ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Vrijstelling voor grensoverschrijdende leveringen : het transportbewijs moet door de verkoper worden geleverd

Grensoverschrijdende leveringen van goederen tussen belastingplichtigen zijn vrijgesteld krachtens artikel 39bis van het BTW-wetboek. Om van deze vrijstelling te kunnen genieten, moeten verschillende voorwaarden op strikte wijze nageleefd worden. De doelstelling van deze voorwaarden is het voorkomen van fraude.

De btw zal inderdaad voor een grensoverschrijdende levering niet verschuldigd zijn bij het vertrek uit België voor zover de verkoper een belastingplichtige is, de levering voor een andere belastingplichtige wordt uitgevoerd, of voor een natuurlijk persoon die niet belastingplichtig is, handelend als zodanig in een andere lidstaat en die ertoe gehouden zijn hun grensoverschrijdende aankopen van goederen aan belasting te onderwerpen.

Bovendien moet de verkoper aantonen dat het goed wel degelijk naar een andere staat van de Europese Unie werd vervoerd. Dit bewijs is zeer moeilijk te leveren.

Het Hof van Antwerpen heeft een arrest geveld op 17 september 2013 (RG n° 2012/AR/1128) in hetwelk het Hof net herhaalt dat de bewijslast van het transport in het kader van een grensoverschrijdende levering bij de verkoper ligt.

Deze laatste moet de documenten voorleggen die aan de administratie toelaten om tot een reële en objectieve controle over te gaan van de echtheid van de zending of van het goederentransport buiten België.

Het koninklijk besluit n° 52 van 29 december 1992 voorziet, in haar artikel 3, dat « de koper op elk ogenblik in het bezit moet zijn van alle documenten die de echtheid van de verzending of het transport bekrachtigen ; hij moet deze voorleggen op iedere aanvraag van agenten die belast zijn met de controle van de belasting op de toegevoegde waarde. Deze documenten bestaan onder andere uit de contracten, de bestelbonnen, de transportdocumenten en de betalingsdocumenten ». De echtheid van de grensoverschrijdende levering kan ook bij wijze van andere bewijsmiddelen worden geleverd.

In casu werden deze documenten niet door de verkoper voorgelegd. Het Hof preciseert dat enkel het feit dat goederen werden gefactureerd aan bedrijven in andere lidstaten niet bewijst dat de goederen effectief werden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat. Bovendien is de inschrijving van een voertuig in Duitsland ook geen bewijs van verzending of transport voor het goed naar een andere lidstaat.

De rechtsleer is vast in deze materie (meer bepaald Antwerpen, 12 januari 2010 en Brussel, 28 september 2011). Deze maatregel kadert in de versterkte strijd tegen fraude.

Voorzichtigheid is geboden op dit vlak. De verkopers moet zich vergewissen van de identiteit van de persoon aan wie zij goederen met vrijstelling van btw leveren, zeker in het geval dat het de koper is die zich met het transport van de goederen bezig houdt.

De koper, van zijn kant, heeft er alle belang bij afdoende documenten aan de verkoper te bezorgen, teneinde te voorkomen dat er btw moet betaald worden (Handleiding btw, art. 310/12). Het is inderdaad zo dat, als de leverancier van goederen twijfelt bij het btw-identificatienummer van zijn klant, hij zich de btw door zijn medecontractant kan laten betalen.

Auteur : Florence Cappuyns

Exonération des livraisons intracommunautaires : la preuve du transport incombe au vendeur

Les livraisons intracommunautaires de biens entre assujettis sont exonérées en vertu de l’article 39bis du Code de la taxe sur la valeur ajoutée. Pour bénéficier de cette exemption, différentes conditions doivent être respectées de manière stricte. L’objectif de ces conditions est de prévenir la fraude.

En effet, la TVA ne sera pas due pour une livraison intracommunautaire au départ de la Belgique dans la mesure où le vendeur est un assujetti, où la livraison est effectuée pour un autre assujetti, ou pour une personne morale non-assujettie, agissant en tant que tels dans un autre Etat membre et qui sont tenus d’y soumettre à la taxe leurs acquisitions intracommunautaires de biens.

En outre, le vendeur doit prouver que le bien est effectivement transporté dans un autre Etat de l’Union européenne. Cette preuve est très difficile à rapporter.

La Cour d’appel d’Anvers a rendu un arrêt le 17 septembre 2013 (RG n° 2012/AR/1128) dans lequel elle rappelle justement que la charge de la preuve du transport dans le cadre d’une livraison intracommunautaire incombe au vendeur.

Ce dernier doit produire les documents permettant à l’administration de procéder à un contrôle réel et objectif quant à la réalité de l’envoi ou du transport des biens en dehors de la Belgique.

L’arrêté royal n° 52 du 29 décembre 1992 prévoit, en son article 3, que « le vendeur doit être à tout moment en possession de tous les documents justifiant la réalité de l’expédition ou du transport des biens ; il doit produire ceux-ci à toute demande des agents chargés du contrôle de la taxe sur la valeur ajoutée. Ces documents comprennent entre autres les contrats, les bons de commande, les documents de transport et les documents de paiement ». La réalité de la livraison intracommunautaire peut être apportée par d’autres moyens de preuve.

En l’espèce, de tels documents n’ont pas été produits par le vendeur. La Cour précise que le simple fait d’avoir facturé les marchandises à des sociétés d’autres Etats membres ne prouve pas que les marchandises ont été effectivement expédiées ou transportées dans un autre Etat membre. En outre, l’immatriculation du véhicule en Allemagne ne constitue pas non plus une preuve du transport ou de l’expédition du bien dans un autre Etat membre.

La jurisprudence est constante en la matière (notamment Anvers, 12 janvier 2010 et Bruxelles, 28 septembre 2011). Cette mesure s’inscrit dans le cadre de la lutte renforcée contre la fraude.

La prudence est de rigueur dans ce domaine. Les vendeurs doivent s’assurer de l’identité de la personne à laquelle ils livrent des biens avec exonération de la TVA, surtout dans l’hypothèse où c’est l’acheteur qui se charge du transport des biens.

L’acheteur a, quant à lui, tout intérêt à fournir au vendeur des documents satisfaisants afin d’éviter de devoir payer la TVA (Manuel TVA, art. 310/12). En effet, si le fournisseur de biens a un doute quant au numéro d’identification à la TVA de son client notamment, il peut se faire payer la TVA par son cocontractant.

Florence CAPPUYNS

Auteur : Florence Cappuyns
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator