ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Het recht op inzage in zijn fiscaal dossier in het kader van een bezwaar

Door een bezwaar in te dienen tegen een belasting die men opgelegd krijgt en die men betwist, is het fundamenteel – lijkt ons – om enerzijds zijn recht om “gehoord te worden” (door de ambtenaar die zal belast worden met het onderzoek van dit bezwaar) en anderzijds om zijn “recht op inzage” in zijn fiscaal dossier te gebruiken. De uitoefening van deze rechten maakt het inderdaad mogelijk om uw standpunt te laten horen aan de ambtenaar die belast is met het onderzoek van het bezwaar en, soms, te vermijden dat een lange en dure gerechtelijke procedure moet opgestart worden.

De uitoefening van deze rechten moeten dan ook nog effectief zijn.

Dit is niet het geval wanneer de ambtenaar – die de belastingplichtige ontvangt – hem een bijna leeg dossier ter beschikking stelt, omwille van het feit dat alles elektronisch wordt bewaard en dat, met uitzondering van het bezwaar zelf (wat de belastingplichtige zou moeten hebben), “er niets meer geprint wordt”.

Deze manier van werken, ook al beschermt ze de planeet, zorgt daarentegen voor een schijnvertoning van respect voor de rechten van de belastingplichtige. Het respecteren van de planeet en het respecteren van de belastingplichtige zijn nochtans niet onverenigbaar. Het volstaat voor de FOD Financiën om een procedure in te voeren voor het digitaal consulteren van het digitale fiscale dossier. Bij gebrek hieraan worden deze fundamentele rechten – om gehoord te worden en inzage te hebben in zijn dossier – gewoonweg niet gerespecteerd.

Laten we nog eens herhalen waar deze rechten hun oorsprong vinden:

  • Enerzijds in artikel 374 paragraaf 3 van het WIB 92 : “Indien de eiser dit geëist heeft in zijn bezwaar, zal hij gehoord worden. Hiervoor zal hij uitgenodigd worden om zich aan te bieden binnen de dertig dagen”
  • Anderzijds in artikel 4 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van de administratie : “het recht om een administratief document van een federale administratieve autoriteit te consulteren en een afschrift van dit document te krijgen, bestaat erin dat iedereen, volgens de voorwaarden voorzien in deze wet, ter plaatse kennis kan nemen van elk administratief document, uitleg kan krijgen over zijn zaak en er informatie kan over krijgen in de vorm van een afschrift”.

Als de eerste tekst specifiek is voor de administratieve bezwaarprocedure (en leidt tot de nietigheid van de directoriale beslissing die zou genomen zijn zonder dat recht werd gedaan aan het verzoek), heeft de tweede tekst daarentegen een algemene strekking en laat ze in werkelijkheid aan elke rechtzoekende toe om een administratief stuk te kunnen consulteren (en a fortiori dus een stukkenbundel) die hem betreft en er een afschrift van te krijgen (op voorwaarde dat dit gevraagd wordt conform de voorwaarden voorzien in artikel 5 van de wet van 11 april 1994).

Toegepast op de bezwaarprocedure is dit recht het voorwerp geweest van belangrijke commentaren in een administratieve omzendbrief nr. Ci.RH.863/530.827 dd. 18.09.2000 die gepubliceerd werd op de website van de FOD Financiën, die meer bepaald het feit benadrukt dat het dossier alle stukken van het fiscaal dossier van de belastingplichtige moet bevatten, met inbegrip van het verslag van de ambtenaar die belast is met het onderzoek van het bezwaar, de aangiften die aan de administratie werden overgemaakt, de documenten en inlichtingen die, met de toelating van de Procureur-Generaal of de Auditeur-Generaal, verzameld werden in een dossier betreffende een gerechtelijke procedure, enz.

In een arrest van 9 juli 1999 heeft de Raad van State herhaald dat “het recht op het inkijken van elk administratief document en er een afschrift van te krijgen, behalve in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald door de wet, is een grondrecht dat gewaarborgd wordt door artikel 32 van de Grondwet; dat iedereen een dadelijk belang heeft om te handelen met het oog op de inachtneming van dat recht en de weigering om inzage te krijgen te laten vernietigen” en dat “de uitzonderingen waarin het voormelde artikel 6 voorziet, limitatief worden opgenoemd en strikt moeten worden geïnterpreteerd en niet systematisch kunnen worden aangevoerd tot staving van elke weigering om inzage te krijgen van een fiscaal dossier zonder het beginsel van de openbaarheid van de bestuurshandelingen uit te hollen”.

Het ter beschikking stellen van de belastingplichtige van een (papieren) dossier die bijna niks bevat omdat het dossier gedigitaliseerd is, beantwoordt aan geen enkele uitzondering die voorzien is door de Wet en die door de Raad van State werden aangegeven. Daar is er dus duidelijk sprake van schending van de grondrechten, wat de FOD Financiën niet kan goedkeuren en de belastingplichtigen en hun raadgevers moeten aangeven.

Auteur : Anne RAYET

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator