ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

De klauwen van de beer - Hoe onnodig werk creëren voor de administratie ?

Onder impuls van Europa heeft België een hervorming doorgevoerd van de manier waarop inkomsten uit onroerend goed van Belgen in het buitenland worden belast.

Er werd dus zo een echte gasfabriek opgericht, die zeker voldoet aan de Europese eisen van gelijkheid tussen inkomsten van Belgische en buitenlandse afkomst.

Het systeem, dat ofwel niet-verifieerbare expertise in het buitenland ofwel een forfaitaire berekeningsmethode omvat en dat de potentiële inkomsten van een onroerend goed in het buitenland bij benadering reproduceert, zal een enorme hoeveelheid werk met zich meebrengen, zowel voor de belastingplichtigen en hun raadgevers als voor de belastingdienst.

Honderdduizenden brieven zullen moeten uitgewisseld worden tussen de overheid en de belastingplichtigen.

En dat alles voor bijna niets. De overgrote meerderheid van de onroerende goederen die in het buitenland door Belgische ingezetenen worden gehouden, bevindt zich in landen waar zij een vrijstelling genieten op grond van een verdrag ter preventie van de dubbele belasting.

Het betreft met andere woorden inkomsten die in België vrijgesteld zijn en uitsluitend in het buitenland belastbaar zijn.

De Belgische fiscus hoeft enkel het bedrag te kennen om de zogenaamde "progressievoorbehoud" toe te passen, d.w.z. om de andere inkomsten te belasten rekening houdend met het bestaan van deze buitenlandse inkomsten.

In elk geval gaat het om vrij kleine bedragen, die waarschijnlijk verre van het belang rechtvaardigen van het extra werk dat aan de belastingplichtige en de administratie wordt opgelegd. Op een dag, zoals elk jaar, zullen we horen dat de administratie "geen middelen heeft". Dit zal alleen waar zijn als we vertrekken van het idee dat we de minste verordening in detail moeten toepassen, zonder rekening te houden met de rentabiliteit van het werk dat van overheidsambtenaren wordt gevraagd.

De ongelikte beer.

Coups de griffe de l’ours - Comment créer inutilement du travail pour l’administration ?

Poussée par l’Europe, la Belgique a entrepris une réforme du mode de taxation des revenus des biens immobiliers détenus par les Belges à l’étranger.

L’on a ainsi créé une véritable usine à gaz, qui, certes, répond aux exigences européennes d’égalité entre les revenus d’origine belge et ceux d’origine étrangère.

Le système, qui implique, soit des expertises invérifiables à l’étranger, soit un mode de calcul forfaitaire et qui reproduit de manière très approximative les revenus potentiels d’un immeuble à l’étranger va impliquer un énorme travail, à la fois pour les contribuables et leurs conseillers, et pour l’administration fiscale.

Des centaines de milliers de lettres vont devoir être échangées entre l’administration et les contribuables.

Et tout cela pour presque rien. En effet, l’immense majorité des biens immobiliers détenus à l’étranger par des résidents belges sont situés dans des pays où ceux-ci bénéficient d’une exonération en vertu d’une convention préventive de la double imposition.

En d’autres termes, il s’agit de revenus exonérés en Belgique et taxables exclusivement à l’étranger.

Le fisc belge ne doit en connaître le montant que pour appliquer ce qu’on appelle la « réserve de progressivité », c’est-à-dire pour taxer les autres revenus en tenant compte de l’existence de ces revenus étrangers.

Il s’agit, dans chaque cas, de sommes assez réduites, qui sont sans doute loin de justifier l’importance du travail supplémentaire imposé au contribuable et à l’administration. Un jour prochain, comme tous les ans, l’on entendra dire que celle-ci « manque de moyens ». Ce ne sera vrai que si l’on part de l’idée qu’il faut appliquer la moindre règlementation dans le détail, sans avoir aucun égard à la rentabilité du travail demandé aux agents de l’Etat.

L’ours mal léché.

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator