ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

De generatiesprong: een burgerlijke hervorming op het vlak van de erfrechtelijke devolutie

Een wet van 10 december 2012 heeft, naast andere maatregelen, een belangrijke wijziging van het successierecht in België ingevoerd. Tot aan de goedkeuring van deze wet was het niet mogelijk om ervoor te zorgen dat de kleinkinderen rechtstreeks van hun grootouders erfden, zonder dat deze erfenis juridisch een “verplichte passage” via de tussengeneratie plaatsvond.

Voorheen, wanneer een grootouder zijn patrimonium aan één van zijn kleinkinderen naliet, kon de ouder van dat kleinkind, erfgenaam in de eerste graad van de erflater, uiteraard zijn erfrechtelijke reserve laten gelden – wat niet veranderd is –, maar als hij afstand deed van de erfenis van zijn erflater, ging het gedeelte waarvan hij afstand deed, niet naar zijn eigen kinderen: het werd bijgevoegd bij het erfdeel van de andere mede-erfgenamen.

Daarentegen konden de daden van afstand “in favorem”, waardoor een kind afstand deed van de erfenis door dit expliciet te doen in het voordeel van zijn eigen kinderen, bijkomende registratierechten met zich meebrengen, bovenop de successierechten die reeds verschuldigd waren, aangezien de afstand in favorem werd beschouwd als een aanvaarding van de erfenis (door het kind), gevolgd door een schenking (aan zijn eigen kinderen).

De personen die niet de mogelijkheid hadden om een inventieve oplossing van fiscale optimalisatie te gebruiken, zagen zich dus verplicht, ofwel om zich te verlaten op de toekomstige goede wil van hun eigen kinderen om hun erfrechtelijke reserve niet in te roepen, ofwel om hun kleinkinderen ertoe te brengen om nog hogere erfenisrechten te betalen.

Vandaag kunnen de kleinkinderen rechtstreeks van hun grootouders erven, voor zover hun ouders zelf afstand hebben gedaan van de erfenis.

Het Burgerlijk Wetboek voorziet voortaan, in artikel 786 CC, dat het deel van de erfgenaam die afstand doet daarna naar zijn eigen nakomelingen gaat, en niet meer naar de andere mede-erfgenamen.

Dit zorgt dus voor een uitzondering op de regel die vervat is in artikel 785 van hetzelfde Wetboek, volgens dewelke de erfgenaam die afstand doet, wordt geacht als nooit erfgenaam te zijn geweest ( aangezien hij wordt geacht nooit erfgenaam te zijn geweest, kan hij, in principe, ook geen rechten waarvan geacht wordt dat hij ze nooit heeft gehad, overdragen op zijn eigen erfgenamen).

De formaliteiten voor het afstand doen van een erfenis veranderen niet: de afstand moet worden gedaan op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van arrondissement waar de erfenis is opengevallen.

Uiteraard gebeurt deze rechtstreekse erfenisoverdracht ten voordele van de kleinkinderen onder de successierechten die van toepassing zijn op de nakomelingen in rechte lijn, alsof het om de kinderen van de overleden grootouder zou gaan, maar er is geen sprake meer van een daaropvolgende schenking.

Het is ook belangrijk om te vermelden dat het onmogelijk is om afstand te doen van een erfenis die nog niet is opengevallen; de mogelijkheid van deze erfrechtelijke devolutie blijft dus onderhevig aan de goede wil van de erfgenamen die, wanneer het ogenblik daar is, afstand zullen moeten doen van de erfenis van hun erflater.

Deze hervorming van het erfrecht is dus niet groot, maar ze beantwoordt wel aan een praktische noodzakelijkheid en aan de evolutie van de maatschappij.

Het is inderdaad zo dat in families waar het patrimonium het invoeren van een juridisch complexere structuur niet rechtvaardigt, een dergelijke maatregel zwaar kan vallen in een familie in goede verstandhouding, wanneer een grootouder komt te overlijden met de wens om zijn kleinkinderen te bevoordelen.

Gezien de levensverwachtingen steeds maar langer worden, komt het vaak voor dat wanneer de grootouders overlijden, die erfgenamen die het het meest nodig hebben om van de erfenis te genieten, niet de kinderen zijn van de overledene, maar zijn kleinkinderen die meestal op een leeftijd zijn waarop ze hun beroepsleven starten en waarop het beroepsleven van hun ouders reeds goed gevestigd is.

De kinderen kunnen dus vanaf nu beslissen om afstand te doen van de erfenis van hun ouders, in het voordeel van hun eigen kinderen, zonder moeilijkheden of verzwaring van de fiscale lasten, zelfs indien de erfenis onroerende goederen bevat.

De wet is van kracht gegaan op 21 januari 2013.

Auteur : Severine Segier

Le saut de génération : une réforme civile en matière de dévolution successorale

Une loi du 10 décembre 2012 a instauré, entre autres mesures, une modification importante du droit successoral belge.

Jusqu’à l’adoption de cette loi, il n’était pas possible de faire en sorte que les petits-enfants héritent directement de leurs grands-parents, sans que cet héritage effectue, juridiquement, un « passage obligé » par la génération intermédiaire.

Auparavant, si un grand-parent léguait son patrimoine à l’un de ses petits-enfants, le parent de celui-ci, héritier au premier degré du testateur, pouvait bien sûr faire valoir sa réserve successorale – ce qui n’a pas changé -, mais s’il renonçait à la succession de son auteur, la part à laquelle il renonçait ne passait pas à ses propres enfants : elle venait accroître celle des autres cohéritiers.

Par ailleurs, les renonciations « in favorem », par lesquelles un enfant renonçait à la succession, en le faisant explicitement au bénéfice de ses propres enfants, pouvaient entraîner des droits d’enregistrement supplémentaires, venant s’ajouter aux droits de succession déjà dus, la renonciation in favorem étant considérée comme une acceptation de la succession (par l’enfant), suivie d’une donation (à ses propres enfants).

Les personnes n’ayant pas la possibilité de mettre en œuvre une solution d’optimisation fiscale inventive se voyaient donc obligés, soit de s’en remettre au bon vouloir futur de leurs propres enfants de ne pas invoquer leur réserve successorale, soit d’amener leurs petits-enfants à devoir s’acquitter de droits de transmission encore plus élevés.

A présent, les petits-enfants peuvent héritier directement de leurs grands-parents, dans la mesure où leurs parents renoncent eux-mêmes à la succession.

Le Code civil prévoit désormais, à l’article 786 CC, que la part de l’héritier qui renonce bénéficie ensuite à ses propres descendants, et non plus aux autres cohéritiers.

Ceci constitue donc une exception à la règle contenue à l’article 785 du même Code, selon laquelle l’héritier qui renonce est censé n’avoir jamais été héritier (étant censé n’avoir jamais été héritier, il ne peut non plus, en principe, transférer des droits qu’il est réputé ne jamais avoir eus, à ses propres héritiers).

Les formalités de la renonciation à une succession ne varient pas : la renonciation doit être faite au greffe du tribunal de première instance dans l’arrondissement duquel la succession s’est ouverte.

Bien entendu, cette transmission successorale directe au bénéfice des petits-enfants se fait moyennant les droits de succession applicables aux descendants en ligne directe, comme s’il s’agissait des enfants du grand-parent prédécédé, mais il n’est plus question de donation subséquente.

A noter également qu’il est impossible de s’engager à renoncer à une succession qui n’est pas encore ouverte ; la faisabilité de cette dévolution successorale reste donc soumise au bon vouloir des héritiers qui devront, le moment venu, renoncer à la succession de leur auteur.

Cette réforme du droit successoral n’est donc pas capitale, mais elle répond à une nécessité pratique, et à l’évolution de la société.

En effet, dans les familles où le patrimoine ne justifie pas la mise en place d’une structure juridiquement plus complexe, une telle mesure peut tomber fort à propos, si un grand-parent vient à décéder en ayant eu la volonté d’avantager ses petits-enfants, dans un climat d’entente familiale.

Vu l’allongement de l’espérance de vie, il est fréquent que lors du décès des grands-parents, ceux de ses héritiers qui ont le plus besoin de bénéficier de la succession sont, non les enfants du de cujus, mais ses petits-enfants, qui se trouvent en général alors à un âge où ils entament leur vie professionnelle, celle de leurs parents étant déjà bien installée.

Les enfants peuvent donc à présent décider de renoncer à la succession de leurs parents, au profit de leurs propres enfants, sans difficulté et alourdissement de la charge fiscale, même si la succession comprend des biens immeubles.

La loi est entrée en vigueur le 21 janvier 2013.

Auteur : Severine Segier
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator