ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Wederzijdse administratieve bijstand, « gegroepeerde aanvragen » en « phishing operation »: Zwitserland komt terug op haar praktijk inzake internationale samenwerking.

Met een arrest van 26 juli 2019 heeft de Zwitserse Federale Rechtbank geoordeeld dat Zwitserland de persoonsgegevens van houders van meer dan 40.000 rekeningen die geopend werden bij de UBS-bank, meestal tussen 2006 en 2008, mocht doorgeven aan de Franse belastingautoriteiten.

De Direction générale des finances publiques (DGFiP) van het Ministère français de l'Action et des Comptes publics had in mei 2016 een aanvraag ingediend tot wederzijdse administratieve bijstand bij de Zwitserse autoriteiten. De DGFiP baseerde zich, in deze context, op een lijst van meerdere duizenden rekeningnummers van klanten van de Zwitserse UBS-bank die de Franse belastingautoriteiten hadden gekregen van de Duitse belastingautoriteiten, na een huiszoekingen in de Duitse kantoren van de bank.

De Franse autoriteiten waren van mening dat de bedragen die op deze rekeningen gestort werden meer dan 11 miljard Zwitserse franken bedroegen. Zij wilden dus de namen, geboortedata, meest recente adressen en het saldo van deze rekeningen tussen 2010 en 2015 krijgen, met de bedoeling na te gaan of hun houders weldegelijk hun fiscale verplichtingen in Frankrijk hadden nagekomen.

De Administration fédérale suisse des contributions (AFC) had de levering van de gevraagde informatie toegestaan. Daarop heeft UBS de zaak voor de Zwitserse Federale Rechtbank (TAF) aanhangig gemaakt, uit schrik dat de gevraagde gegevens door de Franse autoriteiten zouden gebruikt worden in het kader van een repressieve procedure die in Frankrijk werd geopend tegen de bank voor “illegale bankwerving” en “witwassen verzwaard met fiscale fraude”.

De TAF had de beslissing van de AFC vernietigd met als reden dat de aanvraag voor wederzijdse bijstand van Frankrijk de redenen niet voldoende verduidelijkte, wat deed denken dat de houders van rekeningen in Zwitserland bij UBS hun fiscale verplichtingen in Frankrijk hadden geschonden.

Het arrest van de Federale Rechtbank van 26 juli 2019 beslecht het beroep van de AFC tegen deze beslissing. De federale rechtsmacht heeft geoordeeld dat de aanvraag tot wederzijdse administratieve bijstand geen “phishing” operatie was, omdat “de elementen die Frankrijk aanhaalt het mogelijk maken te besluiten tot vermoeden van onwettig gedrag, namelijk dat een deel van de houders van de betrokken rekeningen Franse belastingplichtigen zouden zijn die hun fiscale verplichtingen niet gerespecteerd hebben”.

De Franse autoriteiten hadden hieromtrent enkel laten gelden dat 10.000 van de rekeningen die betrokken waren bij de aanvraag tot wederzijdse bijstand niet aangegeven werden in Frankrijk. De DGFiP oordeelde dat deze vaststelling een “voldoende motief” inhield om de aanvraag tot wederzijdse bijstand, die de vorm aannam van een “gegroepeerde aanvraag”, zijnde aan een aanvraag gericht op het verkrijgen van de identificatie van alle burgers van de verzoekende Staat die houder zijn of waren van een rekening bij de betrokken bank, te rechtvaardigen.

De beslissing van de hoogste Zwitserse rechtsmacht kan dus verwonderlijk lijken. In werkelijkheid bevestigt ze een recente rechtspraak die in dezelfde zin een aanvraag tot wederzijdse administratieve bijstand had beslecht die deze keer werd ingediend door de Duitse autoriteiten, gebaseerd op dezelfde lijst van rekeningen die geopend werden bij UBS en verkregen werden in dezelfde omstandigheden.

We hebben lange tijd gedacht dat de Zwitserse wetgeving en praktijk de Zwitserse bankinstellingen en financiële instellingen beschermden voor “gegroepeerde aanvragen”. Vandaag moeten we vaststellen dat de tijden veranderd zijn….

Sinds de inwerkingtreding, op 1 februari 2013, van de federale Wet op de internationale administratie bijstand in fiscale zaken (LAAF) aanvaardt Zwitserland inderdaad om gevolg te geven aan dergelijke “gegroepeerde aanvragen”, wanneer ze betrekking hebben op feiten na deze datum.

We kunnen al opmerken dat de periode waarop de Franse aanvraag tot wederzijdse bijstand betrekking had, startte op een datum van voor deze inwerkingtreding, aangezien Frankrijk het saldo van de UBS-rekeningen wilde krijgen waarvan zij het nummer hadden gekregen van de Duitse autoriteiten, tussen 2010 en 2015 …

Meer fundamenteel, het is de methodologie van de aanvraag tot wederzijdse bijstand en haar validering door de Zwitserse rechtsmacht die in dit geval in vraag worden gesteld. De aanvraag die de Franse autoriteiten tot de Zwitserse autoriteiten hebben gericht geen aanvraag tot wederzijdse bijstand als dusdanig is, ook al werd deze geformuleerd onder de vorm van “gegroepeerde aanvraag”. In de becommentarieerde zaak zijn de Franse autoriteiten duidelijk overgegaan tot een “phishing” operatie (of “aanvraag in bulk” volgens de Zwitserse praktijk), aangezien zij in werkelijkheid enkel bankrekeningnummers bevatten, zonder meer “vermoedens” van “fraude” te kunnen doen gelden die de aanvraag tot wederzijdse bijstand hadden kunnen rechtvaardigen.

Hoe kunnen we zeggen in eenzelfde situatie dat de autoriteit die om administratieve bijstand vraagt “voldoende gegevens” heeft gegeven om vast te stellen dat een groot deel van de houders van de rekeningen die geïdentificeerd werden in de aanvraag “redelijkerwijs” konden vermoed worden fiscale fraude te hebben gepleegd, wat trouwens ook door de Federale Rechtbank werd gezegd in haar arrest van 26 juli 2019?

Echter, als het juist is dat sinds de revisie van het Verdrag ter Preventie van de Dubbele Belasting die Zwitserland verbindt met Frankrijk, de aanvragen tot wederzijdse administratieve bijstand toegelaten mogen worden zelfs als zij enkel steunen op bankrekeningnummers, toch is het nog nodig dat dergelijke aanvragen voldoende details bevatten en dat de autoriteiten van de verzoekende Staten “substantiële” “aanwijzingen van fraude” aanleveren die de gevraagde wederzijdse bijstand rechtvaardigen.

We zullen zonder twijfel lang naar dergelijke aanwijzingen zoeken…

Zoals één van de rechters van de Federale Rechtbank heeft toegegeven, “er waait een nieuwe wind in de fiscale samenwerking” in Zwitserland. De restrictieve interpretaties die lang door de Zwitserse Confederatie werden gehanteerd, behoren voortaan tot het verleden.

Vele Staten die zelf ook wilden overgaan tot dergelijke “phishing” operaties zaten ongeduldig te wachten op de beslissing van de Federale Rechtbank. We weten dat de Staat Israël, als voorbeeld, in maart 2019 eenzelfde aanvraag aan Zwitserland heeft gericht.

België en Zwitserland zijn verbonden door een verdrag van 28 augustus 1978. Op 10 april 2014 hebben de twee Staten een addendum aan dit verdrag getekend. Dit is van kracht sinds 1 januari 2018. Inzake de uitwisseling van informatie werd er voorzien dat de Staten niet alleen de informatie zullen uitwisselen die nodig si voor een regelmatige toepassing van het Verdrag, maar voortaan ook de informatie die “waarschijnlijk belangrijk […] zal zijn voor de administratie op de toepassing van de interne [fiscale] wetgeving […] in die mate dat de belasting die zij voorziet niet tegenstrijdig is met het Verdrag”.

We anticiperen reeds de interpretatieproblemen die deze passage van het Verdrag zeker met zich mee zullen brengen, rekening houdend met de onnauwkeurigheid van de gebruikte termen.

Wat de “phishing” operaties betreft, zij worden verboden door het Protocol bij het Verdrag (“hengelen naar inlichtingen”). Zal deze protocollaire beperking voldoende zijn om België te verhinderen op zoek te gaan naar informatie? We kunnen dit betwijfelen, aangezien juist de Zwitserse Federale Rechtbank in haar arrest van 26 juli 2019 geoordeeld heeft dat de aanvraag voor wederzijdse administratieve bijstand geen “phishing” operatie was terwijl dit in werkelijkheid weldegelijk één was.

Auteur : Jonathan Chazkal, Melanie Daube

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator