ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

De bewijswaarde van de schriftelijke verklaringen

Op 16 juli 2012 werd een wet aangenomen tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Gerechtelijk Wetboek teneinde de regels van de burgerlijke rechtspleging te vereenvoudigen. Die wet voert in het hoofdstuk van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het bewijs een nieuwe sectie Vbis in met betrekking tot het voorleggen van schriftelijke verklaringen.

Het doel van de wetgever is om de traagheid en de omslachtigheid van de procedures met oproeping van getuigen te verhelpen. Deze nieuwe wet gaat bovendien uit van de veronderstelling dat het voorleggen van de schriftelijke verklaringen vaak voldoende kan zijn om de rechter het nodige inzicht te verschaffen. Naar het voorbeeld van het Franse recht, hebben de nieuwe bepalingen tot doel om het voorleggen van dergelijke schriftelijke verklaringen te regelen. Het betreft meer bepaald de nieuwe artikelen 961/1, 961/2 en 961/3 van het Gerechtelijk Wetboek.

Deze nieuwe bepalingen laten de rechter toe om, indien het getuigenbewijs toelaatbaar is, “verklaringen van derden die hem inzicht kunnen verschaffen in de betwiste feiten waarvan zij persoonlijk weet hebben, in schriftelijke vorm aan te nemen,”. Die schriftelijke verklaringen worden door de partijen of op verzoek van de rechter voorgelegd en moeten afkomstig zijn van personen die aan de vereiste voorwaarden voldoen om als getuige te worden gehoord. De schriftelijke verklaring bevat het relaas van de feiten waarbij de schrijver ervan aanwezig was of die hij zelf heeft vastgesteld. De schriftelijke verklaring moet worden geschreven, gedagtekend en door de schrijver ervan ondertekend.

Tot slot kan de rechter van de schrijver van de schriftelijke verklaring te allen tijde een verhoor afnemen.

Volgens de voorbereidende werken dienen deze bepalingen, geïnspireerd op het Franse recht, in het Belgisch recht dezelfde interpretatie te krijgen als in Frankrijk. In dat opzicht, zoals het wetsvoorstel aangeeft, gelden volgens de Franse rechtspraak de vormvereisten die de schriftelijke verklaringen reglementeren niet op straffe van nietigheid. In de hypothese dat de schriftelijke verklaring niet zou beantwoorden aan de wettelijke vereisten, geven de voorbereidende werken aan dat de feitenrechter alleen zal oordelen of een schriftelijke verklaring al dan niet voldoende waarborgen biedt om in de debatten in overweging te worden genomen.

De wetgever tracht dus de gerechtelijke achterstand weg te werken door het gebruik van de schriftelijke verklaringen te reglementeren. Op deze manier kan de rechter ervoor kiezen om de bewijsvoering door getuigen te beperken tot de meest controversiële of delicate punten, zoals de voorbereidende werken aangeven.

Deze nieuwe wet lijkt dus aan de schriftelijke verklaringen een bewijswaarde te geven die vergelijkbaar is met een getuigenis, terwijl de rechters voordien slechts weinig bewijswaarde hechtten aan die schriftelijke verklaringen. Aangezien dat fiscale geschillen “burgerlijke procedures” zijn, kunnen dus ook de belastingplichtigen nuttig gebruik maken van deze nieuwe bepalingen om dergelijke schriftelijke verklaringen voor te leggen in de fiscale geschillen die door de burgerlijke rechtbank beslecht worden.

Auteur : Lida Achtari

La valeur probante des attestations

Le 19 juillet 2012 a été adoptée une loi modifiant le Code civil et le Code judiciaire en vue de simplifier les règles qui gouvernent le procès civil. Cette loi insère une nouvelle section Vbis au sujet de la production d’attestations dans le chapitre du Code judiciaire relatif aux preuves.

L’objectif du législateur est de palier à la lenteur et la lourdeur des procédures avec convocation de témoin. Cette nouvelle loi part en outre du constat que la production d’attestations écrites peut souvent suffire à éclairer le juge. Les nouvelles dispositions, inspirées du droit français en la matière, sont destinées à réglementer la production de telles attestations. Il s’agit plus précisément des nouveaux articles 961/1, 961/2 et 962/3 du Code judiciaire.

Ces nouvelles dispositions permettent au juge, lorsque la preuve testimoniale est admissible, de « recevoir de tiers des déclarations, sous forme d’attestation, de nature à l’éclairer sur les faits litigieux dont ils ont personnellement connaissance ». Ces attestations sont produites par les parties ou à la demande du juge et doivent provenir de personnes remplissant les conditions pour être entendues comme témoin. L’attestation contient la relation des faits auxquels son auteur a assisté ou qu’il a personnellement constatés. Elle doit être écrite, datée et signée de la main de son auteur.

Enfin, le juge pourra toujours procéder à l’audition de l’auteur de l’attestation.

Selon les travaux préparatoires, ces dispositions inspirées du droit français devraient recevoir, en droit belge, la même interprétation qu’en France. A cet égard, comme l’indique la proposition de loi, les règles de forme prévues pour les attestations ne sont pas prescrites à peine de nullité selon la jurisprudence française. Dans l’hypothèse où l’attestation ne serait pas conforme aux spécifications légales, les travaux préparatoires indiquent donc que le juge du fond appréciera souverainement si l’attestation présente ou non les garanties suffisantes pour pouvoir être prise en compte dans les débats.

L’idée du législateur est de palier à l’arriéré judiciaire en réglementant le recours aux attestations. De cette manière, le juge pourra choisir de réserver la production de preuve par témoignages à certains points particulièrement litigieux ou délicats, comme nous l’indique les travaux préparatoires.

Cette nouvelle loi semble ainsi donner aux attestations une force probante comparable à un témoignage alors qu’auparavant, les juges ne donnaient que peu de valeur probante à ces attestations. Dès lors, les litiges fiscaux étant des « procès civils », les contribuables pourront également se servir utilement de ces nouvelles dispositions pour produire de telles attestations dans les litiges fiscaux tranchés par le tribunal civil.

Auteur : Lida Achtari
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator