ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Het gratis ter beschikking stellen van een onroerend goed : einde van de gunstige evaluatie van het Voordeel van Alle Aard resulterend uit de circulaire nr. 2018/C/57

Artikel 36 van het WIB92 voorziet dat de voordelen van alle aard die op een andere manier verkregen worden dan in geld worden gerekend voor de werkelijke waarde die ze hebben in hoofde van de begunstigde of, in bepaalde gevallen, voor de waarde zoals forfaitair vastgelegd door de Koning. Dit is het geval voor het voordeel afkomstig van het gratis ter beschikking stellen van een onroerend goed aan werknemers of bedrijfsleiders.

De forfaitaire waardering van dit voordeel was voorzien in artikel 18, §3, 2., KB/WIB 92 (oud). Volgens dit artikel :

  • Het voordeel werd forfaitair vastgesteld op 100/60 of op 100/90 van het kadastraal inkomen van het onroerend goed naargelang het ging om een pand of een ongebouwd onroerend goed;
  • In afwijking van vorige alinea werd voorzien dat het voordeel voor de panden die ter beschikking werden gesteld door rechtspersonen forfaitair werd vastgesteld op 100/60 van het kadastraal inkomen van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 1,25 wanneer het kadastraal inkomen van het onroerend goed lager was dan 745 € of vermenigvuldigd met 3,8 wanneer het kadastraal inkomen van het onroerend goed hoger was dan 745 € .1

Deze bepaling vestigde dus een verschil in behandeling al naargelang het onroerend goed gratis ter beschikking werd gesteld door een natuurlijk persoon of door een rechtspersoon. In het laatste geval was het belastbaar voordeel van alle aard inderdaad dus hoger. Er was echter geen enkele reden om het gebruik van een verschillende belastbare grondslag te rechtvaardigen wanneer de huurwaarde van de betrokken huisvesting gelijk bleef in de twee situaties en dat, ongeacht de vraag te weten of de huisvesting door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon ter beschikking werd gesteld.

Dit verschil in behandeling heeft aanleiding gegeven tot twee arrest van het Hof van Beroep van Gent en een arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen die het onderscheid dat gemaakt werd in de berekening van het belastbaar voordeel, afhankelijk van het feit of deze door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon werd toegekend, als ongrondwettelijk hebben beschouwd.

Teneinde het discriminerend verschil in behandeling die door de twee Hoven van Beroep werden opgeworpen, te doen verdwijnen, had de FOD Financiën een circulaire opgesteld in afwachting van een wijziging van de reglementering. Deze circulaire voorzag dat de forfaitaire evaluatie van het voordeel resulterend uit de gratis ter beschikkingstelling van een huisvesting door een rechtspersoon op 100/60e van het geïndexeerd kadastraal inkomen van het betrokken onroerend goed zou gewaardeerd worden2. Met andere woorden, de vermenigvuldigingsfactor die leidde tot een discriminerend verschil in behandeling werd geschrapt.

Ook al waren we blij vast te stellen dat de administratie zich neerlegt bij deze rechtspraak zonder te wachten op een wijziging van de reglementering, toch was deze blijdschap van zeer korte duur.

Het Belgisch Staatsblad van 27/12/2018 heeft een koninklijk besluit van 07/12/2018 gepubliceerd dat het artikel 18 van het KB/WIB 92 wijzigt. Voortaan is er voorzien dat het voordeel 100/60 van het kadastraal inkomen van het pand zal bedragen, vermenigvuldigd met 23 . Bovendien werd het verschil in de bepaling van het voordeel wanneer het kadastraal inkomen van het pand al dan niet hoger was dan 745 EUR ingetrokken.

Voortaan zal het belastbaar voordeel 100/60 van het kadastraal inkomen van het pand bedragen, vermenigvuldigd met 2, of dit pand nu door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon ter beschikking wordt gesteld en wat ook het bedrag is van het kadastraal inkomen. De uitvoerende macht had zich echter kunnen tevreden stellen met een einde te maken aan het tot dan bestaande verschil in behandeling door de vermenigvuldigingsfactor die van toepassing was op de berekening van het voordeel voor het gratis ter beschikking stellen van een pand door een rechtspersoon te schrappen en zo een standpunt in te nemen die dezelfde was als deze van de belastingadministratie. Dit was echter niet het geval.

Onder het mom van een “afstemming van de wetgeving op de rechtspraak” belast de nieuwe regelgeving voortaan twee situaties nog zwaarder, met name deze van de belastingplichtige die gratis geniet van een pand die hem door zijn werkgever/natuurlijk persoon ter beschikking wordt gesteld en deze van de belastingplichtige die gratis geniet van een pand (waarvan het kadastraal inkomen lager is dan 745€) en dat door een rechtspersoon ter beschikking wordt gesteld.


1 Als het weldegelijk gaat om een gemeubelde woonst, het zo vastgestelde voordeel werd verhoogd met 2/3. 2 In voorkomend geval vermeerderd met 2/3 als het gaat om een gemeubelde huisvesting 3 Voor de ongebouwde onroerende goederen blijft het voordeel gevestigd op 100/90 van het kadastraal inkomen van het ongebouwd onroerend goed.

Auteur : Chloé Binnemans

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator