ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Schuldvergelijking tussen een betwiste belastingschuld en de vordering van een belastingplichtige: evenredigheid is vereist

Het is niet ongebruikelijk dat een belastingplichtige die een belastingschuld betwist ook een schuldeiser is van bedragen ten opzichte van de Belgische staat. Dit is bijvoorbeeld het geval voor een vennootschap die door middel van een vordering of gerechtelijke procedure een in de vennootschapsbelasting ingeschreven bijdrage betwist en die ook schuldeiser is ten aanzien van de btw-administratie.

In dat geval heeft het Belgische wetgevende arsenaal de Belgische staat belangrijke bevoegdheden verleend die hem in staat stellen de controle over de liquide schuldinstrumenten van de belastingplichtige te behouden en toe te wijzen aan de betaling van de betwiste belastingen.

Sinds 2005 heeft een transversale maatregel de overheid in staat gesteld om een schuldvergelijking te doen tussen belastingschulden die niet dezelfde aard hebben, bijvoorbeeld tussen een schuld aan de vennootschapsbelasting en een btw-tegoed (artikel 334 van de programmawet van 27 december 2004).

Het systeem van schuldvergelijking werd uitgebreid door de programmawet van 22 december 2008 en maakt schuldvergelijking mogelijk voor alle bedragen die verschuldigd zijn op grond van de fiscale wetten waarvoor de FOD Financiën bevoegd is, maar ook voor fiscale (of niet-fiscale) schulden waarvan de inning en invordering worden toevertrouwd aan de FOD Financiën (bijvoorbeeld successierechten in het Brusselse of Waalse Gewest of verkeersboetes).

Wanneer de onbetaalde belastingschuld niet of niet meer wordt betwist, wordt de bestemming automatisch gedaan: de bevoegde ambtenaar kan de terug te betalen bedragen zonder formaliteiten toewijzen aan de betaling van de openstaande belastingschulden.

Wanneer de belastingschuld wordt betwist, bepaalt het “uitgebreide” artikel 334 dat de bevoegde ambtenaar de opdracht zonder formaliteit als "bewarende maatregel" kan verrichten.

Het Hof van Beroep van Brussel, dat in hoger beroep uitspraak deed bij de beslagrechter, had onlangs de gelegenheid om het kader te specificeren waarin een dergelijke maatregel kon optreden wanneer de belastingheffing wordt betwist (arrest van 09.03.2021).

In casu was het een vennootschap die een klacht had ingediend en vervolgens een belastingvordering had ingesteld tegen een bijdrage die was gevestigd in de vennootschapsbelasting. De Belgische staat had besloten de aan deze vennootschap terug te betalen btw-tegoeden toe te wijzen aan de terugbetaling van de betwiste bijdrage.

Onder verwijzing naar de leer van het Hof van Cassatie herinnert het Hof van Beroep er in de eerste plaats aan dat de mogelijkheid om een bedrag toe te wijzen aan een betwiste vordering afhankelijk is van de vereiste van proportionaliteit: de gevolgen die zich voordoen als bewarende maatregel moeten in verhouding staan tot het nagestreefde doel. Volgens het Hof van Cassatie kan de rechter op verzoek van de schuldenaar (de belastingplichtige) de vrijgave van het geclearde bedrag gelasten indien het geschil hem kennelijk gerechtvaardigd lijkt. De kwijting waarin de belastingwet voorziet, vormt namelijk een wijze van betaling door middel van schuldvergelijking sui generis, aangezien zij afwijkt van de toepassing van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake schadevergoeding en met name van de voorwaarde dat schuldvergelijking slechts is toegestaan tussen twee onverschuldigde schulden die vaststaand en opeisbaar zijn. Wanneer deze plaatsvindt op een betwiste belastingschuld (die geen vaststaande en opeisbare schuld is), heeft de kwijting de neiging de betaling van de betwiste schuld te garanderen en moet deze maatregel derhalve in verhouding staan tot het nagestreefde doel.

In de bij haar aanhangige zaak heeft het Hof van Beroep geoordeeld dat de specifieke omstandigheden van de zaak haar in staat stelden de door de Belgische staat genomen bestemmingsmaatregel onevenredig te vinden. Het Hof wijst onder meer op de volgende elementen: de ouderdom van de bijdrage en de aanzienlijke vertraging bij de behandeling van het geschil in de administratieve fase, de solvabiliteit van de belastingplichtige, de analyse van de jaarrekening van de belastingplichtige en het ernstige prima facie argument van het geschil. Al deze factoren zijn in het voordeel van de belastingplichtige en hebben tot gevolg gehad dat het Hof van Beroep van Brussel geoordeeld heeft dat de bestemmingsmaatregel niet in verhouding is tot het nagestreefde doel en de teruggave van de betrokken bedragen.

Dit besluit moet worden toegejuicht, omdat wanneer de bestemming plaatsvindt als bewarende maatregel van een betwiste belastingschuld, dit vaak leidt tot verstikking van de belastingplichtige die geen geld heeft waarop hij had gerekend. Wanneer de belastingplichtige met een dergelijke bestemmingsmaatregel wordt geconfronteerd, zal hij dus moeten onderzoeken of die maatregel correct wordt toegepast en of deze voldoet aan de vereiste van proportionaliteit.

Auteur : Sylvie Leyder

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator