ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Verhuur van onroerend goed vrijgesteld van BTW: ook met toevoeging van bijkomende diensten?

Volgens artikel 44, §3, 2° van het BTW-wetboek is de verhuur van onroerende goederen van nature een vrijgestelde prestatie. De verhuur van kamers is dus vrijgesteld van BTW. De BTW-vrijstelling geldt ook voor de verhuur van gemeubelde kamers.

Volgens een vaste rechtspraak moeten de vrijstellingen strikt geïnterpreteerd worden, aangezien het gaat over een uitzondering op het algemeen principe volgens dewelke de BTW wordt geheven op elke dienst die ten bezwarende titel wordt geleverd door een belastingplichtige.

Onder deze omstandigheden kunnen we ons buigen over de vraag of de toegang voor een huurder van een kamer tot de salons, uitgeruste keuken enz. het nog toelaat om de BTW-vrijstelling in te roepen. Deze situatie doet zich met name voor in het kader van huisvestingen voor studenten.

In de regel, voor wat betreft de BTW, moet elke prestatie normaalgezien beschouwd worden als afzonderlijk en zelfstandig.

Echter moeten meerdere prestaties die formeel afzonderlijke prestaties zijn, die apart zouden kunnen geleverd worden en op die manier apart aanleiding geven tot belasting of tot vrijstelling, beschouwd worden als een unieke verrichting wanneer ze niet zelfstandig zijn. Dit is het geval wanneer twee of meerdere elementen of handelingen die door de belastingplichtige worden geleverd zo sterk met elkaar verbonden zijn dat ze objectief gezien een enkele onlosmakelijk verbonden economische prestatie vormen waarvan de decompositie een artificieel karakter zou hebben.

Dit is ook het geval wanneer één of meerdere prestaties een hoofdprestatie vormen en de andere prestatie of prestaties één of meerdere bijkomende prestaties vormen die hetzelfde fiscale lot delen als de hoofdprestatie. Een prestatie moet vooral beschouwd worden als bijkomend aan een hoofdprestatie wanneer ze voor het cliënteel geen doel op zich is, maar het middel om in de best mogelijke omstandigheden te genieten van de hoofddienst van de uitvoerder.

Recent heeft het Hof van Beroep van Gent deze principes nog toegepast (Antwerpen, 8 januari 2019, 6e k., RG 2017/AR/823) in een zaak waar studentenkamers werden verhuurd gepaard gaande bijkomende diensten.

In de voorgelegde zaak ging de verhuur van kamers gepaard met de terbeschikkingstelling van een gemeenschappelijke keuken en living, een TV- en internetaansluiting, gas en elektriciteit, een stalplaats voor fietsen en een toegangssleutel onder de vorm van een toegangsbadge.

Het Hof heeft beslist dat de verhuur van deze studentenkamers niet verder ging dan de (gedeeltelijke) passieve terbeschikkingstelling van een onroerend goed. Deze terbeschikkingstelling dient niet gekwalificeerd te worden als bijkomende dienst aangezien er geen actieve tussenkomst van de verhuurder is (zoals bijvoorbeeld, een onthaaldienst, het voorzien van ontbijt, het onderhoud van de kamer tijdens de verhuur). Enkel het feit dat een gemeubelde kamer wordt verhuurd en dat er bovendien een koffiemachine ter beschikking wordt gesteld, kan ook niet als een dienst op zich worden beschouwd.

De verhuur van studentenkamers werd in dit geval dus gekwalificeerd als verhuur van onroerend goed.

We kunnen dus uit het voorgaande concluderen dat de verhuur van onroerend goed dat niet verder gaat dan de (gedeeltelijke) passieve terbeschikkingstelling van een onroerend goed een vrijgestelde verhuur van onroerend goed is zolang ze niet gepaard gaat met de voorziening van bijkomende diensten waarvoor een tussenkomst van de verhuurder nodig is.

Thema : Vastgoed

Auteur : Sylvie Leyder

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator