ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Onwettige beslissingen van de dienst voorafgaande beslissingen: ·welke rechtsmiddelen?

De noodzaak om een bepaalde rechtszekerheid te verzekeren, een logisch gevolg van de voortdurend groter wordende techniciteit en complexiteit van de fiscale normen, genereert een grote vraag naar voorafgaande beslissingen, of deze nu gericht zijn aan Vlabel in het Vlaams Gewest of aan de Dienst voorafgaande beslissingen in fiscale zaken in de andere Gewesten.

Hoewel het gevoel van rechtszekerheid natuurlijk een belangrijke voorwaarde is in het kader van elke financiële transactie, kan dit leiden tot misbruik, wat reeds meerdere keren werd vastgesteld, waarbij Vlabel en de DVB zich rechten en bevoegdheden toekennen inzake de toepassing van de belastingwetgeving, wat deze wetgeving niet impliceert: het is weldegelijk toegelaten dat deze administratieve autoriteiten de belastingwetgeving interpreteren, maar zij mogen er niet ronduit nieuwe voorwaarden aan toevoegen.

We zien dan eigenlijk een soort « chantage »: er wordt een positieve beslissing aan de belastingplichtige toegekend, voor zover hij de verschillende voorwaarden respecteert die niet in de wet zijn opgenomen en die soms de voorwaarden voorzien in de wet zelf ver overstijgen: laten we, zonder volledigheid, hierbij de verrichtingen van gesplitste aankoop, interne meerwaarden, de toekenning van auteursrechten of nog de schenkingen vanuit maatschappen.

De belastingplichtige is dan redelijk radeloos: door rechtmatig te zoeken naar enige rechtszekerheid wordt hij geconfronteerd met omstandigheden die veel ernstiger zijn dan nodig, of een negatieve beslissing als hij zich niet verbindt tot het respecteren ervan.

Dit is echter niet onvermijdelijk. Er werd inderdaad recent bevestigd dat de individuele negatieve beslissingen van deze administratieve autoriteiten weldegelijk het voorwerp zouden kunnen uitmaken van een verzoek tot vernietiging voor de hoven en rechtbanken van de rechterlijke orde, net zoals de beslissingen van algemene strekking waarvoor de Raad van State heeft toegelaten dat ze voor hem betwist konden worden.

In een onuitgegeven arrest van het Hof van Beroep van Gent dat uitgesproken werd op 14 januari 2020 (RG2018/AR/1269) werd effectief beslist dat de belastingplichtige die geconfronteerd wordt met een individuele negatieve voorafgaande beslissing beschikt over het belang zoals vereist in het Gerechtelijk wetboek om een vordering in te stellen tegen deze beslissing voor de gewone hoven en rechtbanken.

Volgens het Hof is de rechterlijke controle echter beperkt tot de ‘interne en externe wettelijkheid’ van de voorafgaande beslissing; met andere woorden, de burgerlijke rechter mag niet tussenkomen in dit geval noch beslissen in de plaats van de administratieve dienst door zelf een (nieuwe) voorafgaande beslissing te nemen, want dit is uiteraard niet de taak van de rechterlijke macht om zich in de plaats te stellen van de uitvoerende macht.

Daartegenover kan hij een voorafgaande beslissing wel annuleren die ofwel de vormvoorwaarden ofwel de basisvoorwaarden voorzien in de wet niet zou respecteren en er dus de rechtsgevolgen van schrappen. De betrokken dienst die daarna met dezelfde vraag wordt geconfronteerd zal dan niet dezelfde beslissing kunnen nemen.

Gehoorzamen aan onwettige voorwaarden is dus niet onvermijdelijk!

Auteur : Severine Segier

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator