ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Nieuwe berekeningswijze voor de sociale bijdragen voor zelfstandigen

Vanaf 2015 zal een nieuw systeem voor de berekening van de sociale bijdragen voor zelfstandigen in voege treden.

Nu worden de sociale bijdragen die door de zelfstandigen verschuldigd zijn, berekend op basis van de geïndexeerde inkomsten van het derde jaar dat vooraf gaat aan het jaar dat ze verschuldigd zijn. Zo baseert men zich op de inkomsten die de zelfstandige verworven heeft in 2010 om de sociale bijdragen te berekenen die in 2013 verschuldigd zijn (geïndexeerde inkomsten N-3).

Voor zelfstandigen die starten met hun activiteiten worden de sociale bijdragen die verschuldigd zijn voor elk van de eerste drie jaren bij uitzondering berekend op basis van de beroepsinkomsten van het betrokken jaar. Om dit te doen, betalen deze zelfstandigen voorlopige bijdragen en van zodra hun sociaal verzekeringsfonds de exacte verworven inkomsten kent, wordt een afrekening opgesteld teneinde te bepalen of de zelfstandige een supplement moet betalen of als hem een te veel geïnd bedrag moet terugbetaald worden.

Dit systeem heeft dus het bijzondere karakter dat het zich baseert op een financiële situatie die drie jaar oud is, met uitzondering voor de startende zelfstandigen. De inkomsten van een zelfstandige kunnen echter van jaar tot jaar onderhevig zijn aan belangrijke fluctuaties. Bij een daling van de inkomsten in vergelijking met het referentiejaar zal de zelfstandige moeten rekening houden met een belangrijke kost om zijn activiteiten verder te zetten.

Vanaf 1 januari 2015 zullen de beroepsinkomsten van een bepaald jaar de basis vormen van de verschuldigde bijdragen voor datzelfde jaar. Zo zullen de verschuldigde sociale bijdragen voor het jaar 2015 afhankelijk zijn van de verworven beroepsinkomsten van de zelfstandige tijdens datzelfde jaar 2015.

In de praktijk zullen de voorlopige bijdragen – berekend op basis van de geïndexeerde inkomsten van N-3 – elk trimester moeten betaald worden, zoals dat het geval is in het huidige systeem. Het sociaal verzekeringsfonds van de zelfstandige zal echter een afrekening sturen zodra zij de definitieve inkomsten heeft ontvangen die door de fiscale administratie werden vastgesteld, zoals dat op vandaag het geval is voor de startende zelfstandigen. Na deze afrekening zal de zelfstandige een supplement moeten storten of het teveel dat hij betaald heeft, teruggestort krijgen.

Daarentegen, als de zelfstandige voorziet dat hij meer inkomsten zal verwerven dan deze die hij tijdens het referentiejaar heeft verworven, kan hij, voor de voorlopige bijdragen (N-3), vrijwillig een bijdrage betalen op inkomsten die vermoedelijk hoger zullen liggen. Hij kan op dezelfde wijze, als hij daar expliciet om vraagt en hiervoor duidelijke elementen aanbrengt die aantonen dat zijn inkomsten lager zullen zijn dan de vastgelegde barema's, een vermindering van de trimestriële bijdragen aanvragen. Deze elementen kunnen bijvoorbeeld zijn het verlies van een belangrijke klant, een bevalling, een ziekteperiode, de overstap naar een bijberoep... Het sociaal verzekeringsfonds zal over deze aanvraag oordelen.

Toch zal men moeten opletten wanneer men aanvragen tot vermindering doet, want er is ook een systeem van verhogingen voorzien als de zelfstandige ten onrechte een vermindering heeft verkregen.

De oude berekeningswijze was over het algemeen gunstig voor zelfstandigen die aan het begin van hun carrière stonden. Het was inderdaad zo dat de inkomsten van de eerste drie jaar niet alleen als basis dienden voor de berekening van elk van deze jaren, maar ook voor de volgende drie jaren. De inkomsten van de eerste drie jaren zijn echter over het algemeen relatief zwakker.

We kunnen dus concluderen dat, ook al zal het nieuwe systeem voor startende zelfstandigen dus over het algemeen minder gunstig zijn dan het oude systeem, het zal niettemin nauwer overeenkomen met de fluctuaties over de jaren heen van de inkomsten van de zelfstandigen die in het huidig systeem vaak geconfronteerd worden met moeilijke situaties.

Auteur : Lida Achtari

Nouveau mode de calcul des cotisations sociales pour les travailleurs indépendants

A partir de 2015, un nouveau système de calcul des cotisations sociales entrera en vigueur pour les travailleurs indépendants.

Actuellement, les cotisations sociales dues par les travailleurs indépendants sont calculées sur base des revenus indexés de la troisième année qui précède celle pour laquelle elles sont dues. Ainsi, pour déterminer le montant des cotisations sociales dues en 2013, l’on se fonde sur les revenus obtenus par l’indépendant en 2010 (revenus N-3 indexés).

Pour les indépendants en début d’activité, les cotisations sociales dues pour chacune des trois premières années sont, par exception, calculées sur base des revenus professionnels de l’année concernée. Pour ce faire, ces indépendants paient des cotisations provisoires et lorsque leur caisse d’assurances sociales connaît les revenus exacts perçus par l’indépendant, un décompte est établi afin de déterminer si l’indépendant doit payer un supplément ou s’il doit être remboursé du trop-perçu.

Ce système présente donc la particularité de se fonder, sauf pour les indépendants en début d’activité, sur une situation financière datant d’il y a trois ans. Or, les revenus d’un indépendant peuvent subir des fluctuations importantes d’une année à l’autre. En cas de diminution des revenus par rapport à l’année de référence, l’indépendant devra faire face à une charge importante en vue de poursuivre son activité.

A partir du 1er janvier 2015, les revenus professionnels d’une année déterminée constitueront l’assiette des cotisations dues pour cette même année. Ainsi, les cotisations sociales dues pour l’année 2015 seront fonction des revenus professionnels perçus par l’indépendant au cours de cette même année 2015.

En pratique, des cotisations provisoires - calculées sur base des revenus de N-3 indexés - seront exigées chaque trimestre, comme c’est le cas dans le système actuel. Cependant, comme actuellement pour les indépendants en début d’activité, un décompte sera adressé par la caisse d’assurances sociales de l’indépendant dès qu’elle sera informée des revenus définitifs établis par l’administration fiscale. Suite à ce décompte, l’indépendant devra soit verser un supplément soit être remboursé de ce qu’il aura versé en excédent.

Par ailleurs, si l’indépendant anticipe qu’il percevra plus de revenus que ceux de l’année de référence pour les cotisations provisoires (N-3), il peut librement cotiser sur des revenus présumés supérieurs. De même, s’il en fait la demande expresse et qu’il apporte les éléments probants indiquant que ses revenus seront inférieurs aux limites fixées, il peut obtenir une réduction des cotisations trimestrielles. Ces éléments peuvent par exemple consister en la perte d’un client important, un accouchement, une période de maladie, un passage à une activité accessoire,… La caisse d’assurances sociales statuera sur cette demande.

Toutefois, il conviendra d’être attentif dans le cadre des demandes de réduction car un système de majorations est également prévu si l’indépendant a obtenu à tort une réduction.

L’ancien mode de calcul était généralement favorable aux indépendants en début de carrière. En effet, les revenus des trois premières années servaient non seulement comme base de calcul pour chacune de ces années elles-mêmes mais également pour les trois années suivantes. Or, en général, les revenus des trois premières années sont relativement plus faibles.

En conclusions, bien que, de manière générale, le nouveau système soit dès lors moins favorable que l’ancien aux indépendants en début de carrière, il permettra néanmoins de coller au mieux aux fluctuations de revenus d’une année à l’autre des indépendants qui se trouvent parfois confrontés à des situations difficiles dans le cadre du système actuel.

Auteur : Lida Achtari
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator