ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Successierechten op schenkingen tijdens de verdachte periode – hoofdelijke aansprakelijkheid van de erfgenamen

Inzake successierechten is de verdachte periode die periode van 3 jaar vóór het overlijden.

Volgens artikel 7 van het Wetboek van successierechten wordt elke roerende schenking die tijdens de verdachte periode werd toegekend en die niet onderworpen werd aan schenkingsrechten, opnieuw in de nalatenschap opgenomen en onderworpen aan schenkingsrechten.

Wanneer deze schenkingen werden toegekend aan personen die niet de erfgenamen zijn van de overledene, kan het stelsel van hoofdelijke aansprakelijkheid voor de betaling van de successierechten, zoals deze bestaat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in het Waals Gewest, een fundamenteel onjuist en zelfs discriminerend karakter vertonen.

De erfgenamen, legatarissen en begiftigden zijn in principe inderdaad tegenover de Staat niet gehouden tot het betalen van successierechten of voor het recht van overgang bij overlijden, ieder voor wat door hen in de nalatenschap werd verkregen. Ieder van hen is dus rechtstreeks schuldenaar voor zijn deel van de successiebelasting.

Maar het kan gebeuren dat ieder van de erfopvolgers voor meer dans zijn deel van de nalatenschap gehouden worden tegenover de Staat.

Dat is het geval wanneer een schenking tijdens de verdachte periode werd toegekend aan een persoon die noch erfgenaam, noch legataris nog algemeen begiftigde is. In dat geval voorziet artikel 70, paragraaf 2 van het Wetboek van successierechten dat de erfgenamen, legatarissen en algemene begiftigden samen tegenover de Staat, pro rata hun erfdeel, gehouden zijn tot de totaliteit van de successierechten en interesten die verschuldigd zijn door de begiftigde waarvan de schenking opnieuw in de nalatenschap werd opgenomen.

Concreet betekent dit dat de erfgenamen, legatarissen en algemene begiftigden in het verslag van verplichting tot schuld tegenover de Staat kunnen gehouden worden tot het betalen van de successierechten op de activa die hen niet toekomen aangezien ze reeds aan derden werden toegekend tijdens de verdachte periode. Artikel 75 van het Wetboek van successierechten voorziet duidelijk dat in het kader van de bijdrage tot de schuld de successierechten gedragen worden in functie van het vervallen voordeel, maar wat doen wanneer de begiftigde, ten gevolge van een verhaalrecht dat uitgevoerd wordt door de erfgenaam die betaald heeft, de rechten niet wil of kan terugbetalen?

Het is die hoofdelijke aansprakelijkheid die door een algemeen legataris werd aangebracht in een zaak waarin hij gehouden was tot de successierechten op schenkingen die tijdens de verdachte periode door de overledene toegekend werden en waarvan hij geen kennis had bij het aanvaarden van de erfenis.

In het kader van een prejudiciële vraag die bij die gelegenheid aan haar werd gesteld, heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat deze situatie discriminerend was. (arrest van 22 februari 2018).

Het Hof zegt eerst dat de hoofdelijkheid die door artikel 70 van het Wetboek van successierechten wordt opgelegd, gerechtvaardigd wordt door de vrees voor nalatigheden of fraude die uitmonden in het onttrekken van het voorwerp van bijzondere legaten aan de belastingen. Vervolgens zegt het Hof dat de bepalingen van artikel 70 zelf geen disproportionele inbreuk plegen op de rechten van de belanghebbende, de erfgenamen, de begiftigden en de algemeen legatarissen die de mogelijkheid hebben, wanneer een bijzonder legaat moet gegeven worden, om er zich van te verzekeren dat de begunstigde de daarmee gepaard gaande successierechten zal betalen en ze beschikken over een rechtsmiddel tegen hem zoals voorzien in artikel 75 van het Wetboek.

De situatie is anders als er in plaats van een bijzonder legaat die door de erfgenamen moet worden gegeven, zij te maken krijgen met een schenking die tijdens de verdachte periode werd toegekend. In deze tweede hypothese beslist het Hof dat de bepalingen van artikel 70 van het Wetboek van successierechten discriminerend zijn, omdat ze de strijd tussen de bijzondere legatarissen enerzijds en de begunstigden van roerende schenkingen anderzijds op eenzelfde manier behandelen: in geval van roerende schenking kan artikel 70 een disproportionele inbreuk plegen op het eigendomsrecht. Aangezien de schenking rechtstreeks door de overledene werd geschonken, kunnen de erfgenamen inderdaad de erfenis aanvaard hebben, zonder kennis te hebben van het bestaan van die schenking en zich op die manier “ook hoofdelijk gehouden zien tot de betaling van de successierechten op goederen die zij normaalgezien hadden kunnen erven, als de overledene deze schenkingen niet had uitgevoerd binnen de drie jaar voorafgaand aan zijn overlijden”.

Gelet op deze welgekomen beslissing dringt een aanpassing van artikel 70 van het Wetboek van successierechten zich op…in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in het Waals Gewest, want nogmaals blijkt dat het Vlaams Gewest op het vlak van successierechten veel verder staat en sinds 1 januari 2016 heeft het een uitzondering op het stelsel van hoofdelijke aansprakelijkheid ingevoerd in het geval van schenkingen die tijdens de verdachte periode werden toegekend.

Thema : Successierechten Auteur : Sylvie Leyder

Droits de succession sur donation pendant la période suspecte – responsabilité solidaire des héritiers

En matière de droits de succession, la période suspecte est cette période de 3 ans qui précède le décès.

Aux termes de l’article 7 du Code des droits de succession, toute donation mobilière qui a été consentie pendant la période suspecte et qui n’a pas été assujettie aux droits de donation, est réintégrée dans la masse successorale et soumise aux droits de donation.

Lorsque ces donations auront été consenties à des personnes qui ne sont pas les héritiers du défunt, le régime de la responsabilité solidaire de paiement des droits de succession, tel qu’il prévaut en Région de Bruxelles-capitale et en Région Wallonne, peut présenter un caractère fondamentalement injuste voire discriminatoire.

En effet, les héritiers, légataires et donataires ne sont en principe tenus envers l’Etat des droits de succession ou de mutation par décès, que pour ce que chacun recueille dans la succession. Chacun est donc directement débiteur de sa part d’impôt successoral.

Mais il peut arriver que chacun des successeurs soit tenu à l’égard de l’Etat à plus que sa part dans la masse successorale.

C’est le cas lorsqu’une donation a été consentie pendant la période suspecte à une personne qui n’est ni un héritier, ni un légataire ou donataire universel. Dans ce cas, l’article 70 al. 2 du Code des droits de succession prévoit que les héritiers, légataires et donataires universels sont tenus ensemble, à l’égard de l’Etat, en proportion chacun de sa part héréditaire, de la totalité des droits de succession et intérêts dus par le donataire dont la donation est réintégrée dans la masse successorale. Concrètement, cela signifie que dans le rapport d’obligation à la dette à l’égard de l’Etat, les héritiers, légataires et donataires universels peuvent être tenus de payer des droits de succession sur des actifs qui ne leur reviennent pas puisque déjà donnés à des tiers pendant la période suspecte. L’article 75 du Code des droits de succession prévoit bien que dans le cadre de la contribution à la dette les droits de succession sont supportés en fonction de l’avantage dévolu, mais que faire lorsque suite à un recours contributoire exercé par l’héritier qui a payé, le donataire ne veut ou ne peut rembourser les droits ?

C’est cette responsabilité solidaire qu’a dénoncé un légataire universel dans une espèce où il était tenu aux droits de succession sur des donations consenties par la défunte pendant la période suspecte et dont il n’avait pas connaissance en acceptant la succession.

Dans le cadre d’une question préjudicielle qui lui était posée à cette occasion, la Cour constitutionnelle a décidé que cette situation était discriminatoire (arrêt du 22 février 2018).

La Cour relève d’abord que la solidarité instaurée par l’article 70 du Code des droits de succession se justifie par la crainte de négligences ou de fraudes aboutissant à faire échapper à l'impôt l'objet des legs particuliers. La Cour considère ensuite que les dispositions de l’article 70 ne portent pas, par elles-mêmes, une atteinte disproportionnée aux droits des intéressés, les héritiers, donataires et légataires universels ayant la faculté, lorsqu’un legs particulier doit être délivré, de s'assurer que le bénéficiaire acquittera les droits de succession y afférents et disposant contre celui-ci du recours prévu à l'article 75 du Code.

La situation est différente si en lieu et place d’un legs particulier qui doit être délivré par les héritiers, ceux-ci se trouvent en présence d’une donation qui a été consentie pendant la période suspecte. Dans cette seconde hypothèse, la Cour décide que les dispositions de l’article 70 du Code de droits de succession sont discriminatoires en ce qu'elles traitent, de manière identique, le concours avec des légataires particuliers d’une part et d’autre part avec les bénéficiaires de donations mobilière : en cas de donation mobilière, l’article 70 peut porter une atteinte disproportionnée au droit de propriété. En effet, la libéralité ayant été délivrée directement par le ou la défunte, les héritiers peuvent avoir accepté la succession, sans avoir connaissance de l'existence de cette donation se retrouvant « en outre solidairement tenus au paiement de droits de succession sur des biens qu'ils auraient eu vocation à hériter, en l'absence de ces libéralités effectuées par le défunt dans les trois ans précédant son décès ».

Au regard de cette décision bienvenue, une adaptation de l’article 70 du Code des droits de succession s’impose … en Région de Bruxelles-Capitale et en Région Wallonne car, une fois de plus en matière de droits de succession, la Région flamande a une longueur d’avance et a, depuis le 1er janvier 2016, instauré une exception au régime de responsabilité solidaire dans le cas de donations consenties pendant la période suspecte.

Thème : Les droits de succession Auteur : Sylvie Leyder
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator