ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Tax shelter: opeenvolgende hervormingen

Sinds de wet van 2 augustus 2002 is het fiscaal regime van tax shelter ten volle van kracht. We herhalen dat dit regime een grote fiscale prikkel is die ertoe dient om de productie van audiovisuele en cinematografische werken in België aan te moedigen. Dit systeem laat een Belgisch bedrijf of een Belgische vestiging van een buitenlands bedrijf dat investeert in de Belgische film toe om onder bepaalde voorwaarden te genieten van een vrijstelling van haar belastingvrije reserves van 150% van de effectief gestorte sommen.

Laatst werd in juni een hervorming doorgevoerd. We noteren dat er geen fundamentele verandering van artikel 194ter van het Wetboek van inkomstenbelasting werd doorgevoerd.

Dit betekent dat het afsluiten van een « kaderovereenkomst » tussen de producer en de investeerder nog steeds vereist is. De vrijstelling is altijd beperkt tot 50% van de belastingvrije winst van het bedrijf dat investeert met een plafond vastgesteld op 750.000 euro per belastbare periode. Een bedrijf kan dus kiezen voor een investering die maximum een derde van haar winst bedraagt. We moeten ook vermelden dat het totaal van de toegelaten investeringen hetzelfde is gebleven: 50% van het totale budget van de film.

Niettemin werden bepaalde percentages verder uitgewerkt. De gevestigde productiefirma moet zich voortaan verbinden tot het spenderen van 90% van het totale geïnvesteerde bedrag in België terwijl de oude wet vereiste dat 150% van het geïnvesteerde bedrag dat op een andere manier dan onder de vorm van een lening werd gespendeerd op Belgisch grondgebied.

Tweede nieuwigheid, de fiscale vrijstelling wordt pas toegekend als minimum 70% van die uitgaven direct gelinkt is aan de productie van de film. Velen juichen dit toe. Blijkt inderdaad dat vele bedrijven die als tussenpersoon optreden tussen de producers en de investeerders zich meer concentreren op de pure financiële kant van het mechanisme van de tax shelter dit ten nadele van de eerste doelstelling van de fiscale prikkel. De wetgever heeft blijkbaar efficiënt willen reageren op deze “omwenteling” door een dergelijke drempel vast te stellen die de “rand” uitgaven beperkt, en door een lijst van uitgaven op te maken die beschouwd worden als rechtstreeks verbonden met de productie of niet.

Derde nieuwigheid, de niet-aftrekbaarheid van kosten en verliezen, waardeverminderingen, provisies en afschrijvingen die afhankelijk van het geval, betrekking hebben op de schuldvorderingen en op de productie- en exploitatierechten van het audiovisueel werk wordt uitgebreid tot alle belastingplichtigen met voorbehoud van enkele uitzonderingen.

En het is nog niet gedaan, er is momenteel een nieuwe hervorming bezig. 14 februari jongstleden werd in de Ministerraad een wetsontwerp goedgekeurd. Het nieuwe regime wenst een “tax shelter attest” in te voeren en een gespecialiseerde controlecel voor uitgaven.

Voortaan, en dit zorgt voor een kleine rel in die branche, zullen de investeerders een fiscaal voordeel genieten wat de rechten zal aantrekken, maar zonder deze aan te kopen, die verbonden zijn aan de productie en het audiovisuele werk.

We herinneren dat in het huidige systeem de investering onderverdeeld is in een onderdeel « lening » (40%) en een onderdeel « equity » bestaande uit een aandeel van de opbrengsten gelinkt aan de geproduceerde film (60%). Voor wat betrekking heeft op het tweede onderdeel geeft de administratie toe dat deze kan gedekt worden, mits het respecteren van een aantal voorwaarden, door een optie “put” die aan de investeerder de mogelijkheid laat om de rechten die verbonden zijn aan de productie van de film te verkopen.

Dit mechanisme, als het sterk het rendement van de tax shelter stimuleert, heeft een zeker afwijkingsrisico met zich meegebracht en een sterke concurrentie tussen het productieluik en het investeringsluik die de wetgever heeft willen verhelpen.

Concreet betekent dit dat de investeerder en de producer altijd een « kaderovereenkomst » zullen moeten afsluiten. De administratie zal een controle van de investering en de uitgaven uitvoeren. In voorkomend geval zal de administratie een attest afleveren aan de producer waar wordt verklaard dat de wettelijke voorwaarden gerespecteerd werden. Dit zal aan de investeerder worden overgemaakt die de fiscale vrijstelling van de geïnvesteerde winsten zal bekomen.

Het hervormingsproject zou nog dit jaar moeten van kracht gaan en zal een geweldig win-win systeem komen versterken en verbeteren, wat zowel voor de bedrijven als voor de Belgische filmindustrie gunstig zal zijn.

Auteur : Vivian Lurquin

Tax shelter : des réformes successives

Depuis la loi du 2 août 2002, un régime fiscal tax shelter est en vigueur pour aider l’industrie du cinéma. Rappelons que celui-ci constitue un incitant fiscal majeur destiné à encourager la production d’œuvres audiovisuelles et cinématographiques en Belgique. En effet, ce système permet à une société belge ou à un établissement belge d’une société étrangère qui investit dans le cinéma belge de bénéficier, moyennant le respect de certaines conditions, d’une exonération de ses bénéfices réservés imposable à concurrence de 150 % des sommes effectivement versées.

Une réforme est intervenue en juin dernier. Notons qu’il n’y a pas eu de changement fondamental de l’article 194 ter du CIR.

Ainsi, la conclusion d’une « convention cadre » entre le producteur et l’investisseur est toujours requise. L’exonération est toujours limitée à 50 % du bénéfice réservé imposable de la société qui investit, avec un plafond fixé à 750.000 euro par période imposable. Une société peut donc opter pour un investissement allant jusqu'à un tiers de son bénéfice. Mentionnons également que le total des investissements permis est demeuré le même : 50 % du budget total du film.

Toutefois, certains pourcentages ont été peaufinés. La société résidente de production doit désormais s’engager à dépenser en Belgique 90 % du montant total investi alors que l’ancienne loi exigeait de dépenser sur le territoire belge 150% du montant investi autrement que sous la forme de prêt.

Seconde nouveauté, l’exonération fiscale n’est octroyée que si au minimum 70 % de ces dépenses sont directement liées à la production du film. Nombreux s’en réjouissent. Il semblerait en effet que de nombreuses sociétés intermédiaires entre les producteurs et les investisseurs se soient davantage concentrés sur le côté purement financier du mécanisme du tax shelter au détriment de la mission première de l’incitant fiscal. Le législateur a semble-t-il voulu réagir efficacement à ce « détournement » en fixant un tel seuil, limitant les dépenses « périphériques », et en instaurant une liste des dépenses considérées comme directement liées à la production ou comme ne l’étant pas.

Troisième nouveauté, la non-déductibilité des frais et pertes, des réductions de valeur, des provisions et des amortissement portant selon le cas, sur les droits de créance et sur le droits de production et d’exploitation de l’œuvre éligible est élargie à tous les contribuables sous réserve de certaines exceptions. Et ce n’est pas fini, une nouvelle réforme est actuellement en cours. Un projet de loi a été approuvé en Conseil des ministres le 14 février dernier. Le nouveau régime souhaite mettre en place une « attestation tax shelter » et une cellule de contrôle spécialisée des dépenses. Désormais, et ceci constitue une petite révolution dans le domaine, les investisseurs obtiendront un avantage fiscal attrayant sans acquérir toutefois des droits liés à la production et à l’exploitation de l’œuvre.

On rappelle que dans le système actuel, l’investissement est réparti en une composante « prêt » (40%) et en une composante « equity » consistant en une quote-part des recettes liées au film produit (60%). Pour ce qui à trait à la seconde composante, l’administration admet, moyennant le respect de certaines conditions, qu’elle puisse être couverte par une option « put » qui laisse la possibilité à l’investisseur de revendre les droits liés à la production du film. Ce mécanisme, s’il dope fortement le rendement du tax shelter, a entrainé un certain risque de dérives et une concurrence ardue entre le volet production et le volet investissement auxquelles le législateur a voulu remédier.

Concrètement, l’investisseur et le producteur devront toujours conclure « une convention cadre ». L’administration effectuera un contrôle de l’investissement et des dépenses. Le cas échéant, l’administration délivrera une attestation au producteur certifiant que les conditions légales ont été respectées. Celle-ci sera transmise à l’investisseur qui obtiendra l’exonération fiscale des bénéfices investis.

Le projet de réforme devrait entrer en vigueur cette année encore et viendra renforcer et améliorer un merveilleux système win-win, bénéficiant tant aux entreprises qu’au cinéma belge.

Auteur : Vivian Lurquin
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator