ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Beroepsprocedure tegen het uitblijven van een beslissing of de weigering van het openbaar ministerie van een toegangverzoek tot dossiergegevens

In een strafrechtelijk proces wordt het vonnis dat uitgesproken wordt door een strafgerecht steeds voorafgegaan door een fase genaamd « opsporingsonderzoek» en/of door een « vooronderzoek » , wat enkel in bepaalde gevallen verplicht is.

Het gerechtelijk onderzoek dient voor de onderzoeksdaden die de gerechtelijke politie en het Parket stellen om meer klaarheid te krijgen over de draagwijdte van de feiten waarvan zij kennis hebben.

Het opsporingsonderzoek dat door een onderzoeksrechter wordt uitgevoerd, heeft hetzelfde doel als de informatie, namelijk de opsporing van de daders van inbreuken en de zoektocht naar bewijs van schuld van de delinquenten. Over het algemeen wordt het onderzoek geleid wanneer onderzoeksmaatregelen nodig zijn die de individuele vrijheden aantasten en/of in bepaalde complexe dossiers.

Zowel het gerechtelijk onderzoek als het opsporingsonderzoek zijn inquisitoriale procedures, met andere woorden geheim, schriftelijk en niet-tegensprekelijk.

In het stadium van het gerechtelijk onderzoek of het opsporingsonderzoek, heeft elke persoon die rechtstreeks belang heeft, zijnde de beschuldigde, de verdachte, de burgerlijke partij of de burgerrechtelijk aansprakelijke partij meer bepaald, het recht om aan het Parket of aan de onderzoeksrechter te vragen om het strafdossier in te kijken en/of er een kopie van te krijgen.

De onderzoeksrechter kan de toegang tot het dossier weigeren, maar moet zijn weigering motiveren.

In geval van stilzwijgen van de onderzoeksrechter of van een negatief antwoord, kan beroep worden ingesteld bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling.

In tegenstelling tot het onderzoeksstelsel is er geen enkele specifieke regel die de volledige of gedeeltelijke communicatie van het dossier naar de partijen toe in het stadium van het gerechtelijk onderzoek regelt.

De Procureur des Konings beschikt over een discretionaire bevoegdheid om te aanvaarden of te weigeren, zelfs zich te onthouden van een antwoord en er bestaat geen enkele beroepsprocedure tegen de beslissing van de Procureur des Konings of tegen het uitblijven van een antwoord.

De zaken zouden voortaan moeten veranderen als gevolg van een arrest van het Grondwettelijk Hof van 25 januari 2017.

In dat arrest dat werd geveld over de prejudiciële vraag van het openbaar Ministerie zelf, heeft het Grondwettelijk Hof voor recht gezegd dat artikel 21bis van het Wetboek van Strafvordering (dat voorziet dat geoordeeld wordt over het verzoek tot toegang tot het dossier in functie van de staat van de procedure), inbreuk pleegt op het gelijkheidsprincipe (artikelen 10 en 11 van de Grondwet) aangezien het geen beroepsprocedure voorziet voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter tegen de weigering en het uitblijven van een beslissing van het Openbaar Ministerie betreffende een verzoek tot toegang tot een gerechtsdossier van de verdachte terwijl er beroep kan ingesteld worden tegen het gebrek aan een beslissing van de onderzoeksrechter na een verzoek tot toegang tot een onderzoeksdossier.

Wanneer het recht de verdachte persoon om te vragen om zijn dossier te consulteren en er een kopie van te krijgen vanaf het onderzoeksstadium door de wetgever erkend wordt, wordt volgens het Hof afbreuk gedaan aan de voorschriften van het recht op een effectieve beroepsprocedure en de rechten van de verdediging wanneer de weigering van het verzoek tot consultatie of het uitblijven van een beslissing enkel door een onafhankelijke en onpartijdige rechter kan gecontroleerd worden.

De beslissing om al dan niet de consultatie van het dossier toe te laten wordt inderdaad genomen door het Openbaar Ministerie die, in voorkomend geval, in de nasleep van de strafrechtelijke procedure de rol van de vervolgende partij op zich zal nemen en die dus niet als onpartijdig kan beschouwd worden.

Dat geldt des te meer daar in vele zaken het Openbaar Ministerie rechtstreeks de betrokken persoon dagvaart voor de rechtsinstantie waar de zaak aanhangig wordt gemaakt zonder dat hij een onderzoek heeft gehad, zodat indien de toegang tot het dossier door het Openbaar Ministerie werd geweigerd aan de verdachte, deze daar pas kennis van kan nemen op het ogenblik dat de preliminaire fase van het strafproces wordt afgerond.

Het arrest van het Grondwettelijk Hof moet nu aanleiding geven tot een wettelijke tussenkomst die een rechtsmiddel voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter regelt.

In afwachting van de tussenkomst van de wetgever houdt niets de betrokken persoon die geconfronteerd wordt met het uitblijven van een reactie van het Openbaar Ministerie die een verzoek tot consultatie van het strafdossier krijgt, er echter van tegen om dit arrest van het Grondwettelijk Hof in te roepen in een brief gericht aan het Openbaar Ministerie.

Het bestaan op zich van dit arrest zou – hopen we – het Openbaar Ministerie moeten aanzetten om binnen redelijke termijn te antwoorden op elk verzoek tot consultatie van een strafdossier en zijn antwoord te motiveren, dit op zo’n manier dat de rechtzoekende de mogelijkheid kan bekijken om beroep in te stellen tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie.

Angélique PUGLISI

Auteur : Angélique Puglisi

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator