ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Voorwaarden en termijnen in fiscale aangelegenheden

Volgens artikel 1244 van het Burgerlijk Wetboek kan een schuldenaar de schuldeiser niet verplichten betaling te ontvangen van een gedeelte van een schuld. Dezelfde bepaling verduidelijkt vervolgens dat “de rechter, niettegenstaande ieder andersluidend beding, met inachtneming van de toestand der partijen, gebruik makend van deze bevoegdheid met grote omzichtigheid en daarbij rekening houdend met de termijnen die de schuldenaar reeds heeft genoten, gematigd uitstel kan verlenen voor de betaling en de vervolgingen doen schorsen, ook wanneer de schuld blijkt uit een andere authentieke akte dan een vonnis”.

In juridisch jargon heet dit “voorwaarden en termijnen” of ook nog “respijtdagen”, waarbij de rechter de toestemming krijgt om de verplichtingen van de ongelukkige schuldenaar die te goeder trouw handelt te wijzigen door hem betalingsuitstel toe te staan, zonder het akkoord van de schuldeiser.

Deze bepaling is van toepassing in alle zaken uit het gemeenrecht, tenzij een specifieke wet het uitdrukkelijk verbiedt.

In belastingzaken beschouwt de administratie, hierin grotendeels gevolgd door de jurisprudentie, het artikel 1244 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing, gezien de belastingwetgeving een aangelegenheid van openbare orde is. De administratie voegt er meestal aan toe dat artikel 66 van de wetgeving op de comptabiliteit van de federale Staat, gecoördineerd door het Koninklijk besluit van 17 juli 1991, zich daar tevens tegen verzet, hoewel deze tekst uitdrukkelijk de persoonlijke verantwoordelijkheid van de Ontvanger aanhaalt bij het innen van belastingen, zonder evenwel hem de bevoegdheid te geven om de belastingplichtige voorwaarden en termijnen toe te staan.

Met haar arrest van 24 maart 2008 heeft het Hof van Cassatie uitdrukkelijk bepaald dat artikel 1244 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is in belastingzaken, omwille van het gegeven dat betalingstermijnen in fiscale aangelegenheden van openbare orde zijn en dat “geen enkele wettelijke bepaling de rechter (...) de macht geeft om van deze termijnen af te wijken door bijkomende betaaltermijnen voor vervallen schulden toe te staan”.

Deze beslissing mag verwondering oproepen, in die mate - zoals we net hebben aangehaald - dat de regels van het burgerlijk recht van toepassing zijn op belastingzaken, behalve wanneer de belastingwetgeving daar uitdrukkelijk van afwijkt. In dit geval is het van weinig belang of de belastingwetgeving al dan niet een bepaling bevat die het een rechter mogelijk maakt betalingsuitstel te verlenen, omdat artikel 1244 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is bij gebrek aan een tegengestelde bepaling in de belastingwetgeving.

Tot eenieders verbazing heeft de beslagrechter van de Rechtbank van eerste aanleg te Luik op 1 maart laatstleden een vonnis geveld dat omstandig gemotiveerd was waarin hij eraan herinnert dat de jurisprudentie van het Hof van Cassatie geen wet is en zich niet boven andere wetteksten stelt, omdat de Grondwet eender welke subjectieve rechten onder de bescherming van de rechterlijke macht stelt.

De beslagrechter stelt daarna vast dat respijtdagen in alle zaken kunnen toegekend worden door de rechter, zelfs ambtshalve, tenzij een wet deze uitdrukkelijk of impliciet uitsluit, wat hier niet het geval is. De rechter staat derhalve aan de belastingplichtige toe om zijn schuld aan de belastingadministratie gespreid te betalen, met € 1.500 per maand.

Welke ook de gevolgen zullen zijn van deze zaak (wij denken uiteraard dat de Belgische Staat beroep zal aantekenen...) kunnen we de moed van deze beslagrechter alleen maar toejuichen, omdat hij een zo belangrijk en intelligent vonnis heeft geveld, na een grondig onderzoek, dat bovendien een grote les in democratie inhoudt, waaraan het ons heden ten dage veelal ontbreekt.

Auteur : Martin Van Beirs

Termes et délais en matière fiscale

L'article 1244 du Code civil prévoit, de façon tout à fait générale, que le débiteur d'une dette ne peut contraindre son créancier à recevoir le paiement de celle-ci en partie. La même disposition précise ensuite que "le juge peut néanmoins, nonobstant toute clause contraire, eu égard à la situation des parties, en usant de ce pouvoir avec une grande réserve et en tenant compte des délais dont le débiteur a déjà usé, accorder des délais modérés pour le paiement et faire surseoir aux poursuites, même si la dette est constatée par un acte authentique autre qu'un jugement".

C'est ce qu'on appelle dans le jargon juridique l'octroi de "termes et délais" ou encore d'un "terme de grâce", en vertu duquel le juge se voit autorisé à modifier l'obligation du débiteur malheureux et de bonne foi en lui accordant des délais pour le paiement de sa dette, et ce sans l'accord de son créancier.

Cette disposition de droit commun s'applique en principe en toutes matières, sauf lorsqu'une loi particulière l'interdit expressément.

En matière fiscale, l'administration, suivie par une partie importante de la jurisprudence, considère que l'article 1244 du Code civil ne pourrait trouver à s'appliquer, en raison du caractère d'ordre public de la loi fiscale. L'administration y ajoute généralement que l'article 66 des lois sur la comptabilité de l'Etat, coordonnées par l'arrêté royal du 17 juillet 1991, s'y oppose également, bien que ce dernier texte pose exclusivement comme principe celui de la responsabilité personnelle du Receveur dans le recouvrement de l'impôt, sans donner pour autant compétence à ce dernier pour accorder au contribuable des termes et délais.

Par un arrêt du 24 mars 2008, la Cour de cassation a expressément confirmé que l'article 1244 du Code civil ne s'appliquait pas en matière fiscale, au motif que les délais de paiement en matière fiscale sont d'ordre public et qu'"aucune disposition légale ne confère au juge (...) le pouvoir de déroger à ces délais en octroyant des délais de paiement supplémentaires pour les dettes échues" .

Cette décision peut paraître surprenante, dans la mesure où - ainsi qu'il vient d'être rappelé - les règles de droit civil s'appliquent à la matière fiscale, sauf lorsque la loi fiscale y déroge expressément. En l'espèce, il importe donc peu que la loi fiscale contienne ou non une disposition autorisant le juge à octroyer des délais de paiement, l'article 1244 du Code civil trouvant à s'appliquer à défaut de disposition contraire dans la loi fiscale.

A la surprise générale, le juge des saisies du tribunal de première instance de Liège a rendu, le 1er mars dernier, un jugement longuement motivé dans lequel il rappelle que la jurisprudence de la Cour de cassation ne vaut pas loi et ne prime pas les textes légaux, la Constitution plaçant sous la protection du pouvoir judiciaire les droits subjectifs quels qu'ils soient.

Le juge des saisies constate ensuite que les délais de grâce peuvent être accordés, même d'office, par le juge en toutes matières, à moins qu'une loi expresse les écarte expressément ou implicitement, ce qui n'est pas le cas en l'espèce. Le juge autorise dès lors le contribuable à s'acquitter de sa dette à l'égard de l'administration fiscale de manière échelonnée, à concurrence de 1.500 euros par mois.

Quelles que soient les suites qui seront réservées à cette affaire (on songe inévitablement à un recours en appel de l'Etat belge ...), il convient de saluer le courage du juge des saisies, qui a rendu une décision de tout premier plan, fouillée et intelligente, qui constitue également une grande leçon de démocratie, bienvenue en ces temps qui en manquent parfois tant.

Auteur : Martin Van Beirs
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator