ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

De fiscus buigt: de "opgesplitste aankopen" zullen gemakkelijker aan het schenkingsrecht ontsnappen

Het successierecht wordt in principe enkel gevestigd op « hetgeen in de erfenis van een inwoner van het koninkrijk zit », met andere woorden de goederen die zich op de dag van zijn overlijden in zijn vermogen bevinden. Teneinde elke ongeoorloofde procedure te vermijden waarmee een toekomstige erfopvolger aan successierechten had kunnen ontsnappen, heeft de wetgever een reeks ficties ingevoerd die ervoor moeten zorgen dat goederen die op het ogenblik van het overlijden niet meer in de erfenis zaten, toch geacht worden daar deel van uit te maken.

Dat is het geval van artikel 9 van het Wetboek van Successierechten 1 die gericht is op de “opgesplitste aankopen” van onroerend goed waarmee de ouders het vruchtgebruik van een gebouw kopen, terwijl de kinderen er de naakte eigendom van verwerven met fondsen die voordien door de ouders aan de kinderen werden gegeven. In de praktijk laat deze techniek ouders toe om een onroerend goed aan hun kinderen over te dragen en zo op geoorloofde manier de betaling van successierechten te ontlopen, door het eenvoudige spel van ruilverkaveling van eigendom die plaatsvindt op het ogenblik van het overlijden van de laatste ouder. Bij dat overlijden dooft het vruchtgebruik uit en wordt het kind volle eigenaar van het goed.

Om dit soort procedures te beperken, stelt artikel 9 W.Succ. een weerlegbaar vermoeden in volgens welke de derde (in dit geval, het kind) verondersteld wordt de naakte eigendom te hebben verworven met fondsen die aan de overledene toebehoren en acht bijgevolg dat het onroerend goed in volle eigendom in de erfenis zit en door het kind via legaat verkregen wordt.

De wet zegt echter dat dit vermoeden niet van toepassing is als de derde kan aantonen dat de aankoop geen verdoken schenking in zijn voordeel is. Om dit vermoeden te weerleggen, moet de naakte eigenaar dus aantonen dat hij over de fondsen beschikte om de naakte eigendom te kopen en dat hij die fondsen daarvoor heeft gebruikt, en dit, bijvoorbeeld, door aan te tonen dat hij de naakte eigendom gekocht heeft met middelen die hij vooraf van de overledene gekregen had. In dat geval “zal de aankoop geen enkele schenking bedekken” aangezien deze voor de gesplitste aankoop gebeurd is.

JA, MAAR …

De gesplitste aankoop in onroerend goed is sinds vele jaren een doelwit van de fiscus, waardoor de fiscale administratie zich de bevoegdheid heeft toegekend om aan de wet bijkomende voorwaarden toe te voegen die moeten vervuld worden om het vermoeden van artikel 9 W.Succ. te weerleggen. Zo moest de gesplitste aankoop volgens de fiscus beantwoorden aan één van deze twee voorwaarden:

  • ofwel moest de voorafgaande schenking geregistreerd zijn en onderworpen aan de betaling van de registratierechten voorzien voor schenkingen;
  • ofwel moest aangetoond worden dat de begunstigde van de schenking vrij over de fondsen2 had kunnen beschikken (met andere woorden, er moest aangetoond worden dat er geen causaal verband bestond tussen de schenking en de gesplitste aankoop).
Op 12 juni 2018 heeft de Raad van State het standpunt nr. 15004 van de Vlaamse fiscale administratie (“VLABEL”) over het te leveren tegenbewijs in geval van gesplitste aankoop, vernietigd. Gezien noch de wet, noch de voorbereidende werken de registratie van een schenking in België opleggen en dat een fictiebepaling op een strikte manier moet geïnterpreteerd worden, kan er volgens de Raad van State uit artikel 2.7.1.0.7 van de VCF niet worden afgeleid dat de schenking die de gesplitste aankoop voorafgaat, maar als tegenbewijs zal worden aanvaard voor zover ze in België geregistreerd werd. Met andere woorden, het tegenbewijs kan geleverd worden door een schenking waarvoor geen enkel registratierecht betaald werd. In haar persbericht van 15 juni 2018 heeft VLABEL bevestigd dat: “dit arrest directe gevolgen heeft. De Vlaamse fiscale autoriteiten zullen het vernietigde standpunt niet meer toepassen in de dossier die in de toekomst zullen behandeld worden” (vrije vertaling). </p>

Het was nog afwachten wat het standpunt van de twee andere gewesten zou zijn…

De Minister van Financiën heeft onlangs bevestigd dat de fiscale administratie zich in lijn zou zetten met het arrest van de Raad van State, zodat het voortaan zou volstaan om aan te tonen dat de datum van de schenking voor de gesplitste aankoop viel om het vermoeden van artikel 9 W.Succ. te weerleggen.

Dat is een correcte toepassing van het gelijkheidsbeginsel van de belasting dat zegt dat “geen enkele belasting mag gevestigd worden dan door de wet”. Uit dat beginsel leiden we af dat de fiscale wetten strikt moeten geïnterpreteerd worden. Het standpunt van de fiscale administratie was niet geoorloofd aangezien ze een bijkomende voorwaarde toevoegde aan de wettekst die voor de weerlegging van het vermoeden enkel het bewijs eiste van het bestaan van een schenking die de gesplitste aankoop voorafging.


1 Art.9 W.Succ. : « De [ ..] onroerende goederen, verkregen ten bezwarende titel voor het vruchtgebruik door de overledene en voor de blote eigendom door een derde,[...] worden, voor de heffing van het uit hoofde van de nalatenschap van de overledene eisbaar successierecht en recht van overgang bij overlijden, geacht in volle eigendom in dezes nalatenschap voorhanden te zijn en door de derde als legaat te zijn verkregen, tenzij het bewezen wordt dat de verkrijging […] niet een bedekte bevoordeling ten behoeve van de derde is.» en art.2.7.1.0.7 VCF. </p>

2 Nummer S 9/06-07 ; Nummer S 9/06-08, Beslissingen van 26 augustus en 17 oktober 2013 – besl. n° E.E./98.937, Beslissing van 18 juli 2013 die deze van 19 april 2013 vervangt – besl. n° EE/98.937, beschikbaar op : www.fisconet.be


Chloé BINNEMANS

Thema : Successierechten

Auteur : Chloé Binnemans

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator