ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

OESO : een nieuw offensief tegen het bankgeheim

Op 18 juli 2012 heeft de OESO artikel 26 van zijn Modelverdrag tot voorkoming van dubbele belasting bijgewerkt. Die bepaling stelt de internationale norm vast op het gebied van uitwisseling van inlichtingen. De bepaling laat een uitwisseling van inlichtingen op aanvraag toe, wanneer de inlichtingen “waarschijnlijk relevant” lijken voor de belastingadministratie van de verzoekende partij.

Door de bijwerking kunnen de inlichtingen die de verzoekende partij ontvangen heeft voortaan voor andere doeleinden dan de vestiging en de invordering van de belasting (hetzij in de praktijk voor strafrechtelijke doeleinden) gebruikt worden. De enige begrenzing in het gebruik van deze inlichtingen is dat deze mogelijkheid door de wetgeving van beide Lidstaten moet toegelaten worden en dat de bevoegde autoriteit van de Staat die de inlichtingen verstrekt, dit gebruik toestaat.

Wat erger is, is dat de bijwerking nu verzoeken tot inlichtingen betreffende groepen van individuen op uitdrukkelijke wijze toelaat. Dit wil zeggen dat de belastingautoriteiten inlichtingen kunnen vragen over een gehele groep van belastingplichtigen, ook aan banken, zelfs zonder hen op individuele wijze te moeten opsommen. De OESO stelt echter als voorwaarde dat de aanvraag geen “fishing expedition” mag vormen.

De nieuwe regel vereist trouwens dat op het moment dat de vraag wordt gesteld, er een “redelijke mogelijkheid” moet bestaan dat de gevraagde inlichtingen relevant zouden blijken. Of de gevraagde inlichtingen, eenmaal verstrekt, al dan niet relevant blijken te zijn, is dus van geen belang. Deze oh zo subjectieve notie van “redelijke mogelijkheid” van relevantie is onderworpen aan de vrije beoordeling van de betrokken Staten.

De voorbeelden van de toegelaten vragen tot inlichtingen betreffende groepen die de OESO verstrekt heeft, zijn zeer ruim. Des te meer omdat ze moeten gelezen worden “in het licht van de overkoepelende doelstelling van artikel 26”, met name de bevordering van de uitwisseling van inlichtingen “in een zo ruim mogelijke mate”.

Hier volgt een voorbeeld. De verstrekker van financiële diensten (bijvoorbeeld een bank) B is gevestigd in Staat B. De belastingautoriteiten van Staat A hebben ontdekt dat B een financieel product verhandelt dat inwoners van Staat A zouden kunnen onderschrijven. Na een onderzoek vreest Staat A dat bepaalde belastingplichtige inwoners die hebben geïnvesteerd in dit product, de inkomsten verkregen uit die investering niet hebben aangegeven. Staat A vraagt vervolgens inlichtingen aan de bevoegde autoriteit van B over het geheel van de inwoners van Staat A die een rekening bezitten bij B en die hebben geïnvesteerd in dat financieel product.

Laten we nog een ander voorbeeld nemen. Staat A heeft inlichtingen verkregen over het geheel van transacties waarbij buitenlandse kredietkaarten werden gebruikt, die werden gerealiseerd op zijn grondgebied tijdens een bepaald jaar. Op grond van het gebruik van de kredietkaarten, meent Staat A dat een bepaald aantal kaarthouders fiscale inwoners zouden zijn van Staat A. De kaartnummers identificeren een van de uitgevers van die kaarten als een bank gelegen in Staat B. Staat A stuurt bijgevolg een verzoek om inlichtingen aan Staat B. Daarbij vraagt Staat A de naam, het adres en de geboortedatum van de kaarthouders die werden geïdentificeerd tijdens zijn onderzoek en van elke andere persoon die een handtekeningsbevoegdheid heeft over die kaarten.

In het kader van het nieuwe artikel 26 van het Modelverdrag van de OESO en van zijn mogelijks toepassingsgebied, wordt de grens tussen de fishing expeditions en de verzoeken om inlichtingen betreffende groepen alsmaar vager.

In deze fase betreft de wijziging enkel het “Modelverdrag” dat de Staten niet moeten naleven. Opdat het daadwerkelijk van toepassing zou zijn, dienen de Staten het effectief in te voegen in de Verdragen die ze ondertekenen.

De evolutie van de Zwitserse positie op het gebied van de “gegroepeerde vragen” doet echter vrezen dat de invoeging van zulke bepalingen in de verdragen gesloten door Staten waar een zekere vorm van bankgeheim heerste, enkel een kwestie van tijd is.

Thema : Bankgeheim Auteur : Nicolas Themelin

OCDE : une nouvelle offensive contre le secret bancaire

Le 18 juillet 2012, l’OCDE a mis à jour l’article 26 de son modèle de Convention préventive de la double imposition, lequel établit la norme internationale en matière d’échange de renseignements. Celle-ci permet un échange de renseignements sur demande, lorsque les informations paraissent « vraisemblablement pertinentes » pour l’administration des impôts de la partie requérante.

La mise à jour autorise désormais à ce que les renseignements reçus par l’Etat requérant puissent être utilisés à d’autres fins que celles de l’établissement et du recouvrement de l’impôt (soit, en pratique, à des fins pénales). La seule limite mise à l’utilisation de ces renseignements est que cette possibilité soit autorisée par les lois des deux Etats contractants et que l’autorité compétente de l’Etat qui fournit les renseignements autorise cette utilisation.

Pis, la mise à jour autorise désormais explicitement les demandes de renseignements concernant des groupes d’individus. Ceci signifie que les autorités fiscales peuvent demander des renseignements sur un groupe entier de contribuables, y compris à des banques, sans même devoir les nommer de manière individuelle. L’OCDE pose toutefois comme condition que la demande ne constitue pas de la « pêche aux renseignements ».

La norme nouvelle, que la Suisse elle-même semble sur le point d’approuver, exige par ailleurs qu’au moment où la demande est formulée, il doive y avoir une « possibilité raisonnable » que les renseignements demandés se révèleront pertinents ; que les renseignements, une fois fournis, se révèlent être pertinents ou non est donc sans importance. Ô combien subjective, cette notion de « possibilité raisonnable » de pertinence est soumise à la libre appréciation des Etats concernés.

Les exemples de demandes de renseignements autorisées concernant des groupes fournis par l’OCDE sont très larges, d’autant plus qu’ils doivent être lus « à la lumière de l’objectif premier de l’article 26 » qui est de favoriser l’échange de renseignements « dans la mesure la plus large possible ».

Voici un exemple. Le fournisseur de services financiers (une banque par exemple) B est établi dans l’Etat B. Les autorités fiscales de l’Etat A ont découvert que B commercialise un produit financier auquel pourraient avoir souscrit des résidents de l’Etat A. Suite à une enquête, l’Etat A redoute que certains contribuables résidents ayant investi dans ce produit aient omis de déclarer les revenus tirés de ce placement. L’Etat A demande alors à l’autorité compétente de B des renseignements sur l’ensemble des résidents de l’Etat A qui possèdent un compte auprès de B et qui ont investi dans ce produit financier.

Prenons encore un autre exemple. L’Etat A a obtenu des renseignements sur l’ensemble des transactions impliquant des cartes de crédit étrangères qui ont été réalisées sur son territoire durant une certaine année. Sur base de l’utilisation des cartes de crédits, l’Etat A estime qu’un certain nombre de titulaires de cartes seraient des résidents fiscaux de l’Etat A. Les numéros de cartes identifient l’un des émetteurs de ces cartes comme étant une banque située dans l’Etat B. L’Etat A envoie alors une demande de renseignements à l’Etat B, demandant le nom, l’adresse et la date de naissance des titulaires des cartes identifiées durant son enquête et de toute autre personne ayant un pouvoir de signature sur ces cartes.

Au regard du nouvel article 26 du modèle de Convention de l’OCDE et de son champ d’application potentiel, la limite entre la pêche aux renseignements et la demande de renseignements concernant des groupes devient donc on ne peut plus ténue.

Cette modification ne porte à ce stade que sur la « Convention-modèle » que les Etats ne sont pas tenus de suivre. Pour qu’elle soit effectivement applicable, il faudra que les Etats l’insèrent effectivement dans les Traités qu’ils signeront. L’évolution de la position suisse en matière de « demandes groupées » fait craindre, toutefois, que l’introduction de telles clauses dans les conventions conclues par des Etats où régnait une certaine forme de secret bancaire ne soit qu’une question de temps.

Thème : Le secret bancaire Auteur : Nicolas Themelin
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator