ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Ten slotte, kan de rechter in fiscale zaken de bijzondere aanslag op geheime commissielonen verminderen, of niet?

Elke vennootschap die ooit een fiscale controle heeft gehad, heeft kennis gemaakt met het spectrum van de dreiging van de aanslag op geheime commissielonen; deze aanslag, gelijk aan 309% van het bedrag van de uitgave die niet gerechtvaardigd wordt geacht, hield een belangrijke economische kost in voor de vennootschappen die erdoor getroffen werden. Sinds vele jaren heeft de rechtspraak beslist dat deze bijzondere aanslagen op geheime commissielonen een strafrechtelijk karakter hebben (ze waren onevenredig met de gepleegde inbreuk en waren geen correcte vergoeding van de Schatkist voor het geleden verlies ten gevolge van een verlies aan belasting; meer nog, ze vertoonden een duidelijk afschrikkend karakter en waren duidelijk door de wetgever bedoeld als sanctie voor een door haar als ongepast beschouwd gedrag).

Als gevolg van deze rechtspraak konden we van de rechter in fiscale zaken verwachten dat hij zich uitspreekt over het bedrag van de bijzondere aanslag op geheime commissielonen en, in voorkomend geval, dat hij dit bedrag vermindert, aangezien dat een strafrechtelijk sanctie moet kunnen verminderd worden door de rechter die belast is met het onderzoek van de situatie van de persoon die deze sanctie moet kunnen betalen.

De bijzondere aanslag op de geheime commissielonen werd zodanig betwist dat ze onlangs verminderd werd tot een wettelijk maximumbedrag van 103% met verschillende mogelijkheden om ze volledig ongedaan te maken.

In deze eerder gunstige context zorgt een arrest van het Hof van cassatie van 12 februari 2016 voor verwarring.

In een arrest van 22 oktober 2014 had het Hof van beroep van Luik beslist om te breken met de dominante rechtspraak en te oordelen dat zelfs wanneer de afzonderlijke aanslag op geheime commissielonen van 309% in het verleden een strafrechtelijk karakter had, de rechter in fiscale zaken niet de bevoegdheid had om de sanctie af te zwakken.

Geconfronteerd met dergelijk afwijkend arrest is het waarschijnlijk zeer aannemelijk dat de belastingplichtige zich tot het Hof van cassatie heeft gericht; nochtans heeft het Hof van cassatie het beroep van de belastingplichtige in twee korte zinnen afgewezen, zeggende dat het artikel 219 van het Wetboek, die deze sanctie voorziet, de administratie of de rechter niet de bevoegdheid heeft om de afzonderlijke aanslag op te leggen of het tarief te verlagen, en dat er verder geen enkele andere bepaling is die hen het toelaat.

Het Hof geeft ook aan dat het recht op toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter, gewaarborgd door het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, evenmin leidt tot het toekennen van deze bevoegdheid aan de rechter.

Dergelijke beslissing van het Hooggerechtshof is zeer verrassend.

Het Hof van cassatie lijkt het « statuut » van strafrechtelijke sanctie van de afzonderlijke aanslag op geheime commissielonen niet te ontkennen, maar onthoudt de belastingplichtige zijn meest elementaire bescherming – zijnde het recht om zich te verdedigen en zijn zaak aan een onpartijdige rechter voor te leggen-, wat hem gegarandeerd wordt door het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.

In het kader van haar wettelijkheidscontrole op de arresten die aan haar censuur worden voorgelegd, is het Hof van Cassatie gehouden tot het respecteren van de internationale teksten die België binden en die onmiddellijk toepasselijk zijn.

Tot op vandaag werd nog nooit ernstig betwist dat de hierboven genoemde bepaling van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens geen onmiddellijk gevolg zou hebben.

Het Hof van cassatie geeft niet meer uitleg over de motieven van haar beslissing, waarvan de inhoud meer dan verontrustend is.

Auteur : Severine Segier

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator