ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Vlabel lijkt vrede te nemen met het beding van aanwas!

Goed nieuws voor gehuwden die in het Vlaams Gewest wonen die gehuwd zijn onder het stelsel van scheiding van goederen en die elkaar maximaal willen beschermen in geval één van hen komt te overlijden.

Het beding van aanwas, met of zonder voorafgaande inbreng van een verdeeldheid, zorgt er bijvoorbeeld voor dat de goederen waarop ze betrekking heeft pas aan de kinderen worden toegekend bij het overlijden van de laatste echtgenoot door volledig aan de overlevende echtgenoot te worden overgedragen. Deze clausule met een primordiaal belang inzake vermogensplanning en die al enige tijd door Vlabel wordt bekritiseerd, heeft op 21 oktober 2019 echter het voorwerp uitgemaakt van een gunstige voorafgaande beslissing van de Vlaamse belastingdienst die bevestigt dat de activering van deze clausule niet onderworpen is aan de Vlaamse successierechten.

De redenering is als volgt:

  • De overlevende krijgt de goederen niet bij de nalatenschap, maar bij de vereffening-verdeling van het huwelijksvermogenstelsel met scheiding van goederen dat onverdeelde goederen bevat waarvan de verdeling wordt veroorzaakt door het overlijden;
  • Deze clausule is een huwelijksvoordeel en geen schenking; de fiscale ficties betreffende schenkingen mogen bijgevolg niet worden toegepast;
  • IHet betreft niet de verdeling van een gemeenschap, maar van een onverdeeldheid; de regel die recent in het Vlaams btw-wetboek werd ingevoerd en volgens welke de overlevende echtgenoot Vlaamse successierechten moet betalen op wat hij verkregen heeft boven de helft van het gemeenschappelijk vermogen is dus niet van toepassing.

Deze verdeling is een handeling onder bezwarende titel (aangezien het geen schenking is): er moet dus een onderscheid gemaakt worden tussen de roerende en onroerende goederen. Als het over roerende goederen gaat dan zal de toekenning (op het ogenblik van overlijden van één van de echtgenoten) niet moeten geregistreerd worden en zal het niet het voorwerp zijn van enig recht. Als het gaat om onroerende goederen zullen registratierechten van 2,5% verschuldigd zijn indien het onroerend goed in onverdeeldheid werd verkregen door de echtgenoten, van 10% indien dat niet het geval was op het ogenblik van de inbreng in het huwelijkscontract, waarbij deze twee tarieven toegepast worden op de volledige waarde behalve wanneer de echtgenoot die alleen het onroerend goed heeft ingebracht als eerste sterft (dan zal de 10% verschuldigd zijn op de helft van de waarde).

Wat gebouwen betreft, al dan niet in onverdeeldheid, moeten we dus goed in ons achterhoofd houden dat de inbreng in onverdeeldheid reeds tot 10% registratierechten heeft geleid op de helft van de waarde en dat de gezinswoning van de echtgenoten onderworpen is aan registratierechten van 0% voor de echtgenoten, wat de waarde ervan ook is.

De voorwaarden van een gelijkwaardige inbreng en van een gelijkaardige levensverwachting zijn niet vereist voor deze nieuwe planningstechniek. De onverdeeldheden in de proportie 99 % - 1 % komen bijvoorbeeld ook in aanmerking; ze zullen eenvoudigweg duurder kunnen zijn als ze betrekking hebben op gebouwen (tot 2 x 10% van de waarde van het gebouw – wat nog altijd iets voordeliger is dan de 27% die van toepassing zijn zonder enige planning vanaf een belastbare waarde van het onroerende gedeelte 250.000€, op een eigen gebouw van de eerst gestorven echtgenoot die aan de overlevende echtgenoot toekomt en dat niet de gezinswoning was.

Thema : Successierechten

Auteur : Severine Segier

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator