ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

De aangekondigde hervorming van de vennootschapsbelasting betekent het einde van het « holding » regime in België.

Bij het begin van de zomer had de regering het reeds aangekondigd, zij is van plan de vennootschapsbelasting te verlagen.

Het doel is om het nominale belastingtarief van 33,99% te verlagen naar 20%, dit vanaf 2018.

A priori is de bedoeling lovenswaardig, aangezien ze lijkt te zorgen voor een verlichting van de fiscale last. Door haar belastingtarief te verlagen tot de vennootschapsbelasting, zou België immers de groep verlaten van Europese landen die de bedrijven het meest belasten om zich gelijk te stellen met het « Europese gemiddelde ». Hierover valt niks te zeggen. Deze maatregel past duidelijk in de maatregelen die de federale overheid wenst door te voeren om de competitiviteit en de jobcreatie te stimuleren, aangezien ze zich vooral richt op de KMO’s, het favoriete onderwerp van de regering Michel.

Als we het echter het «plan » dat de Minister van Financiën voorstelt van naderbij bekijken, dan begrijpen we redelijk snel dat dit voordeel dat aan de meeste KMO’s wordt toegekend, snel een « vergiftigd geschenk » zou kunnen blijken dat opgelegd wordt aan holdings die in België gevestigd zijn.

De verlaging van het belastingtarief zal progressief zijn ; het zal van 33,99% naar 28% verlaagd worden in 2017, naar 24% in 2018 en ten slotte naar 20% in 2019. De « kleine bedrijven » die vanaf heden van het verlaagde belastingtarief van 24,98% genieten, zullen een voorkeurtarief van 22% genieten vanaf 2017, van toepassing op de eerste 50.000 EUR, die daarna zal verlaagd worden naar 20% vanaf 2018.

De « meest in het oog springende maatregel » van de hervorming zal gepaard gaan met bijkomende maatregelen, die ook belangrijk zijn, zoals de invoering van stimulerende maatregelen voor start-ups (geen onderwerping van hun winsten aan vennootschapsbelasting gedurende de eerste 5 jaar van hun bestaan, onder voorwaarde dat deze gecumuleerde reserves geïnvesteerd worden in activa voor de onderneming, of in de aanwerving van bijkomend personeel) of nog de schrapping van de zoveel gevraagde « fairness tax » op de dividenden die uitgekeerd worden door Belgische bedrijven die weinig belastingen betalen.

Deze verlaging zal uiteraard moeten gefinancierd worden. En het is hierdoor dat de voorgestelde wijzigingen dreigen zwaar te wegen voor vele bedrijven van het type « holding », die de facto, door de invoering van de wijziging die als gunstig wordt voorgesteld, het voorwerp zullen zijn van een verhoging van de fiscale last die op hen rust.

Het is inderdaad zo dat de meeste Belgische holdings genieten van 2 specifieke maatregelen uit de Belgische wetgeving die hen toelaat de fiscale last die gebonden is aan de inkomsten die ze halen uit hun financiële participaties te verlagen : het mechanisme van « definitief belaste inkomsten » en de (gedeeltelijke) vrijstelling van de waardevermeerderingen die op aandelen gerealiseerd wordt.

Krachtens het DBI-mechanisme worden de dividenden uit de financiële participaties die een holding bezit, slechts voor 5% opgenomen in hun belastbare grondslag voor de vennootschapsbelasting (onder bepaalde voorwaarden verbonden aan de waarde, het bedrag en de duur van het bezit van de participatie). De facto zijn de dividenden van filialen belast aan een tarief van 1,7%. Indien het filiaal gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie, zullen de dividenden ook genieten van een verlaging van de inhouding die « aan de bron » wordt uitgevoerd. Het plan dat door de Minister van Financiën werd toegelicht, voorziet om dit voordeel voortaan te beperken (één miljoen + 60% van het bedrag dat het miljoen overschrijdt).

Wat betreft de waardevermeerderingen die gerealiseerd worden op aandelen van filialen, deze zijn momenteel vrijgesteld (voor zover dat de dividenden van de betrokken aandelen van het mechanisme genaamd « DBI » kunnen genieten, met voorbehoud van 2 uitzonderingen : de waardevermeerderingen gerealiseerd op korte termijn (12 maanden) en de waardevermeerderingen gerealiseerd door « grote ondernemingen » (belast aan 0,4%). De hervorming van de vennootschapsbelasting vereist een harmonisatie van het belastingsysteem van waardevermeerderingen op aandelen, die uiteindelijk aan het algemeen tarief van 20% zullen onderworpen zijn. Daarentegen zal het principe van de belasting van waardevermeerderingen die op korte termijn gerealiseerd worden, vanaf 2018 verdwijnen.

Deze wijzigingen zullen bovendien gepaard gaan met een volledige schrapping van het mechanisme van de « notionele interesten » (die, zoals reeds gezegd, als doel hadden om de investering in risicokapitaal op het eigen vermogen aan te moedigen, teneinde de financiering van KMO’s op een andere manier mogelijk te maken dan via lening), van de « excess profit rulings » praktijk (wat naar de zin zou moeten zijn van de Europese autoriteiten) en de aftrek voor investeringen (te rekenen vanaf 2019).

Bovendien zullen andere types van belangrijke belastingaftrek verlaagd worden, meer bepaald, de praktijk van afschrijvingen, dat herzien zal worden teneinde de mogelijkheid uit te sluiten om fiscaal aftrekbare degressieve afschrijvingen uit te voeren, en nog, de overdraagbaarheid van verrekenbare verliezen van vorige boekjaren dat beperkt zal worden in bedrag (naar het voorbeeld van Luxemburg dat zonet haar stelsel van aftrekbaarheid van fiscaal aftrekbare verliezen heeft herbekeken door ze te beperken in tijd, zoals dit ook in het Belgische recht was opgenomen tot in 1995).

Deze keer hebben we het over een verhoging, deze van de sancties die zullen opgelegd worden aan bedrijven die hun fiscale aangifte niet neerleggen, en die verhoogd worden : de bedrijven die in gebreke blijven zullen voortaan op een forfaitaire belastinggrondslag belast worden (minimum belastbaar) van 40.000 EUR, en niet meer van 19.000 EUR zoals dit nu het geval is. Dit vanaf 2017.

Ten slotte, een laatste wijziging, maar daarom niet minder belangrijk, zal betrekking hebben op de fiscaliteit gebonden aan de toekenning van winsten die uitgekeerd worden door de bedrijven aan hun aandeelhouders, gezien de hervorming een nieuwe verhoging van het tarief van de roerende voorheffing vereist om hem te brengen van 27% (tarief van toepassing sinds de laatste wijziging die in 2016 van kracht werd) op 30%...

De aandeelhouder zal zijn fiscale situatie niet enkel verzwaard zien bij de uitdeling van de winsten van de vennootschap, maar hij zal bovendien ook belast worden op de waardevermeerderingen die hij, in voorkomend geval, gerealiseerd heeft bij de doorverkoop van zijn maatschappelijke titels, indien hij een « aanzienlijk belang » heeft in het betrokken bedrijf.

Voldoende om bedrijven te weerhouden om in de toekomst te investeren in de oprichting van nieuwe bedrijven, zelfs om er een beroepsactiviteit in onder te brengen….te meer daar er in het hervormingsplan een maatregel zal opgenomen zijn die erop gericht is te strijden tegen het « misbruik » van bedrijven, met enkel fiscale motieven.

Het is manifest, deze wijzigingen zouden een ernstige impact moeten hebben op de beslissing van vele holdings om de zetel van hun activiteiten in België te behouden, of zelfs gewoon om hun activiteiten in België te behouden. Het is inderdaad duidelijk dat de aangekondigde maatregelen zullen leiden tot een verhoging van de fiscale last die op vandaag op de bedrijven rust.

Naast de bedrijven van het type « holding » zullen de KMO’s ook zonder uitstel een « fiscale audit » van hun situatie moeten doen, teneinde met precisie te bepalen wat het effect is van de nieuwe maatregelen op hun fiscale last, en ten slotte, de staat van hun kassituatie. In voorkomend geval zullen ze ervoor moeten zorgen dat ze hun gedragingen aanpassen teneinde de toekomstige wijzigingen te anticiperen.

Iedere wil om het herstructureren zal met zorg moeten bestudeerd worden teneinde er de fiscale gevolgen van te onderzoeken, maar ook om de compatibiliteit van de beoogde wijzigingen met de nieuwe BEPS normen die door de OESO werden ontwikkeld, die erop gericht zijn de internationale dimensie van vele relaties tussen de lidstaten te omkaderen (door een effectieve belasting op te leggen aan alle ondernemingen daar waar ze hun winsten maken en de totale fiscale transparantie, en tegelijkertijd het risico op effectieve dubbele belasting te bestrijden), waarmee men in de toekomst ook zal moeten rekening houden.

We blijven uiteraard op onze hoede voor de toekomstige ontwikkelingen van het aangekondigde hervormingsplan van de vennootschapsbelasting … wees er ondertussen maar zeker van dat de gewenste « verlaging » van het nominale belastingtarief in realiteit voor de meeste bedrijven zal gepaard gaan met een « verhoging » van de belastinggrondslag, wat uiteindelijk niet zal leiden tot een effectieve vermindering van de fiscale last.

Thema : Vennootschapsbelasting

Auteur : Melanie Daube

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator