ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

La suppression de l’avantage fiscal visant la stipulation pour autrui dans les contrats d’assurance-vie en Région bruxelloise.

Récemment a été adopté le projet d’ordonnance concernant la modification de l’article 8 du Code des droits de succession bruxellois relatif à la stipulation pour autrui qui est d’application selon divers types de contrat d’assurance vie.

La disposition légale qui est visée allègue, « Sont considérées comme recueillies à titre de legs, les sommes, les rentes ou valeurs qu’une personne est appelée à recevoir à titre gratuit au décès du défunt en vertu d’un contrat renfermant une stipulation à son profit par le défunt ou par un tiers. ». Ce qui de la sorte, et ce, notamment pour les contrats d’assurance vie réciproques, c’est-à-dire, que chaque bénéficiaire distinctement, ayant souscrit un contrat d’assurance vie stipulant sur le décès de l’un l’autre, donnait la possibilité d’être exonérée de droits de succession.

En somme, la condition était le décès de l’assuré mais le souscripteur de l’assurance vie (celui qui stipule sur le décès de l’assuré) devenait le bénéficiaire lors de son décès. En l’espèce, le stipulant devait avoir la volonté de stipuler, non à son profit mais au profit d’un tiers et de lui conférer un droit propre.

Cependant, le législateur est parti du postulat selon lequel l’application de cet avantage fiscal (qui était légal) avait pour objectif d’échapper à l’imposition en droits de succession. En mettant en exergue plusieurs éléments justifiant sa décision. Notamment, d’une part, par sa volonté d’harmoniser la législation fiscale bruxelloise sur celles des régions flamande et wallonne, permettant à terme d’apaiser la concurrence fiscale interrégionale.

Et d’autre part, de renforcer la sécurité juridique concernant le traitement fiscal des contrats d’assurance vie, (i) en mettant un terme aux avis divergents quant à savoir si les contrats d’assurance vie que le souscripteur d’assurance donne au bénéficiaire sont imposables aux droits de succession. Enfin, (ii) en notifiant que l’adoption de cette proposition d’ordonnance vise également à se conformait à l’arrêt n° 80/2021 du 3 juin 2021 de la Cour constitutionnelle qui a pour effet de permettre aux contribuables de déduire les impôts payés à l’étranger pour tous les biens détenus, qu’ils soient meubles ou immeubles.

En conséquence, il en résulte que le bénéfice qui sera attribué au contribuable appliquant la convention qu’est la stipulation pour autrui dans le cadre d’une assurance vie aura pour répercussion l’assujettissement aux droits de succession.

Pour éviter la problématique de la stipulation pour autrui, rappelons qu’il est possible de procéder à une donation préalable des fonds, et que le donataire stipule ensuite pour lui-même…

Stéphanie Seghers – Attachée parlementaire

De afschaffing van het belastingvoordeel gericht op de bepaling voor anderen in levensverzekeringscontracten in het Brussels Gewest.

Onlangs werd het ontwerp van ordonnantie goedgekeurd betreffende de wijziging van artikel 8 van het Brussels Wetboek van Successierechten betreffende het beding ten behoeve van derden, dat van toepassing is op verschillende soorten levensverzekeringsovereenkomsten.

De betrokken wettelijke bepaling stelt, “Worden geacht als legaat te zijn verkregen, de sommen, renten of waarden die een persoon geroepen is kosteloos te ontvangen, bij het overlijden van de overledene, ingevolge een contract bevattende een door de overledene of door een derde ten behoeve van de verkrijger gemaakt beding”. Dit is met name het geval voor wederzijdse levensverzekeringsovereenkomsten, dat wil zeggen dat elke begunstigde afzonderlijk, nadat hij een levensverzekeringsovereenkomst had afgesloten waarin het overlijden van de een van de ander was voorzien, de mogelijkheid bood om van successierechten te worden vrijgesteld.

Kortom, de voorwaarde was het overlijden van de verzekerde, maar de onderschrijver van de levensverzekering (degene die bepaalt bij het overlijden van de verzekerde) werd de begunstigde op het moment van zijn overlijden. In het onderhavige geval moest de bedinger de bedoeling hebben om niet ten behoeve van hem, maar ten behoeve van een derde te bedingen en hem een eigen recht toe te kennen.

De wetgever ging er echter van uit dat de toepassing van dit (wettelijk) fiscale voordeel bedoeld was om belasting in de erfbelasting te ontwijken. Door verschillende elementen te benadrukken die zijn beslissing rechtvaardigen. Enerzijds door zijn wens om de Brusselse belastingwetgeving te harmoniseren met die van het Vlaamse en Waalse Gewest, waardoor het op lange termijn mogelijk wordt om interregionale belastingconcurrentie te verminderen.

En anderzijds om de rechtszekerheid met betrekking tot de fiscale behandeling van levensverzekeringsovereenkomsten te versterken, (i) door een einde te maken aan uiteenlopende meningen over de vraag of de levensverzekeringsovereenkomsten die de verzekeringnemer aan de begunstigde geeft, belastbaar zijn voor erfbelasting. Ten slotte, (ii) door mee te delen dat de vaststelling van dit voorstel van verordening ook tot doel heeft te voldoen aan arrest nr. 80/2021 van 3 juni 2021 van het Grondwettelijk Hof, dat tot gevolg heeft dat belastingplichtigen de in het buitenland betaalde belastingen kunnen aftrekken voor alle goederen, roerend of onroerend, die worden gehouden.

Hieruit volgt dat de winst die zal worden toegerekend aan de belastingplichtige die de overeenkomst toepast, die het beding ten behoeve van anderen is in het kader van de levensverzekering de bepaling is, als gevolg daarvan onderworpen zal zijn aan de successierechten.

Om het probleem van het beding ten behoeve van anderen te vermijden, onthoud dat het mogelijk is om een voorafgaande schenking van fondsen te doen, en dat de schenker dan voor zichzelf bepaalt ...

Stéphanie Seghers – Parlementair attachée

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator