ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Aangekondigde hervorming van de vennootschapsbelasting vanaf 2018: de maatregelen voor de “holdings”.

Volgens verklaringen van leden van de regering Michel zou de Ministerraad van zaterdag 9 december 2017 de definitieve versie van het Wetsontwerp betreffende de hervorming van de vennootschapsbelasting goedgekeurd hebben.

In afwachting van een aandachtige lezing van het ontwerp dat openbaar zal gemaakt worden, kunnen we er ons reeds een idee van vormen op basis van de informatie die door de Minister van Financin werd meegegeven en die hij tijdens de verschillende interviews die hij heeft toegestaan, heeft becommentarieerd, om bepaalde aangekondigde maatregelen beter te begrijpen.

De meeste commentaren die in die context werden geformuleerd betreffen ofwel de verlaging van de belastbare grondslag van de vennootschapsbelasting, ofwel de maatregelen die meer in het bijzonder de zogenaamde holdings betreffen. Sommige van die maatregelen worden voorgesteld als zijnde gunstig voor de vestiging in België, anderen worden gerechtvaardigd door een zekere wil om een grotere fiscale rechtvaardigheid te garanderen.

De meest in het oog springende maatregel van de hervorming zal uiteraard de verlaging zijn van de belastbare grondslag van de vennootschapsbelasting die vanaf 2018 van 33,99% op 29,58% wordt teruggebracht, om in 2020 25% te halen. Tijdens dezelfde periode zal de bijkomende crisisbijdrage vanaf 2018 van 3% op 2% teruggebracht worden om vanaf 2020 definitief afgeschaft te worden.

Voor zover de Belgische holdings over het algemeen hun winst realiseren via het innen van dividenden en meerwaarden, verbonden aan de aandelen van derde vennootschappen die zij in het bezit hebben, kan dergelijke maatregel beschouwd worden als hebbende een nogal marginaal effect op hun fiscale situatie.

De meeste holdings genieten inderdaad van 2 specifieke maatregelen van de Belgische wetgeving die hen toelaten om de fiscale last die verbonden is aan de inkomsten die zij halen uit hun financile deelnemingen te verminderen: het mechanisme van de definitief belaste inkomsten (hierna genoemd DBI), en de (gedeeltelijke) vrijstelling van de meerwaarden die gerealiseerd worden op aandelen.

Krachtens het DBI-mechanisme worden de dividenden die voortvloeien uit de financile deelnemingen die door een holding worden aangehouden slechts voor 5% opgenomen in hun belastbare grondslag voor de vennootschapsbelasting. De facto worden de dividenden van filialen belast aan een tarief van 1,7%.

Dit gunstige stelsel is onderworpen aan de vervulling van een aantal voorwaarden die gelinkt zijn aan het bedrag van de deelneming, dat 10% of 2.500.000 EUR moet bedragen, aan de termijn van het aanhouden van deze deelneming, die minimum 1 jaar moet bedragen, en aan het vervullen van wat men noemt de taxatievereiste die het bestaan van een zeker (minimum) niveau van belasting op de winst van het filiaal belast dat aan de moedermaatschappij wordt overgedragen via de uitkering van dividenden.

Voor zover het filiaal in een andere Lidstaat van de Europese Unie gevestigd is, zullen de dividenden over het algemeen kunnen genieten van het DBI-stelsel dat, behoudens uitzondering, zal gepaard gaan met een vermindering van de bronbelasting.

Wat de meerwaarden op aandelen van de filialen betreft, zij werden tot op heden vrijgesteld, op n enkele voorwaarde van het vervullen van de voorwaarde van belasting opgelegd door het DBI-mechanisme. Het was niet vereist dat de overgedragen deelneming werd aangehouden voor een minimale aankoopwaarde. De toegekende vrijstelling is totaal en definitief (zonder herbeleggingsvoorwaarde).

Twee situaties brengen echter een belasting van de meerwaarde met zich mee: de meerwaarden gerealiseerd op korte termijn (12 maanden) waren belastbaar aan een verlaagd tarief van 25% (25,75% effectief) en de meerwaarden gerealiseerd door de grote bedrijven, vrijgesteld op basis van het algemeen basisprincipe, waren het voorwerp van een zogenaamde inhaal-belasting, aan een tarief van 0,40% (0,412% effectief).

De aangekondigde hervorming van de vennootschapsbelasting zal zorgen voor wijzigingen aan deze principes die niet zonder gevolg zullen zijn voor de situatie van vele Belgische holdings.

De eerste van die wijzigingen is een stimulerende maatregel waarvan het effect zonder meer positief zal zijn. De hervorming voorziet inderdaad een uitbreiding van het DBI-regime dat tot een volledige vrijstelling zal leiden van het dividend dat door het filiaal aan de moedermaatschappij uitgekeerd worden, dit aan dezelfde voorwaarden als deze die door het huidige regime worden gesteld. Dit vanaf 2018. Zo zal het effectieve tarief op het dividend dat door het filiaal wordt toegekend naar 0% worden teruggebracht eerder dan verlaagd te worden van 1,7% naar 1,5% (ofwel 29,58% x 5% van het dividend).

De tweede wijziging heeft betrekking op de voorwaarden voor de vrijstelling van de meerwaarden gerealiseerd op aandelen en lijken minder gunstig. De hervorming van de vennootschapsbelasting zal vanaf 2018 via een aflijning gebeuren van de voorwaarden voor de vrijstelling van meerwaarden op aandelen op de voorwaarden om van het DBI-mechanisme te kunnen genieten. Bijgevolg zal de meerwaarde zich verplicht moeten verhouden tot een deelneming waarvan de minimumwaarde gelijk zal zijn aan 10% van het kapitaal van het filiaal, of aan 2.500.000 EUR om vrijgesteld te worden in hoofde van de vennootschap die ze gerealiseerd heeft.

Het doel dat door de regering werd aangekondigd, is om de uitkeringen van dividenden en het verkrijgen van meerwaarden te neutraliseren (om duidelijk te zijn, de omvorming van dividenden in meerwaarden tegen te gaan), en vooral de investering in normale beleggingen via een vennootschap ontraden.

Als we erover nadenken dan is de echte doelgroep van dergelijke beperking niet de multinational of de grote patrimoniumvennootschap, waarvan de deelnemingen in filialen vaak kwalificerend voor het DBI-stelsel (en het bijgevolg zullen zijn voor de vrijstelling van meerwaarden), maar wel de KMOs die, vaak op aanraden van hun bankier, hun overschot op de schatkist met zorg hebben belegd in uiteenlopende beleggingen. Deze vennootschappen kunnen bij het innen van dividenden over het algemeen niet genieten van het DBI-mechanisme. Voortaan zullen ze niet meer kunnen genieten van de vrijstelling op meerwaarden op aandelen

Bijgevolg verhoogt de regering de fiscale druk niet op grote bedrijven. Integendeel, de regering schrapt echter vanaf 2018 de zogenaamde inhaal-belasting die van toepassing was aan een tarief van 0,412% op meerwaarden op vrijgestelde aandelen, die door grote bedrijven werden gerealiseerd (gedurende ten minste 2 boekjaren: schending van n van de 3 criteria die zijn: gemiddeld 50 werknemers per jaar aan het werk, 9.000.000 EUR jaarlijks omzetcijfer (excl. BTW) of 4.500.000 EUR balanstotaal). We kunnen ook de aanpassingsmaatregel, of eerder schrappingsmaatregel, vermelden van de fairness taks op dividenden die Belgische vennootschappen uitkeren en die vrijgesteld zijn van weinig belastingen.

Samengevat zal het stelsel van meerwaarden op aandelen die gerealiseerd worden door bedrijven het volgende zijn :

MEERWAARDEN OP AANDELEN   2018/2019 2020
Vervulde voorwaarden voor belasting en deelneming Aanhouding < 1 jaar 25.5% of 20.4% (KMO, binnen de limiet van 100.000 EUR) 25% of 20% (KMO, binnen de limiet van 100.000 EUR)
Vervulde voorwaarden voor belasting en deelneming Aanhouding > 1 jaar 0%0%
Onvervulde voorwaarden voor belasting en/of deelneming  29.58% of 20.4% (KMO, binnen de limiet van 100.000 EUR) 25% of 20% (KMO, binnen de limiet van 100.000 EUR)

Een van de meest becommentarieerde maatregelen van de aangekondigde hervorming is ook gericht op de grote bedrijven, meer bepaald deze die een belangrijke winst realiseren. Voor deze bedrijven zou de regering wat zij noemen een minimale belastbare grondslag willen invoeren.

De vennootschappen die een fiscaal resultaat boven 1.000.000 EUR realiseren, zullen zich belast zien op een minimale belastbare grondslag, ingevoerd via een beperking van de aftrek van bepaalde kostenposten, in het bijzonder de uitgestelde uitkeringen.

Op vandaag, behalve enkele uitzonderingen, bestaat er geen beperking op de aftrekbaarheid van wat men noemt de uitgestelde uitkeringen in de vennootschapsbelasting. Hiermee bedoelen we het overschot, uit de vorige boekjaren, van elementen die aftrekbaar zijn van de belastbare grondslag, zoals de overgedragen verliezen, de DBI excessen, het niet-aangerekende saldo van de aftrek voor inkomsten uit innovatie of de aftrek voor risicokapitaal notionele intresten of NIA).

In de toekomst, en vanaf 2018, zal er een korven-systeem ingevoerd worden die de maximumgrens van de aftrekbaarheid van deze uitgestelde uitkeringen van de belastbare grondslag zal bepalen.

De aftrek van de uitgestelde uitkeringen zal beperkt worden tot een maximumbedrag van 1.000.000 EUR + 70% van het saldo van het fiscaal resultaat dat de drempel van 1.000.000 EUR overschrijdt. Bijgevolg zal 30% van de winst boven de drempel van 1.000.000 EUR de minimum belastbare grondslag vormen waarop het normale tarief van de vennootschapsbelasting zal van toepassing zijn.

Al hebben we in de pers veelal gelezen dat hier een effectieve belasting van die vennootschappen aan een tarief van 7,5% zal voortvloeien, het gaat hier echter om een anticipatie van wat het tarief van de vennootschapsbelasting zal zijn in 2020 (25% x 30% minimumbasis = 7,5%). We moeten echter een eerste fase doorlopen tijdens dewelke het tarief dat effectief zal toegepast worden op de minimum belastinggrondslag 8,9% zal bedragen (29,58% x 30% = 8,9%).

Hieromtrent moeten we noteren dat de regering niet geopteerd heeft voor een definitief verlies van de niet-aangerekende uitgestelde uitkeringen: de aftrekken die geweigerd werden omwille van het overschrijden van de nieuwe drempel zullen voor de toekomst kunnen uitgesteld worden (steeds met respect voor het korven-mechanisme). Daarentegen voor de nieuwe vennootschappen zullen de overgedragen verliezen gedurende de eerste 5 boekjaren niet onderworpen worden aan de beperking.

Bij het lezen van de eerste commentaren op het ontwerp vreesden we dat de niet-aangerekende uitkeringen die ook zorgen voor de realisatie van de winst van een bedrijf zouden geviseerd worden door de aangekondigde maatregel van minimale taxatie. Dit zou uiteraard een betreurenswaardig effect zijn, vooral voor de holdings die hun winst realiseren via dividenden en meerwaarden die over het algemeen taksvrij zijn.

Dit lijkt echter in dit stadium niet de wil van de regering te zijn, zoals blijkt uit de indicaties die de Minister van Financin zelf heeft gegeven:

NIEUWE ORDE GRENS
Niet-belastbare bestanddelen 
DBI van het betrokken boekjaar Overgedragen DBI verplaatst in de korf
Aftrek van de groepsbijdrage Nieuwe bijkomende aftrek met betrekking tot de fiscale consolidatie
Aftrek voor inkomsten uit brevetten van het overgangsregime Tot 30.06.2021
Aftrek van inkomsten uit innovatie  
Aftrek voor investeringen  
SALDO  
NIA (incrementele) Deze aftrekken zijn
Overgedragen NIA beperkt in de korf
Overgedragen aftrek van inkomsten uit innovatie tot een maximum van 1.000.000 EUR
Overgedragen vroegere verliezen (onbeperkt) + 70% van het overgebleven BO saldo
Overgedragen NIA (onbeperkt)na aftrek
Overgedragen NIA (7 jaar)voor investering

Zo zou de nieuwe maatregel geen impact mogen hebben op de meerwaarden op aandelen die een vennootschap realiseert en die zouden genieten van de principile vrijstelling ( we nemen aan dat de nieuwe wettelijke voorwaarden vervuld zijn).

Hetzelfde zou gelden voor dividenden die taksvrij zijn in het DBI-mechanisme

De Minister van Financin heeft zelf enkele concrete voorbeelden gegeven van de werking van het nieuwe mechanisme. We kunnen hier de hypothese vermelden van een vennootschap die een winst van 10.000.000 EUR realiseert en over overgedragen verliezen zou beschikken die fiscaal aftrekbaar zijn voor 9.500.000 EUR:

VANDAAG 2018/2019 VANAF 2020
Belastbare winst voor aftrek (voorbeeld) 10.000.000 10.000.000 10.000.000
Aftrekbare overgedragen verliezen (voorbeeld) -9.500.000 -9.500.000 -9.500.000
Overgedragen verliezen die effectief afgetrokken zijn     
1e schijf van 1.000.000 EUR / -1.000.000 -1.000.000
70% aftrekbaarheid / -6.300.000 -6.300.000
TOTAAL -9.500.000 -7.300.000 -7.300.000
Belastbare winst na aftrek 500.000 2.700.000 2.700.000
BELASTING 169.950 798.660 675.000
Effectief tarief van belasting 1,70% 7,99% 6,75%

De hiervoor vermelde vergelijkende tabel geeft ons een redelijk duidelijk zicht op de financile impact die de nieuwe maatregel zou moeten hebben voor de betrokken vennootschappen, onder voorbehoud van de integratie in het schema van niet-aangerekende uitkeringen waarvan we aannemen dat deze vennootschappen ervan zouden genieten.

We kunnen makkelijk vaststellen dat de maatregelen die de regering aankondigt en die in het bijzonder de grote bedrijven zouden viseren en die als doel zouden hebben om een grotere fiscale rechtvaardigheid te garanderen, ongetwijfeld niet echt dat effect zullen hebben. Integendeel, de volledige vrijstelling van de dividenden die de filialen uitkeren en de beperking van de vrijstelling van de meerwaarden op aandelen, zullen vooral gunstig zijn voor grote holdings en niet voor KMOs.

Uiteraard zal deze gunst ongetwijfeld getemperd worden door bijhorende maatregelen die aangekondigd zijn voor 2019 (en ook niet voor 2020 zoals eerst voorgesteld) zoals de invoering van een CFC maatregel (Controlled Foreign Company) of nog de aanneming van andere maatregelen afkomstig uit de implementatie van de ATAD-richtlijnen (Anti Tax Avoidance Directive) in het Belgische recht. Zo is het voorzien om vanaf 2019 een maatregel in te voeren in het Belgische recht die in hoofde van een Belgisch bedrijf de belasting mogelijk maakt van bepaalde inkomsten die door een buitenlands filiaal gend worden die zij controleert, zelfs in de veronderstelling dat deze inkomsten niet echt uitgekeerd werden. Het Belgisch fiscaal recht zal ook verbeterd worden door de invoering van nieuwe bepalingen betreffende de exit taks in het Wetboek, alsook van nieuwe regels gericht op de strijd tegen de zogenaamde hybride mechanismen. In diezelfde context moeten we de invoering van regels vermelden die de aftrekbaarheid van intresten in hoofde van vennootschappen beperken (invoering van de EU-richtlijn nr. 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016). Het begrip van buitenlandse vaste inrichting zal aangepast worden teneinde voorrang te geven aan een eerder economische dan juridische connotatie en er zal een beperking van de aftrekmogelijkheid voorzien worden voor verliezen van dergelijke vestiging in Belgi. Ten slotte is voorzien om de maatregelen in de strijd tegen de fiscale fraude inzake transfer pricing te versterken.

We blijven uiteraard zeer aandachtig voor de tekst van het ontwerp van hervorming van de vennootschapsbelasting die in principe definitief gekend zou moeten zijn tegen eind december 2017.

Auteur : Jonathan Chazkal, Melanie Daube

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator