La loi du 17 mars 2022 (M.B. 25/03/2022) portant des dispositions fiscales diverses et de lutte contre la fraude instaure une toute nouvelle obligation qui repose sur toutes les entreprises au sens très large du terme.

En effet, elle insère dans le livre VI, titre 2, chapitre 2/1, du Code de droit économique un « Chapitre 2/1. Du paiement par le consommateur » et y insère également l’article VI.7/4, qui stipule :

« Sans préjudice de l'article VII.30, § 3, lorsque le paiement en euro a lieu en présence physique et simultanée du consommateur et de l'entreprise, l'entreprise met également à la disposition du consommateur un moyen de paiement électronique.

Pour l'application du présent article, le moyen de paiement électronique est un moyen de paiement autre que les pièces et billets libellés en euro, fourni par un prestataire de services de paiement tel que visé à l'article I.9, 2°, relatif aux définitions applicables au livre VII du Code de droit économique ».</i>

Cette mesure entre en vigueur le 1er juillet 2022.

Selon les travaux préparatoires de la loi, « cette nouvelle obligation a donc pour objectif de garantir au consommateur d’avoir toujours la possibilité de payer via un moyen de paiement électronique, s’il le souhaite ». Mais ce n’est pas tout, puisque lesdits travaux précisent que « cette nouvelle obligation s’inscrit aussi dans le cadre du plan d’action anti-fraude tel que proposé par le ministre des Finances » (Doc. parl., 55-2472/001, p. 20).

Qui est concerné ?

Une entreprise se définit juridiquement comme « toute personne physique ou morale poursuivant de manière durable un but économique, y compris ses associations » (article I.8, 39° du Code de droit économique).

Sont inclus dans cette définition les sociétés de toute taille ainsi que les professions libérales et intellectuelles. Cela concerne donc toutes personnes, associations, administrations, etc. qui exercent des activités économiques en relation avec des consommateurs.

Les organismes publics, en ce qui concerne leurs activités qui ne font pas partie de leur mission légale d’intérêt général, sont des entreprises soumises à cette nouvelle obligation.

Quelle situation est visée par cette nouvelle mesure ?

Sont visés par cette mesure la situation d’une transaction envers un consommateur (B2C). Cette mesure n’est pas applicable aux relations effectuées entre entreprises (B2B).

Il est nécessaire de mettre à disposition du consommateur un moyen de paiement électronique lorsque le paiement en euro a lieu en présence physique et simultanée du consommateur et de l’entreprise (restaurant, marché, alimentation, commerces, etc.). Par contre, un seul moyen de paiement électronique peut être mis à disposition par l’entreprise et elle peut choisir lequel. Elle n’a donc pas l’obligation d’avoir plusieurs moyens de paiement électronique différents à disposition.

Qu’est-ce qu’un moyen de paiement électronique ?

Si le dispositif Bancontact semble le plus évident, ce n’est pas le seul moyen de paiement disponible à l’entreprise. En effet, peuvent également être utilisés tout terminal de paiement par carte de débit et/ou de crédit, les applications pour smartphone, le virement bancaire, etc.

Par ailleurs, sont exclus du champ d’application de l’article VI.7/4 du Code de droit économique, les crypto-monnaies ou les monnaies virtuelles, les titre-repas, écochèques et chèques consommation. Cela signifie que l’entreprise n’a pas l’obligation d’avoir un dispositif permettant d’utiliser ces moyens de paiement-là.

Le consommateur peut-il encore payer en espèces ?

S’il repose désormais une obligation sur l’entreprise de mettre à disposition des consommateurs un moyen de paiement électronique, cela n’empêche pas le consommateur de payer en espèces s’il le souhaite.

En effet, la loi n’oblige pas l’entreprise à refuser les paiements au moyen de pièces et billets, et ce moyen de paiement doit toujours être accepté par l’entreprise.

Quelle sanction en cas de non-respect de cette obligation ?

La loi introduit la violation de l’obligation de mise à disposition d’un moyen de paiement électronique, parmi les infractions assorties d’une sanction de niveau 2 de l’article XV.83 du Code de droit économique, c’est-à-dire d’une amende pénale allant d’un montant minimum de 26 € à un montant maximum de 10.000 € ou de 4% du chiffre d’affaires annuel total du dernier exercice clôturé précédant l’imposition de l’amende au sujet duquel des données permettant d’établir le chiffre d'affaires annuel sont disponibles, si cela représente un montant plus élevé (article XV.70 du Code de droit économique).

Fiscalité

Pour toutes les entreprises, le terminal de paiement électronique et les coûts qu’il engendre peuvent être amortis, ce qui permet de déduire ces amortissements de la base imposable de l’entreprise.

Ensuite, pour les petites entreprises, les entreprises unipersonnelles et les professions libérales, le taux de la déduction fiscale sur investissement est rehaussé de 17%, passant de 108% à 125% jusqu’à la fin de l’année 2022.

Cela signifie que, pour autant qu’elles amortissent ces coûts sur au moins 3 années consécutives, ces sociétés pourront déduire jusqu’à 125 % du coût du moyen de paiement électronique. Un terminal à 1000 € peut donc, jusqu’au 31 décembre 2022, être déduit à titre de frais professionnels à hauteur de 1250 €.

Laure VAN DE PUTTE

De wet van 17 maart 2022 (B.S. 25/03/2022) houdende diverse fiscale en fraudebestrijdingsbepalingen voert een volledig nieuwe verplichting in die rust op alle vennootschappen in de zeer ruime zin van het woord.

Ze voegt inderdaad in boek VI, titel 2, hoofdstuk 2/1 van het Wetboek van economisch recht een “Hoofdstuk 2/1. Van betaling door de consument” in en voegt ook het artikel VI.7/4 toe dat zegt:

“Onverminderd artikel VII.30, § 3, stelt de onderneming, wanneer de betaling in euro plaatsvindt in de fysieke en gelijktijdige aanwezigheid van de consument en de onderneming, ook een elektronisch betaalmiddel ter beschikking van de consument.

Voor de toepassing van dit artikel is het elektronische betaalmiddel een ander betaalmiddel dan euromunten en -bankbiljetten, verstrekt door een aanbieder van betalingsdiensten als bedoeld in artikel I.9, 2°, betreffende de definities die van toepassing zijn op boek VII van het Wetboek van economisch recht”.</i>

Deze maatregel is van kracht vanaf 1 juli 2022.

Volgens de voorbereidende werken van de wet heeft“deze nieuwe verplichting dus als doel om de consumenten steeds de garantie te geven te kunnen betalen via elektronische weg, als hij dat wenst”. Maar dat is niet alles aangezien deze werken zeggen dat “deze nieuwe verplichting ook opgelegd wordt in het kader van het actieplan tegen fraude zoals voorgesteld door de Minister van Financiën” (Parl.doc., 55-2472/001, p. 20).

Wie is betrokken?

Een onderneming wordt juridisch gedefinieerd als"elke natuurlijke of rechtspersoon die een duurzaam economisch doel nastreeft, met inbegrip van haar verenigingen" (artikel I.8, 39° van het Wetboek van economisch recht).

Zijn ook inbegrepen in deze omschrijving de vennootschappen van alle groottes alsook de vrije en intellectuele beroepen. Het betreft dus alle personen, verenigingen, administraties, enz. die economische activiteiten uitoefenen in contact met consumenten.

Overheidsinstanties zijn, voor wat betreft hun activiteiten die geen deel uitmaken van hun wettelijke taak van algemeen belang, ondernemingen die aan deze nieuwe verplichting zijn onderworpen.

Welke situatie valt onder deze nieuwe maatregel?

Deze maatregel heeft betrekking op de situatie van een transactie jegens een consument (B2C). Deze maatregel is niet van toepassing op business-to-business (B2B)-relaties.

Het is nodig om voor de consument een elektronisch betaalmiddel ter beschikking te stellen wanneer de betaling in euro gebeurt in fysieke en gelijktijdige aanwezigheid van de consument en de onderneming (restaurant, markt, voeding, handels, enz.). Daarentegen kan de onderneming één enkel elektronisch betaalmiddel ter beschikking stellen en ze kan kiezen welke. Ze is dus niet verplicht om meerdere verschillende elektronische betaalmiddelen ter beschikking te stellen.

Wat is een elektronisch betaalmiddel?

Al lijkt het systeem van Bancontact het meest evident, toch is het niet het enige betaalmiddel dat beschikbaar is voor de onderneming. Het is inderdaad zo dat elke betaalterminal met debet- en/of kredietkaart, applicaties voor op de smartphone, bankoverschrijving, enz. mogen gebruikt worden.

Daarentegen worden de cryptomunten of virtuele valuta, maaltijdcheques, ecocheques en consumptiecheques uitgesloten van het toepassingsveld van artikel VI.7/4 van het Wetboek van economisch recht. Dat betekent dat de onderneming niet verplicht is om een toestel te hebben om die betaalmiddelen te kunnen gebruiken.

Kan de consument nog cash betalen?

Hoewel er voortaan een verplichting voor het bedrijf rust om een elektronisch betaalmiddel ter beschikking te stellen van consumenten, belet dit de consument niet om contant te betalen als hij dat wenst.

De wet verplicht het bedrijf immers niet om betalingen te weigeren door middel van munten en biljetten, en dit betaalmiddel moet altijd door het bedrijf worden geaccepteerd.

Wat is de sanctie in geval van het niet respecteren van deze verplichting?

De wet introduceert de schending van de verplichting om een elektronisch betaalmiddel ter beschikking te stellen, onder de overtredingen die bestraft worden met een niveau 2-sanctie van artikel XV.83 van het Wetboek van economisch recht, dat wil zeggen een strafrechtelijke boete variërend van een minimumbedrag van € 26 tot een maximumbedrag van € 10.000 of 4% van de totale jaaromzet van het laatste afgesloten boekjaar voorafgaand aan de oplegging van de boete met betrekking tot welke gegevens om de omzet vast te stellen jaarlijks beschikbaar zijn, indien dit een hoger bedrag vertegenwoordigt (artikel XV.70 van het Wetboek van economisch recht). </b>

Fiscaliteit

Voor alle bedrijven kunnen de elektronische betaalterminal en de kosten die deze genereert worden afgeschreven, waardoor deze afschrijvingen kunnen worden afgetrokken van de belastbare grondslag van het bedrijf.

Dan wordt voor kleine bedrijven, eenmanszaken en vrije beroepen het tarief van de belastingaftrek op investeringen verhoogd met 17%, van 108% naar 125% tot eind 2022.

Dit betekent dat, op voorwaarde dat ze deze kosten over ten minste 3 opeenvolgende jaren afschrijven, deze bedrijven tot 125% van de kosten van het elektronische betaalmiddel kunnen aftrekken. Een terminal aan 1000 € kan dus tot 31 december 2022 als beroepskosten worden afgetrokken tot 1250 €.

Laure VAN DE PUTTE