ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Nieuwe belasting op effectenrekeningen: bis repetita?

De nieuwe wet die een belasting op effectenrekeningen vestigt, werd op 5 januari 2021 ingediend en werd omwille van hoogdringendheid op 11 februari 2021 aangenomen.

De wet van 17 februari 2021, de datum van haar bekrachtiging, werd reeds in het Belgisch Staatsblad van 25 februari 2021 gepubliceerd.

De eerste belasting op de effectenrekeningen werd vernietigd door een arrest van het Grondwettelijk Hof van 17 oktober 2019. De regering heeft het daarna op zich genomen om een nieuwe wet op te stellen met hetzelfde doel; wetende dat deze nieuwe belasting verondersteld wordt 400 miljoen euro per jaar op te leveren.

1. Belasting op de effectenrekeningen: Het nieuwe artikel 201/4 van het Wetboek van inkomstenbelastingen voorziet nu dat er “een jaarlijkse belasting wordt geïnd op de effectenrekeningen”.

Deze belasting is slechts verschuldigd als de gemiddelde waarde van de rekening hoger is dan 1.000.000 euro.

De effectenrekening wordt gedefinieerd als “een rekening waarop financiële instrumenten kunnen gecrediteerd worden of waarvan financiële instrumenten kunnen gedebiteerd worden, ongeacht of ze gehouden worden in onverdeeldheid of verdeelde eigendom”.

Anders gezegd, het is de waarde van de rekening die voorrang heeft, ook als ze wordt gehouden door meerdere mede-eigenaars.

Het gaat om de volgende onrechtvaardige situatie: De belasting zal gericht zijn op broers en zussen die een rekening van meer dan één miljoen euro zouden geërfd hebben en die zouden beslist hebben om in onverdeeldheid te blijven.

Daarentegen, als ze zouden beslist hebben om elk een rekening te openen, dan zouden ze vrijgesteld zijn van de belasting.

2. Antimisbruikmaatregel

De wetgever, die last minute maatregelen om aan de belasting te ontsnappen vreest, heeft voorzien dat de verrichtingen die bestaan uit

  • Het opsplitsen van de effectenrekeningen (gehouden bij dezelfde tussenpersoon) en/of
  • Het omzetten van financiële instrumenten gehouden op een effectenrekening in nominatieve financiële instrumenten die uitgesloten zijn van de belasting niet-tegenstelbaar zijn aan de administratie als ze werden uitgevoerd na 30 oktober 2020.

3. Aangiftemodaliteiten

Een andere bijzonderheid van deze belasting is ook van toepassing op rekeningen gehouden door ‘juridische constructies » waarvan ten minste één van de oprichters een Belgische ingezetene is.

De belastingplichtige is de houder of de eerste Belgische tussenpersoon.

De houder wordt zo gedefinieerd ofwel als de houder(s) van effectenrekeningen ofwel als de oprichter(s) van juridische constructies (in de ruimste zin).

De aandelen op naam gehouden door inschrijvingen in een register, de kunstwerken, enz… ontsnappen op vandaag aan de belasting. Daarentegen vallen de fondsen gehouden door derden, in het kader van de onderschrijving van een verzekering (tak 23 bijvoorbeeld) ook onder de belasting.

Deze belasting is zowel gericht op natuurlijke personen als rechtspersonen.

Het tarief van de belasting is vastgesteld op 0,15%.

Als een effectenrekening wordt gehouden door meerdere titularissen kan elke titularis een aangifte doen voor alle titularissen. Elke titularis is hoofdelijk gehouden tot de betaling van de belasting, boetes en intresten.

Het ontbreken van een aangifte, een laattijdige, onjuiste of onvolledige aangifte alsook het ontbreken van betaling of laattijdige betaling wordt bestraft met een boete die wordt vastgelegd in functie van de aard en de ernst van de inbreuk, gaande van 10 tot 200% van de verschuldigde belasting. De wet voorziet echter dat er bij gebrek aan slechte wil geen boete verschuldigd is.

De wet is reeds van kracht en de eerste referentieperiode eindigt op 30 september 2021.

4. Op weg naar de Belasting op de effectenrekeningen 3.0?

Zal deze nieuwe belasting op de effectenrekeningen weerstaan aan de analyse van het Grondwettelijk Hof? Niets is minder zeker. Maar voor zover dat, zoals we het met de eerste vernietigde belasting hebben beleefd, de vernietiging niet met terugwerkende kracht is, heeft de Belgische staat niets te verliezen.

De NVA wees er reeds tijdens de parlementaire debatten op dat de nieuwe wet een schending van de gelijkheid inhield meer bepaald met betrekking tot de doelstelling (het raken van de “grote fortuinen” maar zonder dat het ontwerp rekening houdt met de reële bijdragevermogen).

Men heeft zelfs in de voorbereidende werken kunnen lezen dat Paul Magnette reeds een derde versie van belasting aan het voorbereiden zou zijn, omdat hij zich aan een nieuwe vernietiging van het Grondwettelijk Hof verwacht.

Auteur : Muriel Igalson

Nouvelle taxe sur les comptes titres : bis repetita ?

La nouvelle loi instaurant une taxe sur les comptes titres a été déposée le 5 janvier 2021 et adoptée à la chambre au bénéfice de l’urgence le 11 février 2021.

La loi du 17 février 2021, date de sa promulgation, a d’ores et déjà été publiée au Moniteur belge le 25 février 2021.

La première taxe sur les comptes titres a été annulée par un arrêt de la cour constitutionnelle du 17 octobre 2019. Le gouvernement s’est alors attelé à rédiger une nouvelle loi visant le même objectif ; sachant que cette nouvelle taxe est sensée rapporter 400 millions d’EUR par an.

1. Taxe sur les comptes-titres :

Le nouvel article 201/4 du code des impôts sur les revenus prévoit à présent qu’« une taxe annuelle est perçue sur les comptes-titres. »

Cette taxe n’est due que si la valeur moyenne du compte est supérieure à 1 000 000 euros.

Le compte-titres est défini comme « un compte sur lequel des instruments financiers peuvent être crédités ou duquel des instruments financiers peuvent être débités, peu importe qu’il soit détenu en indivision ou en propriété divisée ».

Autrement dit, c’est la valeur du compte qui prévaut, même s’il est détenu par plusieurs indivisaires.

On en arrive à la situation inique suivante :

Des frères et sœurs qui auraient hérité d’un compte de plus d’un million d’euros et qui auraient décidé de rester en indivision, seront visés par la taxe.

Par contre, s’ils ont fait le choix d’ouvrir chacun un compte, ils seront exemptés de la taxe.

2. Mesure anti-abus

Le législateur, craignant les mesures de dernières minutes pour échapper à la taxe, a prévu que les opérations consistant à

  • scinder les comptes-titres (détenus auprès du même intermédiaire) et/ou
  • convertir des instruments financiers détenus sur un compte titres en instruments financiers nominatifs exclus de la taxe sont inopposables à l’administration si elle ont été effectuées à partir du 30 octobre 2020.

3. Modalités de déclaration

Une autre particularité de cette taxe, est de s’appliquer également aux comptes détenus par des « constructions juridiques » dont au moins un des fondateurs est résident belge.

Le redevable de la taxe est le titulaire, ou le premier intermédiaire belge.

Le titulaire est ainsi défini soit comme le (les) détenteur (s) du compte-titres soit comme le(s) fondateur(s) de constructions juridiques (au sens large).

Les actions nominatives détenues par inscriptions dans un registre, les œuvres d’art, etc.… échappent à ce jour à la taxe. Par contre, les fonds détenus pour les tiers, dans le cadre de la souscription d’assurance (branche 23 par exemple) sont également touchés par la taxe.

Cette taxe vise tant les personnes physiques que les personnes morales.

Le taux de la taxe est fixé à 0,15%

Si un compte-titres est détenu par plusieurs titulaires, chaque titulaire peut déposer la déclaration pour tous les titulaires. Chaque titulaire est tenu solidairement au paiement de la taxe, des amendes et intérêts.

L’absence de déclaration, la déclaration tardive, inexacte ou incomplète ainsi que l’absence de paiement ou le paiement tardif sont punis d’une amende qui est établie en fonction de la nature et de la gravité de l’infraction, allant de 10 à 200 % de la taxe due. La loi prévoit toutefois qu’en l’absence de mauvaise foi, il n’est pas dû d’amende.

La loi est d’ores et déjà entrée en vigueur et la première période de référence se termine le 30 septembre 2021.

4. En route vers la Taxe sur les comptes-titres 3.0 ?

Cette nouvelle taxe sur les comptes-titres résistera-t-elle à l’analyse de la Cour constitutionnelle ? Rien n’est moins sûr. Mais dans la mesure où comme on a pu le vivre avec la première taxe annulée, l’annulation ne sera pas rétroactive, l’Etat belge n’a rien à perdre.

La NVA, au cours des débats parlementaires pointait déjà du doigt que la nouvelle loi instaurait une rupture d’égalité notamment eu égard à l’objectif visé ( toucher les « grosses fortunes » mais sans que le projet ne tienne compte de la réelle capacité contributive).

On a même pu lire dans les travaux préparatoires que Paul Magnette préparerait déjà la troisième version de la taxe, s’attendant à une nouvelle annulation par la Cour constitutionnelle.

Auteur : Muriel Igalson
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator