ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Bedrijfsvoorheffing en belastingfiches : iets nieuws onder bedrijven

We weten dat de meest efficiënte techniek van de fiscus, teneinde zich te verzekeren van de inkomstenaangifte en de inning van belastingen die door de belastingplichtigen verschuldigd zijn, bestaat uit het ten laste leggen van de aangifteverplichtingen en de betaling van de belastingen bij anderen dan bij die belastingplichtige.

De bedrijfsvoorheffing en de belastingfiches voor bezoldiging gaan dit idee vooraf: om te vermijden dat de loontrekkende nalaat zijn beroepsinkomsten aan te geven, zal het zijn werkgever zijn die schuldenaar wordt van een voorschot op de door hem verschuldigde belasting, dit onder de vorm van een bedrijfsvoorheffing waarvan de niet-betaling zwaar bestraft wordt. Het is ook de werkgever die, op risico van even efficiënte sancties (niet-aftrekbaarheid van de bezoldiging en boetes), ertoe zal gehouden zijn om de belastingfiches en een jaarlijks overzicht van alle betaalde bezoldigingen aan de belastingadministratie te bezorgen.

De wetgever gebruikt en maakt geregeld misbruik van deze verschuiving van de aangifteverplichtingen en/of betalingsverplichtingen naar derden (overdrager van een handelsfonds, financiële tussenpersonen, enz.) en dit mechanisme werd recent in een andere versie toegepast die nog een beetje gedurfder is dan deze die hem voorgingen: de werkgever is voortaan verplicht om op dezelfde manier te handelen, en ook al is hij het niet, maar enkele andere bepaalde belastingplichtigen, die de bezoldiging van zijn loontrekkende betalen.

Het komt regelmatig voor dat een moederbedrijf in het buitenlands opties op aandelen toekent aan werknemers van haar Belgisch filiaal die op die manier dus aandeelhouders worden van het moederbedrijf in het buitenland (en niet van het Belgisch filiaal) op het moment dat de opties gelicht worden.

Om deze situatie waarmee we in de laatste jaren in de praktijk vele keren werden geconfronteerd en waar de administratie vaststelt dat Belgische fiscale belastingplichtige inwoners van buitenlandse bedrijven waar zijn geen loontrekkenden zijn, vergoedingen ontvangen hebben (zoals opties op aandelen), zal de Belgische werkgever van de loontrekkende ertoe gehouden zijn de bedrijfsvoorheffing te betalen en de belastingfiches die betrekking hebben op de vergoedingen die door dat buitenlands bedrijf betaald werden naar de administratie te sturen, indien de Belgische werkgever en het buitenlands bedrijf (wat ook haar vestigingsplaats is) deel uit maken van een groep verbonden bedrijven. De toekenning van opties op aandelen door het moederbedrijf in het buitenlands wordt echter nergens gemotiveerd door een mechanisme van belastingontwijking: meestal is enkel het moederbedrijf in het buitenland op de beurs genoteerd (de opties op aandelen hebben vooral waarde voor de loontrekkende belastingplichtige als ze verhandelbaar zijn op de beurs, private verkopen zijn moeilijker verhandelbaar); bovendien is het economisch en structureel logisch dat deze verrichting zich voor de verschillende filialen van de groep (waaronder deze die in België gevestigd zijn) op het niveau van het moederbedrijf situeert, teneinde een coherentie in het systeem van toekenning te respecteren. Uiteraard kan de Belgische wetgever buitenlandse bedrijven niet dwingen om hem ook maar enige belastingfiche te bezorgen en nog minder om hem een bedrijfsvoorheffing te betalen.

Het is dus volledig normaal dat de Belgische wetgever zich richt tot de Belgische werkgever van de loontrekkende (die nochtans helemaal niet betrokken is door de toekenning die door het buitenlands bedrijf werd gedaan) om hem te vragen de verplichtingen te vervullen die hij in een ideale wereld graag zou hebben laten dragen door het moederbedrijf in het buitenland.

De aangegeven motivatie om te strijden tegen de niet-aangifte door Belgische loontrekkenden van dergelijke vergoedingen lijkt echter een belediging: voortaan bevatten de internationale uitwisselingen van fiscale inlichtingen inderdaad het bedrag van dergelijke grensoverschrijdende vergoedingen, zodat het voor de fiscus gemakkelijk geworden is om dat soort niet-aangifte, of ze nu vrijwillig is in hoofde van de belastingplichtige of als ze gewoon een vergetelheid is, te controleren.

Maar het is waar dat het voeren van een rectificatieprocedure iets meer werk vraagt van de fiscus dan zich tevreden te stellen met het wachten tot dat de Belgische werkgever zelf deze zoveelste last draagt die op zijn organisatie en zijn liquiditeitsstromen weegt.

Auteur : Severine Segier

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator