ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Normaal beheer van het privé-vermogen versus beroepsinkomsten

Het normale beheer van het privé-vermogen is niet onverenigbaar met speculatie. Dan stelt zich de volgende vraag: wanneer worden occasionele speculatieve verrichtingen beroepsactiviteiten?

We kunnen verschillende hypotheses vooropstellen. Er bestaan handelingen van normaal beheer van het privé-vermogen die niet belast worden. Daartegenover heeft men de handelingen die uit een beroepsactiviteit voortkomen en die belast worden volgens de personenbelasting met een progressief tarief. Ten slotte bestaan er diverse inkomsten die aan een tarief van 33% belast worden (artikel 90, 1° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, hierna “WIR92” genoemd).

Om een beroepsinkomst te bepalen, kunnen onder meer de volgende criteria worden weerhouden: de handeling is verbonden met de beroepsactiviteit van de belastingplichtige, het goed aan de basis van de meerwaarde werd gebruikt voor professionele doeleinden.

In februari 2014 werd een geschil aanhangig gemaakt voor de rechtbank van eerste aanleg van Namen betreffende de vraag van het normaal beheer van het privé-vermogen (Burg., Namen, 12 februari 2014, RG nr. 09/2685/A).

In dit geval betreft het belastingplichtigen die een onroerend vermogen bezitten bestaande uit zestien gebouwen. Deze gebouwen werden aangekocht met persoonlijk spaargeld van de belastingplichtigen, alsook met inkomsten afkomstig van de gebouwen.

De belastingplichtigen hebben een twintigtal gebouwen gekocht en hebben één verkoop en twee schenkingen gedaan.

Ze hebben deze inkomsten steeds aangegeven in de categorie van onroerende inkomsten (artikel 7 van het WIB 92). De administratie heeft deze kwalificatie nooit aangevochten, ondanks twee controles die zij in 1990 en 1995 heeft uitgevoerd.

In 2005 ondersteunt de administratie echter de volgende visie: volgens haar moeten de ontvangen huurgelden eigenlijk als beroepsinkomsten worden beschouwd. Het stelsel van “handelaar in goederen” moet bijgevolg op hen toegepast worden.

De rechtbank herinnert aan het onderscheid dat bestaat tussen een economische activiteit en een beroepsactiviteit. “Een economische activiteit is een activiteit die, algemeen, beantwoordt aan de materiële of andere behoeftes van diegene die ze uitoefent. Zo omschreven kan de economische activiteit zowel een privé karakter hebben als van professionele aard zijn”.

Volgens het vonnis wordt een economische activiteit professioneel van zodra de ze privé-sfeer verlaat van diegene die ze uitoefent, wanneer ze op de markt verschijnt.

De rechtbank verduidelijkt dat om te bepalen of de inkomsten van de belastingplichtige al dan niet beroepsinkomsten zijn, men eerst en vooral moet nagaan of de economische activiteit die hij ontplooit, al dan niet op een markt terechtkomt.

Twee andere criteria die in overweging moeten genomen worden voor de kwalificatie van de inkomsten als beroepsinkomsten zijn het belang en de herhaling van de verrichtingen.

De rechtbank beslist dat de belastingplichtigen een onroerend vermogen hebben samengesteld voor hun eigen gebruik, om er zekere inkomsten uit te halen, maar de huurgelden en niet de winsten, vormen voor hen beroepsinkomsten.

De rechtbank beslist ook dat diegene die geen handelaar in goederen is en die geen enkele professionele activiteit uitoefent, geen enkele andere fiscale verplichting heeft dan de inkomsten uit zijn gebouwen aan te geven, dit conform artikel 7 van het WIB 92.

De rechtbank heeft dus de belastingplichtigen in het gelijk gesteld en heeft de betwiste bijdragen geannuleerd.

Auteur : Florence Cappuyns

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator