ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Le critère de territorialité lié à l’octroi de la déduction pour capital à risque deviendra-t-il ineffectif ?

Le 19 septembre 2012, l’avocat général près de la Cour européenne de justice a présenté des conclusions très intéressantes dans une affaire C-350/11 à propos de la prise en compte, au titre de l’impôt des sociétés, de la valeur nette des actifs de l’établissement stable dont la société Argenta dispose aux Pays-Bas pour la détermination du capital à risque, qui sert de base à la déduction du même nom.

Pour rappel, la déduction pour capital à risque, également appelée déduction des intérêts notionnels, consiste à soustraire fictivement de l’assiette de l’impôt sur les sociétés les intérêts censés rémunérer les capitaux propres de la société. Cette déduction est égale au capital à risque, déterminé conformément à l’article 205 ter du Code des impôts sur les revenus 1992, multiplié par un taux fixé à l’article 205 quater du Code.

L’article 205 ter, paragraphe 1, prévoit ainsi que le capital à risque à prendre en considération correspond, sous réserve des corrections apportées par les dispositions des paragraphes suivants, au montant des capitaux propres de la société, à la fin de la période imposable précédente, déterminés conformément à la législation relative à la comptabilité et aux comptes annuels tels qu’ils figurent au bilan.

Aux termes de l’article 205 ter, paragraphe 2, le capital à risque est diminué de la valeur nette des actifs des établissements stables dont les revenus sont exonérés en Belgique en vertu d’une convention de prévention de la double imposition.

Suivant l’avis de la Commission européenne, l’avocat général constate que la Belgique, qui a renoncé, en vertu d’une convention préventive de la double imposition, à imposer les bénéfices d’un établissement stable situé dans un autre Etat membre, refuse d’accorder la déduction pour capital à risque à une société belge, intégralement soumise à l’impôt en Belgique, dont dépend ledit établissement, à concurrence des fonds propres affectés à ce dernier.

L’octroi de la déduction pour capital à risque est, dans cette mesure, subordonné à la satisfaction d’une condition territoriale, à savoir que les fonds propres de la société belge soient imputés à une entité imposable en Belgique.

Selon l’avocat général, il ne fait pas de doute que la différence de traitement fiscal, selon que les sociétés belges disposent d’un établissement stable en Belgique ou dans un autre Etat membre, constitue une restriction à la liberté d’établissement.

En effet, la prise en compte des fonds propres affectés à un établissement stable pour le calcul de la déduction pour capital à risque d’une société belge, soumise à l’impôt des sociétés en Belgique, constitue indéniablement un avantage fiscal, puisqu’une telle prise en compte contribue à réduire le taux effectif de l’impôt des sociétés que doit acquitter cette société.

Or, un tel avantage fiscal est refusé à une société belge, soumise à l’impôt des sociétés en Belgique, lorsqu’elle dispose d’un établissement stable situé dans un autre Etat membre et dont les revenus sont exonérés en vertu d’une convention de préventive de la double imposition conclue entre ledit Etat membre et la Belgique. Il va de soi que la situation fiscale de cette dernière société est moins favorable que la situation fiscale qui serait la sienne si elle disposait d’un établissement stable en Belgique.

Selon l’avocat général, une telle restriction à la liberté d’établissement ne se justifie pourtant par aucune raison d‘intérêt général.

Si la Cour européenne de justice rend un arrêt en ce sens, l’avantage fiscal belge tiré de la déduction pour capital à risque sera encore plus attractif qu’il ne l’est aujourd’hui pour les sociétés belges actives à l’étranger par l’intermédiaire d’un établissement stable.

Auteur : Pascale Hautfenne, Nicolas Themelin

Wordt het criterium van de territorialiteit verbonden aan de toekenning van de aftrek voor risicokapitaal ineffectief?

Op 19 september 2012 heeft de advocaat-generaal bij het Europese Hof van Justitie zeer interessante conclusies gepresenteerd in een zaak C-350/11 over het rekening houden, krachtens de bedrijfsbelasting, met de nettowaarde van de activa van de vaste inrichting waarover de vennootschap Argenta beschikt in Nederland voor de bepaling van hun risicokapitaal die als basis dient voor de aftrek met dezelfde naam.

Ter herinnering, de aftrek voor risicokapitaal, ook wel de notionele interestaftrek genoemd, bestaat erin om de interesten fictief af te trekken van de belastingbasis voor bedrijven die het eigen vermogen van het bedrijf vergoeden. Deze aftrek is gelijk aan het risicokapitaal, bepaald overeenkomstig artikel 205 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, vermenigvuldigd met een tarief vastgelegd in artikel 205 quater van het Wetboek.

Artikel 205 ter, paragraaf 1, voorziet zo dat het risicokapitaal dat in overweging moet genomen worden, overeenkomt, onder voorbehoud van aangebrachte correcties door de bepalingen van de hiernavolgende paragrafen, met het bedrag van het eigen vermogen van het bedrijf, op het einde van de vorige belastbare periode en vastgesteld conform de wetgeving met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen zoals deze op de balans vermeld staan.

Volgens artikel 205 ter, paragraaf 2, wordt het risicokapitaal verminderd met de nettowaarde van de activa van de vaste inrichtingen, waarvan de inkomsten in België vrijgesteld zijn op grond van een verdrag ter voorkoming van de dubbele belasting.

Volgens het advies van de Europese Commissie stelt de advocaat-generaal vast dat België, die op grond van een verdrag ter voorkoming van de dubbele belasting afstand doet van het belasten van de winsten van een vaste inrichting die zich in een andere Lidstaat bevindt, weigert om de aftrek voor risicokapitaal toe te kennen aan een Belgische vennootschap, die integraal aan de belasting in België onderworpen is en waarvan die inrichting afhangt, voor het bedrag van het eigen vermogen geaffecteerd aan deze laatste.

De toekenning van de aftrek voor risicokapitaal is in die mate onderworpen aan de vervulling van een territoriale voorwaarde, zijnde dat het eigen vermogen van de Belgische vennootschap geïmputeerd wordt op een belastbare entiteit in België.

Volgens de advocaat-generaal bestaat er geen twijfel over dat het verschil in fiscale behandeling een beperking van de vrijheid van de inrichting betekent, afhankelijk van of Belgische bedrijven een vaste inrichting in België of in een andere Lidstaat hebben.

Inderdaad, de inachtneming van het eigen vermogen dat naar een vaste inrichting werd geaffecteerd voor de berekening van de aftrek voor risicokapitaal van een Belgische vennootschap die onderworpen is aan de bedrijfsbelasting in België, houdt ontegensprekelijk een fiscaal voordeel in, aangezien dergelijke inachtneming bijdraagt tot het laten dalen van het effectieve tarief van de vennootschapsbelasting die deze vennootschap moet betalen.

Dergelijk fiscaal voordeel is echter geweigerd aan een Belgisch bedrijf dat onderworpen is aan de bedrijfsbelasting in België, omdat het vaste inrichting heeft in een andere Lidstaat en waarvan de inkomsten werden vrijgesteld krachtens een verdrag ter preventie van de dubbele belasting die werd afgesloten tussen de vermelde Lidstaat en België. Het spreekt vanzelf dat de fiscale situatie van dit bedrijf minder gunstig is dan de fiscale situatie, die de hare zou zijn indien ze een vaste inrichting in België had.

Volgens de advocaat-generaal wordt een dergelijke beperking van de vestigingsvrijheid nog door geen enkel argument van algemeen belang gerechtvaardigd.

Als het Europese Hof van Justitie een arrest in die zin velt, zal het Belgische fiscale voordeel dat uit de aftrek voor risicokapitaal gehaald wordt, nog aantrekkelijker zijn dan wat het vandaag is voor Belgische bedrijven die actief zijn in het buitenland via een vaste inrichting.

Wij zullen u uiteraard op de hoogte houden van de ontwikkelingen die zullen volgen.

Auteur : Pascale Hautfenne, Nicolas Themelin
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator