ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Prestaties in onderaanneming geven aan een verbonden Luxemburgs bedrijf, niet aan om het even welke voorwaarden

Rekening houdend met de verhoogde interestvoet van de Belgische vennootschapsbelasting (in vergelijking met het Europese gemiddelde), is de neiging voor een bedrijf dat een verbonden bedrijf heeft in een land met een gunstiger fiscaal regime soms groot om haar belastinggrondslag naar die laatste te verleggen.

Zo komt het dat vele belastingplichtigen zich hebben laten verleiden tot de oprichting van een managementvennootschap in het buitenland (en met name in Luxemburg) of regelmatig gebruik maken van onderaannemingscontracten die met dergelijke verbonden bedrijven worden afgesloten.

De overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting beperken vaak deze georganiseerde overplaatsing van de belastinggrondslag naar een land met een gunstiger fiscaal regime.

Dat is met name het geval voor vergoedingen die worden uitgekeerd aan managementvennootschappen die instaan voor het dagelijks bestuur van een Belgisch bedrijf. In dat geval zijn de distributieve regels van belastingbevoegdheid inderdaad duidelijk bepaald door de dubbele belastingverdragen.

Bovendien, om fiscaalgezien efficiënt te zijn, moeten deze transferts de facto verantwoord worden door effectieve en werkelijk door het buitenlands bedrijf uitgevoerde prestaties.

Dit is wat onlangs door het Hof van beroep van Bergen werd herhaald naar aanleiding van een arrest van 10 juni 2016.

In de zaak die voor het Hof aanhangig werd gemaakt, gaf een Belgisch bedrijf, actief in de sector van industriële elektriciteit, elektronica en automatisatie, een hele reeks prestaties in onderaanneming uit aan Luxemburgse zusterbedrijven.

Het Hof heeft geoordeeld, op basis van vele vaststellingen, dat de prestaties die in onderaanneming werden gegeven, materieel gezien niet door de Luxemburgse bedrijven werden uitgevoerd.

Het Hof heeft gelet op het feit dat de Luxemburgse bedrijven niet over een voldoende groot lokaal beschikken of over een opslagplaats om materiaal en leveringen te plaatsen, dat hun activiteiten zeer beperkt zijn, dat hun administratie praktisch volledig vanuit België wordt geregeld, dat de werknemers die de bedrijven tewerkstellen voor de overgrote meerderheid uit de buurt van Charleroi komen, dat de werven in België liggen, dat de werknemers die op die werven opgemerkt worden, deze zijn van Belgische bedrijven …

Zo beslist het Hof dat de aftrekbaarheid van facturen van onderaanneming (voor een bedrag van 540.413-€ voor het enige aanslagjaar 2009) ontbreekt.

Het voorbeeld van deze bedrijven is kenmerkend voor een inefficiënte transnationale fiscale organisatie.

Naast de vraag of de uitgevoerde prestaties ook werkelijk werden uitgevoerd, is het ook de vraag of de maatschappelijke zetel van deze bedrijven daadwerkelijk in Luxemburg gevestigd is die, naar onze mening, in bepaalde gevallen vragen oproept.

De fiscale gevolgen die verbonden zijn aan de vernietiging van dergelijke montages door de belastingadministratie zijn in vele gevallen desastreus voor de betrokken bedrijven.

We kunnen dus alleen maar aanraden aan belastingplichtigen die een transnationale fiscale constructie in elkaar willen zetten om zich te laten omringen met professionelen die samen met hen op een wettelijke en efficiënte manier de organisatie van hun groep zullen plannen en niet op een buitenlands bedrijf beroep te doen tenzij dit bedrijf voldoende substantie en activiteiten heeft die de boekhoudkundige winsten die het maakt, verantwoorden.

Auteur : Pauline Maufort

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator