ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Werk in Luxemburg: De administratie moet het bericht van wijziging van de aangifte motiveren

Een inwoner van België werd bij een Luxemburgs bedrijf als werfleider aangeworven met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.

Voor het inkomstenjaar 2010 had hij een bedrag van 53.562,86 euro aangegeven als buitenlandse inkomsten die bij verdrag in België moeten vrijgesteld worden.

In 2011 heeft de belastingdienst hem een verzoek tot informatie gestuurd waarin zij informatie vroegen met betrekking tot zijn effectieve werkplaats.

Hij heeft op dit verzoek tot informatie geantwoord door een kopie bij te voegen van zijn arbeidsovereenkomst, een attest van zijn werkgever, alsook een certificaat van aansluiting bij het Centre de la Sécurité sociale van het Groothertogdom Luxemburg, opgesteld op zijn naam.

Daarop stuurde de administratie hem een bericht van wijziging van zijn aangifte met betrekking tot het aanslagjaar, stellende dat zijn aangifte onjuist was.

Dit bericht werd als volgt gemotiveerd:

“Een buitenlands inkomen kan slechts vrijgesteld worden als er effectief wordt bewezen dat de voorwaarden voor de toekenning van vrijstelling, die voorzien worden in een bilateraal verdrag ter preventie van de dubbele belasting, vervuld zijn.

Met mijn verzoek van 20/10/2011 werd u gevraagd om het bewijs voor te leggen dat de verkregen vergoedingen onder de toepassing van de bepalingen van dit artikel 15 van het voornoemde DBV vallen, ook te bewijzen dat het werk weldegelijk in het Groothertogdom wordt uitgevoerd en uw fysieke aanwezigheid op Luxemburgs grondgebied aan te tonen.

Gezien uw antwoord niet voldeed aan mijn verzoek zoals hierboven vermeldt, zullen de vergoedingen aan het normale belastingregime onderworpen worden zoals voorzien in de artikelen 130 tot 168 WIB92 zonder gebruik te kunnen maken van de hierboven bedoelde uitzonderingen.”

De belastingplichtige heeft op dit bericht van wijziging geantwoord door meer bepaald te stellen dat de toepassing van artikel 15 van het DBV dat werd afgesloten tussen het Groothertogdom Luxemburg en België, volgens hem geen uitzondering vormt op het (Belgisch) algemeen belastingregime, maar wel een internationale norm die primeert boven het nationale recht. Volgens de belastingplichtige zou het, gezien de tekst van artikel 15 van dit DBV, in principe aan de belastingdienst zijn om te bewijzen dat de aanvrager in België werkte, in tegenstelling tot wat in zijn aangifte zou blijken, en dus in die Staat moest belast worden op zijn beroepsinkomsten.

De belastingdienst maakte haar beslissing tot taxatie bekend aan de belastingplichtige en deelde mee dat ze haar positie, zoals opgenomen in haar voormelde bericht van wijziging, behield alsook de inkohiering van een bijkomende bijdrage met 56.536,86 euro bij code 1250.

Voor de rechtbank voert de belastingplichtige de onwettigheid van de belasting aan omwille van het ontbreken van een motivering van het bericht van wijziging.

De voorafgaande verzending van het bericht van wijziging is inderdaad een substantiële formaliteit die bij niet-naleving leidt tot de annulering van de belasting.

De rechtbank van eerste aanleg van Namen, waar de zaak aanhangig werd gemaakt, wijst er zeer terecht op dat het bericht van wijziging de drie volgende elementen moet bevatten:

  • De reden waarom gebruik werd gemaakt van de procedure van wijziging van aangifte;
  • Het bedrag van inkomsten en andere elementen waarop de belasting gebaseerd is;
  • De manier waarop deze inkomsten en elementen werden vastgesteld.

Het naleven van de formaliteit die voorzien is in artikel 346 van het WIB92 heeft als doel de belastingplichtige op een gemotiveerde manier te informeren over de inkomsten en andere elementen waarmee de administratie voorstelt om deze die werden aangegeven of toegelaten, te vervangen, deze te betwisten en ze te verwerpen of te aanvaarden. Ook moeten de elementen en motieven van een bericht van wijziging aan de belastingplichtige toelaten om de beoogde wijziging te onderzoeken en te bespreken. Zoals de rechtbank onderstreept, moet het bericht van wijziging aan de belastingplichtige de mogelijkheid geven om het standpunt van de administratie te begrijpen, zodat hij zijn recht van verweer kan uitoefenen.

In dit geval had de belastingplichtige in zijn belastingaangifte het bedrag van 53.562,86 euro vermeld als buitenlandse inkomsten die in België bij verdrag moesten vrijgesteld worden en dat bedrag kwam overeen met het salaris dat de belastingplichtige van zijn Luxemburgse werkgever had ontvangen.

In haar bericht van wijziging verduidelijkte de belastingdienst echter niet welk bedrag van de door de belastingplichtige ontvangen vergoeding zij voornemens was te weerhouden teneinde deze te belasten in België. Het bedrag dat zij had opgenomen in de betwiste bijdrage, bij code 1250 (salarissen, lonen, enz.) was 56.536,86 euro.

De rechtbank stelt vast dat de administratie in dit bericht van wijziging niet vermeldt welk bedrag van inkomsten zij zou belasten in België via de aangekondigde wijziging, en a fortiori ook niet uitlegt hoe zij dit bedrag heeft bepaald.

In realiteit zal de administratie tijdens de pleidooien uitleggen dat zij zich gebaseerd heeft op het salariscertificaat van de belastingplichtige dat in bijlage zat van het antwoord op het verzoek tot informatie van de belastingplichtige.

De rechtbank stelt dus vast dat de belastingplichtige, op het ogenblik dat een antwoord moest gegeven worden op het bericht van wijziging, op geen enkele manier kon antwoorden voor wat betreft het quantum van de inkomsten dat de administratie wilde belasten in België, als salaris in zijn hoofde.

Voor de rechtbank betekent dit een schending door de belastingdienst van artikel 346, al. 1ste van het WIB92.

Bijgevolg vernietigt de rechtbank de daaropvolgende bijdrage.

Auteur : Pascale Hautfenne

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator