ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Belasting op beursverrichtingen : niet van toepassing op niet-gesimuleerde buitenlandse juridische constructies

DE TBV is een forfaitaire heffing op zowel de aankoopverrichtingen als de verkoopverrichtingen die worden uitgevoerd op de secundaire markt wanneer ze betrekking hebben op Belgische of buitenlandse effecten.

De programmawet van 25 december 2016 heeft ervoor gezorgd dat de belasting voortaan ook van toepassing is wanneer orders uitgegeven worden door een schenker die in België gevestigd is en ze via een buitenlandse rekening werden behandeld.

Sinds 1 januari 2017 worden de verrichtingen ook geacht afgesloten of uitgevoerd te zijn in België en zijn ze dus onderworpen aan de belasting wanneer de order "rechtstreeks of onrechtstreeks" door een natuurlijke persoon die zijn gebruikelijke woonplaats heeft in België "wordt gegeven aan een tussenpersoon die gevestigd is in België".

De nieuwe wet is dus gericht op het geval waarin de order rechtstreeks wordt gegeven maar ook het geval waarin de order "onrechtstreeks" door een Belgische burger wordt gegeven.

De minister van financiën had tijdens de voorbereidende werkzaamheden laten verstaan dat de hypothese zou bedoeld worden waarin de order wordt gegeven door een juridische constructie (bijvoorbeeld een trust of stichting) waarachter een Belgische burger zit die er de effectieve begunstigde van zou zijn.

Het was dus duidelijk dat de minister van financiën wou dat de draagwijdte van de nieuwe wet zo breed mogelijk zou zijn.

We kunnen alleen maar die conclusie trekken op basis van de tekst zoals deze werd gestemd en van kracht is sinds 2017.

We moeten herhalen dat de bepaling betreffende de belasting op beursverrichtingen in het Wetboek van diverse rechten en taksen staat.

Zoals haar naam het zegt, herneemt dit wetboek een reeks bepalingen en diverse taksen en is deze volledig onafhankelijk van het Wetboek van inkomstenbelastingen, net zoals van andere wetboeken zoals het Wetboek van successierechten of het Wetboek van registratierechten of nog het BTW-wetboek.

In dit verband, en bij gebrek aan een uitdrukkelijke verwijzing in de bepaling van het Wetboek van diverse rechten en taksen over de opneming van het begrip juridische constructie die sinds de nieuwe wet op de Kaaimantaks in het Wetboek van inkomstenbelastingen staat, lijkt het ons volledig uitgesloten om te kunnen stellen, door een assimilatie en een uitbreiding bij analogie, dat de wetgever met de termen "onrechtstreeks" deze bepalingen betreffende juridische constructies heeft bedoeld die omschreven staan in het Wetboek van inkomstenbelastingen.

Geen enkele verwijzing bij analogie kan gemaakt worden, tenzij het Wetboek van diverse rechten en taksen dergelijke verwijzing zou vermelden in het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 om het begrip "onrechtstreeks" te begrijpen.

Het beginsel van wettigheid van de belasting, dat opgenomen is in artikel 170 van de Grondwet, houdt in dat de wetgever de eerste en enige is die kan beslissen over de materie en over de belastingplichtige die belastbaar zal zijn met de belasting die erin is opgenomen.

De doelstellingen van de wetgeving of de fiscale reglementering moeten inderdaad bepaald worden met respect voor de grondwetsbepaling van wettigheid van belasting dat voorzien is in artikel 170 van de Grondwet. Uit deze grondwetsbepaling vloeien meer bepaald de beginselen van restrictieve interpretatie van de belastingwet, het verbod van interpretatie bij analogie en teleologische interpretatie van de wet voort.

In toepassing van deze bepalingen en beginselen, en bij gebrek aan duidelijke verwijzing naar het Wetboek van inkomstenbelastingen en in het bijzonder naar het begrip van juridische constructie, kan de bevestiging van de minister tijdens de voorbereidende werkzaamheden niet voldoende zijn om de toepassing van de belasting uit te breiden naar begunstigden van juridische constructies.

De minister heeft dit onlangs moeten erkennen toen hem hierover een parlementaire vraag werd gesteld. Hij heeft toegegeven dat er een zekere verwarring bestond rond de belasting op beursverrichtingen en dat er een wetwijziging nodig zou zijn om alle juridische constructies van een persoon die in België woont aan de TBV te kunnen onderwerpen.

Volgens de minister is de beurstaks enkel verschuldigd als een juridische constructie niet met de werkelijkheid overeenstemt als afzonderlijk vermogen of afzonderlijke juridische entiteit en gesimuleerd is.

Deze ommezwaai in het standpunt van de minister maakt het mogelijk om de situatie voor niet-gesimuleerde buitenlandse juridische constructies te verduidelijken: zij vallen niet onder de TBV.

Auteur : Pascale Hautfenne

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator