ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

De wetgever stelt de prijs voor de toegang tot de gerechtelijke reorganisatie vast op 1.000,00 euro

Het Belgisch Staatsblad van 22 juli 2013 heeft een wet van 27 mei 2013 gepubliceerd die verschillende wetten betreffende de continuïteit van ondernemingen, dit met inbegrip van het Wetboek der registratierechten, wijzigt.

Volgens de uiteenzetting van de motieven van de wet wordt de efficiëntie van een procedure van gerechtelijke organisatie in principe het best verzekerd door maatregelen die in een zo een groot mogelijke mate de kosteloosheid van de procedure garanderen, dit conform artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden die de rechtstoegang garandeert.

Teneinde «te vermijden dat onoverdachte of bedrieglijke procedures worden ingeleid », voegt de wetgever echter een nieuw rolrecht toe in artikel 269/4 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, die van kracht zal worden op een door de Koning vastgestelde datum en ten laatste op 31 december 2014.

Bij het lezen van deze bepaling wordt voor elke inschrijving van een aanvraag tot opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie genoemd in de artikelen 17 en 59 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen ( B.S., 9 februari 2009), een recht van 1.000,00 euro aangerekend.

Eerder dan procedurele waarschuwingen te geven bij het indienen van aanvragen tot gerechtelijke reorganisatie die als licht, zelfs abusief worden beoordeeld, beslist de wetgever op deze manier om voor bepaalde bedrijven in moeilijkheden de voordelen van de wet betreffende de continuïteit van ondernemingen waarvan het doel niets anders is dan het redden van bedrijven die met tijdelijke financiële moeilijkheden worden geconfronteerd, te beperken.

Het is nochtans in de voorbereidende werken van de wet geformuleerd dat «de redding van een onderneming, geheel of gedeeltelijk, een algemeen positief effect kan hebben op de economie» aangezien het beheer van de onderneming, in het kader van haar reorganisatie, het voorwerp uitmaakt van wijzigingen die haar betere kansen geven om te kunnen deelnemen aan het economisch leven, terwijl, daarentegen, de verdwijning van ondernemingen kan betekenen dat er belangrijke entiteiten verloren gaan die niet kunnen gered worden tenzij er zware investeringen worden gedaan.

De invoering van een rolrecht met een vast bedrag van 1.000,00 euro overtreedt spijtig genoeg deze evidente economische logica en dit niet alleen ten nadele van bedrijven in moeilijkheden, maar ook ten nadele van hun schuldeisers aangezien 60 à 70% van de vragende bedrijven vroeg of laat failliet wordt verklaard. De enige die op korte termijn voordeel haalt uit een dergelijke maatregel is de Belgische Staat zelf.

Niettemin, gezien het grote aantal aanvragen voor gerechtelijke reorganisatie die in 2012 werden ingediend (1.537 aanvragen) en de constante stijging van de aanvragen gedurende de laatste jaren, begrijpen we gemakkelijk dat het het vooruitzicht van de nieuwe budgettaire inkomsten is die de eis rechtvaardigt om de som van 1.000,00 euro te doen betalen door ondernemingen in moeilijkheden die nochtans de oprechte wil hebben om hun activiteiten te beschermen door een beroep te doen om de wet betreffende de continuïteit van ondernemingen.

Auteur : Nicolas Themelin

Le législateur fixe à 1.000 euros l’accès à la procédure de réorganisation judiciaire

Le Moniteur belge du 22 juillet 2013 a publié une loi du 27 mai 2013 modifiant diverses législations en matière de continuité des entreprises, en ce compris le Code des droits d’enregistrement, d’hypothèque et de greffe.

Selon l’exposé des motifs de la loi, l’efficacité d’une procédure de réorganisation judiciaire est en principe la mieux assurée par des mesures garantissant, dans toute la mesure du possible, la gratuité de la procédure, conformément à l’article 6 de la Convention européenne de sauvegarde des droits de l’homme et des libertés fondamentales qui garantit l’accès à la justice.

Aux fins « d’éviter que des procédures irréfléchies ou fallacieuses soient entamées », le législateur introduit cependant un nouveau droit de mise au rôle à l’article 269/4 du Code des droits d’enregistrement, d’hypothèque et de greffe, qui entrera en vigueur à une date fixée par le Roi et au plus tard le 31 décembre 2014.

A la lecture de cette disposition, il est perçu, pour chaque inscription d’une demande en ouverture d’une procédure de réorganisation judiciaire visée aux articles 17 et 59 de la loi du 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises (M.B., 09 février 2009), un droit de 1.000,00 euros.

Ainsi, plutôt que de mettre en place des garde-fous procéduraux à l’introduction de demandes de réorganisation judiciaire jugées légères, voire abusives, le législateur décide de restreindre à nombre d’entreprises en difficulté les bénéfices de la loi relative à la continuité des entreprises dont l’objectif n’est autre que le sauvetage des entreprises confrontées à des difficultés financières temporaires.

Il est pourtant énoncé dans les travaux préparatoires de la loi que « le sauvetage d’une entreprise, en tout ou en partie, peut avoir un effet globalement positif sur l’économie » puisque, dans le cadre de sa réorganisation, la gestion de l’entreprise fait l’objet de modifications qui lui donnent de meilleures chances de pouvoir participer à la vie économique, alors que, inversement, la disparition d’entreprises peut signifier la perte d’entités précieuses qui ne pourraient être rétablies qu’au prix de lourds investissements.

L’introduction d’un droit de mise au rôle d’un montant conséquent de 1.000,00 euros contrevient malheureusement à cette logique économique évidente, et ce, au détriment non seulement des entreprises en difficulté mais également de leurs créanciers puisque 60 à 70 % des entreprises demanderesses finissent par être, tôt ou tard, déclarées en faillite. L’unique bénéficiaire d’une telle mesure est donc, à court terme, l’Etat belge lui-même.

Toutefois, au vu du nombre important de demandes de réorganisation judiciaire introduites en 2012 (1.537 demandes) et de la constante augmentation de celles-ci au fil des ans, on comprend aisément que c’est la perspective de nouvelles recettes budgétaires qui justifie l’exigence du paiement d’une somme de 1.000,00 euros par les entreprises en difficulté qui ont la volonté pourtant légitime de sauvegarder leurs activités en recourant à la loi relative à la continuité des entreprises.

Auteur : Nicolas Themelin
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator