ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

Belasting op de omzetting van effecten aan toonder: nietig verklaard door het Europese Hof van Justitie

Ten gevolge de wet van 14 januari 2005 betreffende de afschaffing van effecten aan toonder, moesten de aandelen aan toonder omgevormd worden in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten en dit uiterlijk op 31 december 2013.

We herinneren ons dat een budgettaire wet van 2011 deze omzetting al een beetje had voorspeld, aangezien deze wet een belasting op de omzetting van effecten aan toonder invoerde aan een aanslagvoet van 1% van het netto-actief voor omzettingen die in 2012 werden uitgevoerd en van 2% voor omzettingen uitgevoerd in 2013.

Voor zij die de omzetting niet voor 2012 konden uitvoeren en de belasting op de omzetting hebben moeten betalen, wordt de wettelijkheid van deze belasting, gelet op het Europese recht, ter discussie gesteld door een recent arrest van het Europese Hof van Justitie.

Het Hof van Justitie, aan wie een prejudiciële vraag werd gesteld door het Grondwettelijk Hof, bevestigt dat de belasting op de omzetting tegenstrijdig is met de Richtlijn 2008/7/EC betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal.

Deze Richtlijn, waarvan het doel is de concurrentie en het vrije verkeer van kapitaal binnen de Europese Unie te bevorderen, verbiedt elke indirecte belasting op inbrengen in kapitaal in een vennootschap en op de uitgifte van aandelen, deelnemingen of andere effecten, alsook op de uitgiftes van obligaties of andere verhandelbare effecten.

In haar arrest van 9 oktober 2014 bevestigt het Hof van Justitie dat het de globale operatie van bijeenbrengen van kapitaal is die moet onderzocht worden in het kader van de Richtlijn en niet alleen de uitgifte op zich van effecten zoals de Belgische staat beweerde.

De omzetting van effecten aan toonder dat in België werd verplicht, maakt deel uit van de globale operaties van bijeenbrengen van kapitaal en, derhalve, moet de belasting dus geheven worden op de uitgifte zelf van het effect.

Wat is de impact van dit arrest op het niveau van de belastingplichtigen die de belasting zouden betaald hebben?

Op basis van het arrest van het Hof van Justitie moet het Grondwettelijk Hof haar arrest nog vellen over het verzoek tot nietigverklaring van de belasting op omzetting.

Als zij de nietigverklaring van de belasting uitspreekt zonder beperking in tijd ( met andere woorden sinds haar bekrachtiging), zullen de belastingplichtigen over een speciale termijn van 6 maanden na de publicatie van het arrest in het Belgisch Staatsblad beschikken om een gegrond beroep in te stellen op basis van de vernietigde bepaling en dit, ook al zijn de normale termijnen om dit beroep in te stellen, verlopen.

Niettemin, aangezien de vorderingen tot teruggave van de belastingen verjaren na twee jaar te rekenen vanaf de dag dat de vordering werd ingesteld, kunnen alle belastingen die in 2013 of eind 2012 betaald werden reeds het voorwerp uitmaken van een aanvraag tot teruggave op basis van de Europese rechtspraak en dit, zonder op het arrest van het Grondwettelijk Hof te moeten wachten.

De teruggave van de belasting zal gebeuren in de handen van de persoon die de belasting betaald heeft, met andere woorden de professionele tussenpersonen indien de effecten gedematerialiseerd werden, of de uitgevende vennootschappen indien de aandelen omgezet werden in aandelen op naam.

Auteur : Sylvie Leyder

Taxe sur la conversion des titres au porteur : invalidée par la Cour de Justice européenne

Suite à la loi du 14 janvier 2005 portant suppression des titres au porteur, les actions au porteur ont dû être converties en titres nominatifs ou en titres dématérialisés pour le 31 décembre 2013 au plus tard.

On se souvient qu’une loi budgétaire de 2011 avait quelque peu précipité cette conversion, dès lors que cette loi instaurait une taxe sur la conversion des titres au porteur dont le taux s’élevait à 1 % de l’actif net pour les conversions effectuées en 2012 et 2 % pour les conversions effectuées en 2013.

Pour ceux qui n’ont pas pu effectuer la conversion avant 2012 et ont dû payer la taxe sur la conversion, voici que la légalité de cette taxe au regard du droit européen est mise en cause par un récent arrêt de la Cour européenne de justice.

Saisie d’une question préjudicielle posée par la Cour constitutionnelle, la Cour de justice confirme que la taxe sur la conversion est contraire à la Directive 2008/7/CE concernant les impôts indirects frappant les rassemblements de capitaux.

Cette Directive, dont le but est de promouvoir la concurrence et la libre circulation des capitaux au sein de l’Union européenne, interdit tout impôt indirect sur les apports en capital dans une société et sur l’émission d’actions, parts ou autres titres, de même que sur les émissions d’obligations ou autres titres négociables.

Dans son arrêt du 9 octobre 2014, la Cour de justice confirme que c’est l’opération globale de rassemblement des capitaux qui doit être examinée au regard de la Directive et non uniquement l’émission en tant que telle des titres comme le soutenait l’Etat belge.

La conversion des titres au porteur étant devenue en Belgique obligatoire, cette conversion fait partie des opérations globales de rassemblement des capitaux et, partant, la taxe de conversion revient dès lors à imposer l’émission elle-même du titre.

Quel est l’impact de cet arrêt au niveau des contribuables qui auraient payé la taxe ?

Sur base de l’arrêt de la Cour de justice, la Cour constitutionnelle doit encore rendre son arrêt sur la requête en annulation de la taxe de conversion.

Si elle prononce l’annulation de la taxe sans limitation dans le temps (c’est-à-dire depuis sa promulgation), un délai spécial de 6 mois après la publication de l’arrêt au Moniteur belge sera ouvert aux contribuables pour intenter un recours fondé sur la disposition annulée et ce, même si les délais normaux pour former ce recours sont expirés.

Toutefois, comme les actions en restitution de taxes se prescrivent par deux ans à compter du jour où l’action est née, toutes les taxes payées en 2013 ou fin 2012 peuvent d’ores et déjà faire l’objet d’une demande en restitution sur base de la jurisprudence européenne et ce, sans devoir attendre l’arrêt de la Cour constitutionnelle.

La restitution de la taxe sera effectuée entre les mains de la personne qui a acquitté la taxe, c’est-à-dire les intermédiaires professionnels si les titres ont été dématérialisés, ou les sociétés émettrices si les actions ont été converties en actions nominatives.

Auteur : Sylvie Leyder
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator