ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Gesplitste aankopen: (nog meer) nieuws

Onze vorige nummers van IDEFISC hebben de heroplevingen van het dossier « gesplitste aankopen » gevolgd.

Nadat hij meerdere keren op zijn standpunt terugkwam, geeft de Minister van Financiën Koen GEENS op zijn website op 24 juli nog een andere versie van de manier waarop zijn administratie in de toekomst ( dit wil zeggen vanaf 1 september 2013) zijn unilaterale interpretatie van de burgerlijke en fiscale regels die van toepassing zijn op de gesplitste aankopen vruchtgebruik / naakte eigendom zal toepassen.

Vandaag zullen deze constructies die regelmatig voorkomen in de praktijk, niet als « ongerechtvaardigd » beschouwd worden door de fiscale administratie die de situatie van een belastingplichtige moet controleren, op twee voorwaarden.

Eerste voorwaarde

Er moet kunnen aangetoond worden dat de begunstigde van de schenking voorafgaand aan de aankoop van de naakte eigendom van het gebouw ( meestal het kind die een schenking van zijn ouders krijgt) persoonlijk over de fondsen kon beschikken.

Dit komt er dus op neer dat, juridisch gezien, de schenker moet kunnen aantonen dat hij er voor de aankoop weldegelijk eigenaar is van geweest, ten minste gedurende een zekere tijd; er moet dus kunnen aangetoond worden dat om « een echte schenking » gaat.

…Wat reeds het geval was in het verleden en eigenlijk al altijd zo geweest is; het lijkt dus nutteloos om de aandacht op dit punt te vestigen, gezien men steeds heeft moeten aantonen dat het kind dat begunstigde is van de schenking weldegelijk donataris was en dus weldegelijk in het bezit is gekomen van het vermogen voor de aankoop van de naakte eigendom, dit opdat de constructie geldig en niet gesimuleerd zou zijn. Dit is dus niets nieuws. Een gesplitste aankoop kon dus, ook al in het verleden, slechts geldig uitgevoerd worden als, bijvoorbeeld, de ouders onmiddellijk het bedrag op de rekening van de verkopers van het gebouw stortten, voor zichzelf of voor hun kinderen: het is steeds noodzakelijk geweest dat het bedrag tot het patrimonium van de kinderen behoort.

Tweede voorwaarde Nieuw is dat de administratie nu zal eisen dat de desbetreffende schenking het voorwerp heeft uitgemaakt van een registratie die krachtens de wet nochtans facultatief is …. en dus het voorwerp is geweest van de betaling van overeenkomstige schenkingsrechten, waarvan het percentage tussen kinderen en ouders in principe 3% zijn (3,3% in het Waals Gewest).

Deze voorwaarde is meer dan verrassend terwijl net de omzendbrief van de fiscale administratie betreffende de antimisbruikbepaling expliciet bevestigde dat handgiften (niet geregistreerd en onderworpen aan de voorwaarde van drie jaar overleven om fiscaal vrijgesteld te zijn) perfect geldig bleven, zoals ook de handgiften voor een buitenlandse notaris die in het verleden regelmatig tussenkwam in het kader van de gesplitste aankoop.

Deze voorwaarde is dus op z’n minst eigenaardig te noemen.

Zeker is dat het een sterk bewijsmiddel is om aan te tonen dat de begunstigde van de schenking weldegelijk in het bezit is gesteld van het geschonken bedrag, vooraleer hij de naakte eigendom van het gebouw heeft gekocht.

Het betreft evenwel niet het enige toegelaten bewijs, verre van.

Het is dus met nieuwsgierigheid en interesse dat we de eerste beslissingen van de rechtsleer die zich over deze administratieve interpretatie zullen uitspreken, zullen afwachten.

Auteur : Severine Segier

Acquisitions scindées : (encore) du nouveau

Nos précédents numéros d’IDEFISC ont suivi les rebondissements du dossier « acquisitions scindées ».

Après être plusieurs fois revenu sur sa position, le Ministre des finances donne ce 24 juillet sur son site internet, une autre version encore de la manière dont son administration appliquera à l’avenir (c’est-à-dire à partir du 1er septembre 2013), son interprétation unilatérale des règles civiles et fiscales applicables aux acquisitions scindées usufruit / nue-propriété.

A présent, ces constructions très fréquentes dans la pratique, ne seront pas considérées comme « abusives » par l’administration fiscale amenée à contrôler la situation d’un contribuable, à deux conditions.

Première condition

Il doit pouvoir être prouvé que le bénéficiaire de la donation préalable à l’acquisition de la nue-propriété de l’immeuble (en général, l’enfant, qui reçoit une donation de ses parents) a concrètement pu disposer personnellement des fonds.

Cela revient à dire que, juridiquement, le donataire doit être en mesure de démontrer qu’il en a bien été propriétaire, au moins pendant un certain temps, avant l’acquisition ; il faut donc pouvoir démontrer qu’il s’agit d’une « vraie donation ».

…Ce qui était déjà le cas par le passé et l’a d’ailleurs toujours été ; l’attention attirée sur ce point paraît donc inutile, étant donné qu’il a toujours fallu démontrer, pour que la construction soit valide et non simulée, que l’enfant bénéficiaire de la donation était bien donataire et donc était bien entré en possession de fonds avant l’acquisition de la nue-propriété. Cela n’a donc rien de neuf. Une acquisition scindée ne pouvait, même par le passé, valablement être accomplie, si, par exemple, les parents versaient directement la somme sur le compte des vendeurs de l’immeuble, pour eux-mêmes ou pour leurs enfants : il a toujours fallu que la somme transite par le patrimoine des enfants.

Deuxième condition

Ce qui est nouveau est que l’administration exigera à présent que ladite donation ait fait l’objet d’un enregistrement, pourtant facultatif en vertu de la loi… et donc du paiement des droits de donation correspondants, dont les taux de principe sont, entre enfants, et parents, de 3 % (3,3 % en Région wallonne).

Cette condition est plus que surprenante, alors même que la circulaire de l’administration fiscale relative à la disposition anti-abus, confirmait expressément que les donations manuelles (non enregistrées et soumises à la condition de survie de trois ans pour être fiscalement exonérées) restaient parfaitement valables, de même que les donations manuelles devant un notaire étranger, intervenant fréquemment par le passé dans le cadre de l’acquisition scindée.

Cette condition est donc pour le moins étrange.

Certes, il s’agit d’un moyen de preuve performant, pour démontrer que le bénéficiaire de la donation a bien été mis en possession de la somme donnée, avant qu’il acquière la nue-propriété de l’immeuble.

Il ne s’agit cependant pas du seul mode de preuve admissible, loin s’en faut.

C’est donc avec curiosité et intérêt que nous attendrons les premières décisions de jurisprudence destinées à se prononcer sur cette interprétation administrative.

Auteur : Severine Segier
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator