ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Levensverzekeringsovereenkomsten en erfenis: sinds 11 september 2017 zijn de burgerlijke regels veranderd

In een vorige uitgave van IDEFISC kreeg u een samenvatting van de belangrijke burgerlijke hervorming inzake successierechten. Regels die even belangrijk zijn als deze van bijvoorbeeld de reserve, de testeervrijheid en erfovereenkomsten, werden aangepast aan de evolutie van de maatschappij.

De wet van 4 april 2014 houdende de burgerlijke regeling van de levensverzekeringsovereenkomst heeft daarbij een belangrijke wijziging ondergaan die de begunstigden van een schenking of een legaat enerzijds en de begunstigden van een kapitaal dat bij overlijden wordt uitgekeerd via een levensverzekering anderzijds, op gelijke voet probeert te zetten.

Vóór de goedkeuring van de wet van 10 december 2012 was het mogelijk om zijn reservataire erfgenamen « te onterven », door een levensverzekeringspolis te onderschrijven in eigen naam en op zijn hoofd, maar met aanduiding van een derde als begunstigde bij overlijden, en dit zelfs voor belangrijk deel van het vermogen. Ook al bestonden er tussen gehuwde personen bepaalde regels van verdeling na overlijden die redelijk efficiënt waren (bijvoorbeeld indien de premies hoger waren dan de normale capaciteiten van de erflater), dan beschikten de andere reservataire erfgenamen (vooral de kinderen) slechts over beperkte rechtsmiddelen tegenover de derde die op die wijze werd begiftigd door de erflater, terwijl ze aanspraak hadden kunnen maken op en het verslag en de vermindering, en de begiftiging, als het een "gewone” schenking of legaat zou geweest zijn.

Sinds 2013 zijn de kapitalen die toegekend worden aan begunstigden bij overlijden in uitvoering van levensverzekeringsovereenkomsten die ontbonden worden ten gevolge van het overlijden van de erflater reduceerbaar geworden, maar zonder dat ze in de erfenis kunnen ingebracht worden – behalve indien de polishouder van de levensverzekeringsovereenkomst uitdrukkelijk het tegenovergestelde had omschreven, wat heel zelden het geval was in de praktijk.

Iemand begunstigen bij wijze van toekenning van een kapitaal bij overlijden via een levensverzekering bleef dus gevoelig verschillen, op burgerlijk vlak, van de gevolgen van een schenking of legaat ten voordele van die persoon: de reservataire erfgenamen hadden het recht een vermindering van het kapitaal bij overlijden tot het beschikbare gedeelte te vragen, maar dit werd berekend zonder inbreng, dit betekent zonder vooraf het gezegde kapitaal te integreren.

Opdat het kapitaal bij overlijden zou kunnen ingebracht worden, is het voortaan niet meer nodig dat de erflater dit uitdrukkelijk heeft omschreven: dit zal automatisch zo zijn. De erflater kan nog steeds wensen dat er voor die kapitalen bij overlijden vrijstelling van inbreng is, maar dat zal hij dit uitdrukkelijk moeten vermelden. De regels werd dus omgedraaid.

De kapitalen bij overlijden worden bijgevolg burgerrechtelijk op dezelfde manier behandeld als de schenkingen die de erflater bij leven heeft gedaan of net zoals de legaten (die, in de regel, even reduceerbaar zijn als vatbaar voor inbreng, zonder uitdrukkelijke vrijstelling).

Deze nieuwe bepaling is echter slechts van toepassing op aanduidingen van begunstigden bij overlijden die gebeurd zijn na 11 september 2017. De oude contracten blijven dus aan het oude stelsel onderworpen, ofwel tot op het ogenblik van hun ontbinding, ofwel tot op het ogenblik dat – hypothetisch gezien – de verzekeringsnemer zou beslissen om een nieuwe begunstigde aan te stellen in het kader van een bestaand contract.

Als tegenprestatie voor de uitbreiding van de vrijheid om te beschikken (het beschikbaar gedeelte is op vandaag de helft van het vermogen en hangt niet meer af van het aantal erfgenamen), probeert de wet voortaan ervoor te zorgen dat de erfgenamen meer kans hebben op gelijkheid onder hen, meer bepaald door de behandeling van kapitalen bij overlijden, vanuit een burgerlijk oogpunt, op gelijke voet te zetten met de behandeling van schenkingen en legaten.

Als de poging al lovenswaardig te noemen is, heeft de wetgever echter uit het oog verloren dat de levensverzekeringsovereenkomsten die door de wijziging van deze regel getroffen worden op vandaag alsmaar zeldzamer worden (want in die hypothese zijn de begunstigden bij overlijden onderworpen aan de betaling van hoge successierechten, volgens hun verwantschap met de verzekeringsnemer; die contracten zijn dus fiscaal gezien niet voordelig).

Op vandaag ruimen de "oude" contracten voorzorg meer en meer de plaats voor contracten van vermogensplanning, die opgemaakt worden met het oog op het verminderen van de last van successierechten en die veelal de volledige of gedeeltelijke ontbinding van de contracten inhoudt, vóór het overlijden van de verzekeringsnemers, in welk geval deze nieuwe regels uiteraard niet van toepassing zijn, bij gebrek aan ontbinding voor reden van overlijden.

Thema : Successierechten

Auteur : Severine Segier

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator