ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

De toekomstige Luxemburgse vermogensstichting: een nieuw middel ten dienste van het privévermogen

Op 22 juli 2013 werd een wetsontwerp ingediend bij de Kamer van Gedeputeerden om de vermogensstichting in het Luxemburgs recht in te voeren teneinde aan Luxemburg de mogelijkheid te geven een waar alternatief te bieden voor stichtingen die in andere landen zoals België en Nederland bestaan.

Dit nieuwe middel zal dienen om de vermogens- en erfplanning te vergemakkelijken. Het gaat meer bepaald om een “wees”-structuur dat geen aandeelhouders, noch vennoten, noch leden bezit en die over een rechtspersoonlijkheid beschikt.

Volgens artikel 1er van het wetsontwerp kan elke fysieke persoon of elke vermogensentiteit die handelt in het kader van de vermogensadministratie van één of meerdere fysieke personen goederen inbrengen bij de creatie van een vermogensstichting.

Het maatschappelijk doel van de stichting is dus een vermogen te beheren voor één of meerdere begunstigden, met uitsluiting van het uitoefenen van eender welke commerciële of industriële activiteit. Om dit te doen mag zij ieder roerend of onroerend, materieel of immaterieel goed in haar bezit hebben, inschrijver of begunstigde zijn van verzekeringscontracten, oprichter of begunstigde zijn van private of publieke vermogensstichtingen of trusts, zelfs deelnemingen bezitten in een vennootschap (in afwezigheid van inmenging in het beheer van de vennootschap).

Om een zekere vertrouwelijkheid te kunnen garanderen, moet de aanstelling van de begunstigden van de stichting niet in de oprichtingsakte van de stichting opgenomen worden, maar mag dit in een later document worden vastgelegd.

Vanuit fiscaal oogpunt is de stichting belastbaar tegen de belasting op de inkomensgemeenschappen.

Nochtans vormen de inkomsten uit roerende kapitalen (vooral de interesten op vorderingen en dividenden), alsook de meerwaarde die voortkomt uit de overdracht van goederen die inkomsten opleveren (vooral de deelnemingen) geen belastbaar inkomen.

De vermogensstichting is echter niet onderworpen aan de vermogensbelasting. De betalingen die werden uitgevoerd aan niet-residerende begunstigden zijn ook niet onderworpen aan een inhouding aan de bron.

Op het niveau van de indirecte belastingen werd gepreciseerd dat de dotatie die bij de oprichting van de stichting of later wordt gedaan, onderworpen is aan de betaling van een vast registratierecht.

De transfert via de stichting van de overlevende van de oprichter, alsook de ontbinding of de vereffening van de stichting van de overlevende van de oprichter, zijn onderworpen aan schenkingsrechten in geval van transfert aan een derde andere dan de oprichter en zijn berekend in functie van de verwantschap tussen deze laatste.

Uiteindelijk zijn er op de dag van het overlijden van de oprichter, inwoner of niet van het Groothertogdom, successierechten verschuldigd door de begunstigden tegen een tarief van 0%, 12% of 40%, telkens in functie van de verwantschap. Toch zullen enkel de onroerende goederen die in Luxemburg gevestigd zijn onderworpen zijn aan de successierechten, als de oprichter geen inwoner is van het Groothertogdom.

De vermogensstichting zou dus kunnen tegemoet komen aan het objectief van de Luxemburgse regering, zijnde nog meer de positie van Luxemburg te verbeteren inzake het beheer van familievermogens.

Het wetsontwerp, dat eventueel nog kan geamendeerd worden voor haar definitieve adoptie, werd door aan het advies van de Raad van State en de Beroepsorganisaties voorgelegd. Er is niet meer informatie bekend omtrent de datum van inwerkingtreding.

Auteur : Nicolas Themelin

La future fondation patrimoniale luxembourgeoise : un nouvel outil au service du patrimoine privé

Un projet de loi visant à introduire en droit luxembourgeois la fondation patrimoniale a été déposé le 22 juillet 2013 à la Chambre des députés afin de permettre au Luxembourg d’offrir une réelle alternative aux fondations existant dans d’autres pays, comme la Belgique ou les Pays-Bas.

Ce nouveau véhicule sera destiné à faciliter la planification patrimoniale et successorale. Il s’agit plus particulièrement d’une structure « orpheline », qui n’a ni actionnaires, ni associés, ni membres, et qui dispose de la personnalité juridique.

Selon l’article 1er du projet de loi, toute personne physique ou toute entité patrimoniale agissant dans le cadre de l’administration du patrimoine d’une ou de plusieurs personnes physiques peut affecter des biens à la création d’une fondation patrimoniale.

L’objet social de la fondation est donc d’administrer un patrimoine au bénéfice d’un ou de plusieurs bénéficiaires, à l’exclusion de l’exercice de toute activité commerciale ou industrielle. Pour ce faire, elle peut détenir tout bien meuble ou immeuble, corporel ou incorporel, être souscripteur ou bénéficiaire de contrats d’assurance, être fondateur ou bénéficiaire de fondations patrimoniales privées ou publiques ou de trusts, voire détenir des participations dans une société (en l’absence d’immixtion dans la gestion de la société).

Afin de garantir une certaine confidentialité, la désignation des bénéficiaires de la fondation ne doit pas figurer dans l’acte constitutif de la fondation mais peut être établie dans un document ultérieur.

D’un point de vue fiscal, la fondation est imposable à l’impôt sur le revenu des collectivités. Cependant, les revenus de capitaux mobiliers (notamment les intérêts de créances et les dividendes) ainsi que les plus-values issues de la cession des biens générant ces revenus (notamment les participations) ne constituent pas des revenus imposables.

En revanche, la fondation patrimoniale n’est pas soumise à l’impôt sur la fortune. Les paiements effectués à des bénéficiaires non-résidents ne sont de même pas sujets à retenue à la source.

Au niveau des impôts indirects, il est précisé que la dotation à la constitution de la fondation ou ultérieurement est soumise au paiement d’un droit fixe d’enregistrement.

Le transfert par la fondation du vivant du fondateur, de même que la dissolution ou la liquidation de la fondation du vivant du fondateur, sont soumis aux droits de donation en cas de transfert à un tiers autre que le fondateur et sont calculés en fonction du lien de parenté entre ces derniers.

Enfin, au jour du décès du fondateur, résident ou non au Grand-Duché, des droits de succession sont dus par les bénéficiaires au taux de 0 %, 12 % ou 40 %, toujours en fonction du lien de parenté. Toutefois, si le fondateur n’est pas un résident du Grand-Duché, seuls les biens immeubles situés au Luxembourg sont concernés par les droits de succession.

La fondation patrimoniale pourrait donc rencontrer l’objectif du gouvernement luxembourgeois, soit celui d'améliorer encore la position du Luxembourg en matière de gestion de patrimoines familiaux.

Le projet de loi, qui peut éventuellement être amendé avant son adoption définitive, est désormais soumis à l’avis du Conseil d’Etat et des Chambres professionnelles. Aucune précision n'est connue quant à la date de son entrée en vigueur.

Auteur : Nicolas Themelin
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator