichting, valsheid in geschrifte.

In het Belgische recht kan ernstige en georganiseerde fiscale fraude omschreven worden als «deze die bestaat uit een ontwijking of een onwettige terugbetaling van belastingen die op basis van een valsheid in geschrifte wordt uitgevoerd en begaan bij het uitvoeren van een montage die hiervoor werd opgesteld, bestaande uit een erfenis van overdrachten en/of de tussenkomst van één of meerdere tussenpersonen, alsook het beroep doen, op nationaal of internationaal niveau, op simulatie- of dissimulatiemechanismen, met name vennootschapsstructuren of rechtsfiguren» (parlementaire werken (Doc. parl., Kamer, gewone zitting., 2006-2007, n°3058/1, pp. 51 en 52.) en het Koninklijk Besluit van 03.06.2007 (Belgisch Staatsblad, 13.06.2007, p. 31896)).

Bovendien werd een lijst van indicatoren gepubliceerd om te helpen bij het detecteren van mechanismen van ernstige en georganiseerde fiscale fraude en waarover de vakmensen de Cel voor financiële informatieverwerking moeten informeren. Deze lijst werd opgenomen in een Koninklijk Besluit van 03.06.2007. We vinden daarin, onder andere, het gebruik van dekmantelfirma's, het beroepen op stromannen, het beroepen op doorsluisrekeningen, financiële verrichtingen met een internationale dimensie, ...

Ten slotte, in het derde geval (verjaarde gewone of ernstige en georganiseerde fiscale fraude) zal de aangever een voorheffing van 35% moeten betalen op het kapitaal dat hij via de fiscale inbreuken gekregen heeft. Het is dus weinig van belang of het om een gewone of een ernstige en georganiseerde fiscale fraude gaat. Dit tarief is tevens van toepassing als de verjaarde kapitalen via de storting van één of meerdere premies in een levensverzekeringscontract werden ondergebracht.

De wet zorgt eindelijk voor een regularisatie van de sociale fraude, aan het tarief van 15% van de geregulariseerde beroepsinkomsten. Deze regularisatie, open voor zelfstandigen, viseert de niet-verjaarde sociale bijdragen verbonden aan geregulariseerde niet-verjaarde beroepsinkomsten.

De fiscale regularisatie zal aan de uitvoerder toelaten om te genieten van een fiscale immuniteit die beperkt is tot de belastingen die geregulariseerd werden (deze immuniteit heeft slechts zin als deze de niet-verjaarde fiscale inbreuken betreft). Naast deze immuniteit zal er ook de strafrechtelijke immuniteit zijn in hoofde van de inbreukpleger, maar deze immuniteit zal beperkt zijn tot de inbreuken gerelateerd aan sommen, waarden, kapitalen of inkomsten die geregulariseerd werden. De inbreukpleger, enkel deze laatste, zal bovendien kunnen genieten van een immuniteit onder bepaalde voorwaarden voor de bijkomende inbreuken verbonden aan deze inbreuken (misbruik van vennootschapsgoederen of valsheid in geschrifte, verbonden aan de ernstige en georganiseerde fraude die complexe mechanismen of procedures met internationale dimensie invoeren, wat de begane inbreuken «met het oog op het uitvoeren of het vergemakkelijken» van een fiscaal misdrijf).

Men zal nog verduidelijken dat het opzetten van een regularisatieprocedure de rechten van derden (zoals schuldeisers) op burgerlijk vlak niet zal aantasten, wat betekent dat een burgerlijke procedure daarna nog mogelijk is.

De wet bepaalt en legt de tarieven vast die van toepassing zijn op de verschillende hypotheses. Ze legt echter geen enkele modaliteit van aangifte vast van bedragen die moeten geregulariseerd worden, noch de bepalingsmethode voor dit «kapitaal dat via de gepleegde fiscale inbreuken werd bekomen».

We zullen ook vaststellen dat de wet daarentegen geen specifiek regime omschrijft dat van toepassing is op «de inkomsten die op fiscaal vlak verjaard zijn» ...

Welke ook de regularisatiehypothese is die wordt beoogd, de regularisatieaangifte zal met een korte uitleg over het fraudeschema moeten samen gaan, alsook van de grootte en de oorsprong van de geregulariseerde kapitalen en inkomsten, van de periode tijdens dewelke de kapitalen en inkomsten ontstaan zijn en van de financiële rekeningen die voor de geregulariseerde bedragen werden gebruikt.

Van zodra het regularisatieattest aan de aangever zal overhandigd zijn, zal het Contactpunt regularisatie de Cel voor financiële informatieverwerking op de hoogte brengen van de financiële gegevens van de regularisatie waartoe werd besloten en zal het een kopie van het regularisatieattest met bijlagen (met uitzondering van het fraudeschema) overmaken. Er wordt ten slotte gepreciseerd dat de CFI zich enkel verantwoordelijk is voor de controle van wat er niet gebeurd is bij het plegen van de inbreuken gerelateerd met de wetgeving ter preventie van witwaspraktijken.

Geconfronteerd met de onzekerheden omtrent de nieuwe wet, hoopten de praktijkmensen duidelijkheid te krijgen via een Koninklijk Besluit.

Het verwachte Koninklijk Besluit werd goedgekeurd op 11 juli 2013 en wijzigt het Koninklijk Besluit van 9 maart 2006 (vastlegging van de formuliermodellen te gebruiken in uitvoering van artikel 124 van de programmawet van 27 december 2005).

We merken er de invoeging op, met betrekking tot het vorige formulier (gebruikt tot 14 juli 2013) van een nieuw in te vullen gedeelte «AARD EN BEDRAG VAN DE AANGEGEVEN SOMMEN» .

Het Koninklijk Besluit voorziet vervolgens verschillende aangiftes, die door de aangever moeten ondertekend worden bij het het overgaan tot onderscheiden volgens hetgeen de ondertekenaar van de regularisatieaangifte verklaart.

De aangever moet bovendien attesteren dat de geregulariseerde inkomsten niet afkomstig zijn van een inbreuk zoals omschreven in artikel 505 van het Strafwetboek, behalve wanneer deze inkomsten enkel en alleen werden verkregen via inbreuken zoals omschreven in de artikelen 73 en 73bis van het BTW-wetboek, in de artikelen 133 en 133bis van het Wetboek der successierechten, in de artikelen 206 en 206bis van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten of in de artikelen 207/1 en 207bis van het Wetboek diverse rechten en taksen.

Men zal er nog spijt van hebben dat dit Koninklijk Besluit geen precieze criteria vastlegt die toelaat met precisie de te respecteren methodologie te bepalen teneinde het of de bedragen die door de belastingplichtige moeten aangegeven worden in zijn regularisatieaangifte, te identificeren.

Het is aan deze laatste om zich met ervaren praktijkmensen te omringen, teneinde precies te kunnen evalueren wat de implicaties zijn van de bepalingen die hij in zijn regularisatieaangifte zal opnemen, en van de gegevens die hij in bijlage aan zijn regularisatieaangifte wenst te geven.

Auteur : Melanie Daube

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator