ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Deelbewijzen van Beveks zonder Europees paspoort en Belgische heffing op het sparen

Sinds de wet van 30 juli 2013 is de meerwaarde op deelbewijzen van beveks die niet over een Europees paspoort beschikken belastbaar als roerende inkomsten.

We zullen ons herinneren dat tot deze recente wet, alleen de gerealiseerde meerwaarden bij het terugkopen van aandelen of deelbewijzen van kapitaals-ICBE's die over een Europees paspoort beschikken belastbaar waren op grond van artikel 19bis van het WIB (Belgische heffing op het sparen).

Een BEVEK heeft het Europees paspoort wanneer zij in alle landen van de Europese Unie kan verkocht worden.

Het doel van de nieuwe maatregel is er voor te zorgen dat de verrichtingen die in artikel 19bis, 1e§, alinea 1, WIB 92 bedoeld worden, alle instellingen voor collectieve beleggingen in effecten (ICBE) betreffen, welke ook hun plaats van oprichting is en of ze al dan niet over een Europees paspoort beschikken.

Het is de bedoeling van de wetgever geweest om op die manier de gedifferentieerde fiscale behandeling van meerwaarden gerealiseerd op bepaalde ICBE's te supprimeren in die mate dat, binnen de Europese Unie, alleen de meerwaarden die gerealiseerd worden bij de terugkoop van aandelen of deelbewijzen van ICBE's die over een Europees paspoort beschikken, belastbaar waren.

De fondsen die in meer dan 25 % in obligaties en andere schuldvorderingen investeren, zullen voortaan allemaal op dezelfde manier belast worden. Een voorheffing van 25 % zal opgelegd worden op het gedeelte interesten en meerwaarde op de obligatieportefeuille van de verkoop.

Om door artikel 19bis bedoeld te worden, moet de ICB meer dan 25 % van zijn patrimonium rechtstreeks of onrechtstreeks investeren in schuldvorderingen (obligaties, enz).

Het betreft bijgevolg een « asset test », om de terminologie te hernemen die gebruikt wordt in het kader van de richtlijn sparen, in tegenstelling tot een « income test ». Men zal eerst naar de samenstelling van het actief kijken. De « income test », die de inkomsten bepaalt, zal echter noodzakelijk zijn om de belastbare basis te bepalen.

Men moet dus eerst en vooral nagaan of de activa van de BEVEK voor meer dan 25 % bestaan uit schuldvorderingen, wat ook de inkomsten ervan zijn (die ondertussen pertinent zullen zijn voor de berekening van het belastbaar inkomen).

Als de drempel niet wordt bereikt, zal de ICB beschouwd worden als out of scope en zal er geen mogelijkheid tot belasting zijn.

Het percentage van 25 % is bepaald in functie van de investeringspolitiek zoals deze gedefinieerd is in het reglement van het fonds of in de statuten van de instelling en, bij gebrek hieraan, in functie van de reële samenstelling van de investeringsportefeuille. Indien er geen informatie beschikbaar is, wordt het percentage verondersteld hoger te zijn dan 25 %.

De verrichtingen zijn enkel belast als ze betrekking hebben op deelnemingen in instellingen voor collectieve beleggingen in effecten waarvan de statuten of het reglement van het fonds geen verdeling van netto-inkomsten voorzien.

Een instelling voor collectieve beleggingen waarvan de statuten geen jaarlijkse verdeling van alle ontvangen inkomsten voorziet, na aftrek van bezoldigingen, commissies en kosten, wordt beschouwd als een instelling die niet voorziet in de verdeling van netto-inkomsten voor de toepassing van de vorige alinea.

Voor de ICBE's die voor het eerst geviseerd worden door artikel 19bis, dat voor hen pas van toepassing is vanaf 1 juli 2013, worden de interesten die inbegrepen zijn in het bedrag dat overeenkomt van de ontvangen inkomsten berekend vanaf 1 juli 2008. Wanneer de beheerder van een instelling voor collectieve beleggingen in effecten die haar zetel in een land van de Europese Economische Unie heeft en die niet over een Europees paspoort beschikt, verkeert niet in de mogelijkheid om het belastbaar bedrag te bepalen, de berekening van de interesten begrepen in het verkregen bedrag gebeurt op basis van een fictief tarief van jaarlijks rendement vastgesteld op 3 % toe te passen op de investeringswaarde van de vorderingen, voor de detentieperiode die ligt tussen 1 juli 2008 en 1 juli 2013.

Van het bedrag dat op die manier bepaald werd, wordt de bedrag van de interesten die in voorkomend geval reeds werd verdeeld, afgetrokken.

In het licht van deze nieuwe fiscale maatregel zal de lezer aangeraden worden om de samenstelling van zijn portefeuille te verifiëren als hij wilt ontsnappen aan deze belasting en, indien nodig, de investering te veranderen in een niet-fiscaal product.

Auteur : Pascale Hautfenne

Sicavs obligataires sans passeport européen et taxe belge sur l’épargne

Depuis la loi du 30 juillet 2013, les plus-values sur les sicav obligataires qui ne disposent pas de passeport européen sont imposables à titre de revenus mobiliers.

On se souviendra que jusqu’à cette récente loi, seules les plus-values réalisées lors de rachat d’actions ou parts d’OPCVM de capitalisation disposant d’un passeport européen étaient imposables sur pied de l’article 19bis du CIR (taxe belge sur l’épargne.)

Une SICAV a le passeport européen lorsqu’elle peut être vendue dans tous les pays de l’Union européenne.

L’objectif de la nouvelle mesure est de faire en sorte que les opérations visées à l’article 19bis, § 1er, alinéa 1er, CIR 92 concernent tous les organismes de placement collectif en valeurs mobilières (OPCVM), quel que soit leur lieu d’établissement et qu’ils disposent ou non d’un passeport européen.

Le législateur a voulu ainsi supprimer le traitement fiscal différencié aux plus-values réalisées sur certains OPCVM dans la mesure où, au sein de l’Union européenne, seules les plus-values réalisées lors de rachat d’actions ou parts d’OPCVM disposant d’un passeport européen étaient imposables.

Les fonds investissant dans plus de 25% en obligations et autres créances seront désormais tous taxés de la même manière. Un précompte de 25% sera imposé sur la partie intérêt et plus value du portefeuille obligataire à la vente.

Pour être visé par l’article 19bis, l’OPC doit investir plus de 25 % de son patrimoine directement ou indirectement en créances (obligations, etc.).

Il s’agit dès lors d’un « asset test » pour reprendre les termes utilisés dans le cadre de la directive épargne, par opposition à un « income test ». On regardera d’abord la composition des actifs. L’« income test », déterminant les revenus, sera néanmoins nécessaire pour définir la base imposable.

Il faut donc au préalable examiner si les actifs de la SICAV sont composés à plus de 25 % en titres de créances, quoi qu’il en soit des revenus (qui seront cependant pertinents pour le calcul du revenu imposable).

Si ce seuil n’est pas atteint, l’OPC est considéré comme étant out of scope et il n’y aura pas de possibilité de taxation.

Le pourcentage de 25 % est fixé en fonction de la politique en matière d’investissement telle qu’elle est définie dans le règlement du fonds ou les statuts de l’organisme et, à défaut, en fonction de la composition réelle de son portefeuille d’investissement. A défaut d’information, le pourcentage est supposé être supérieur à 25 %.

Les opérations sont taxables uniquement si elles se rapportent à des parts d’organisme de placement collectif en valeurs mobilières dont les statuts ou le règlement du fonds ne prévoient pas de distribution des revenus nets.

Un organisme de placement collectif dont les statuts ne prévoient pas la distribution annuelle de tous les revenus recueillis, déduction faite des rémunérations, commissions et frais, est considéré comme ne prévoyant pas de distribution des revenus nets pour l’application de l’alinéa précédent.

Pour les OPC nouvellement visés par l’article 19bis, qui ne leur est applicable qu’à partir du 1er juillet 2013, les intérêts compris dans le montant qui correspond aux revenus obtenus sont calculés à partir du 1 juillet 2008.

Lorsque le gestionnaire d’un organisme de placement collectif en valeurs mobilières qui a son siège dans un Etat membre de l’Espace économique européen et qui ne dispose pas du passeport européen, n’est pas en mesure de déterminer le montant imposable, le calcul des intérêts compris dans le montant reçu est réalisé, sur la base d’un taux fictif de rendement annuel fixé à 3 p.c. à appliquer à la valeur d’investissement des créances, pour la période de détention comprise entre le 1erjuillet 2008 et le 1er juillet 2013.

Le montant ainsi déterminé est réduit de la quotité des intérêts qui le cas échéant a déjà été distribuée.

Au vu de cette nouvelle mesure fiscale, le lecteur sera avisé de vérifier la composition de son portefeuille s’il souhaite échapper à cette taxation et, le cas échéant, de faire modifier l’investissement en un produit non fiscalisé.

Auteur : Pascale Hautfenne
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator