ours-idefisc

Idefisc — Belastingsnieuws

De koopoptie gelicht door de echtgenote van de bedrijfsleider in het kader van een leasing : een voordeel alle aard ?

Op het einde van een leasing kan de leasingnemer de koopoptie lichten waardoor hij de auto overneemt aan een vooraf vastgestelde prijs. Hierbij kan de optie door de zaakvoerder van het bedrijf zelf of door een medewerker gelicht worden. De verwerving van de koopoptie door de medewerker of de zaakvoerder is een vergoeding (een voordeel alle aard) in de zin van artikel 31, van het WIB 1992 als deze verbonden is met de beroepsactiviteit.

Maar wat als de koopoptie gelicht wordt door de echtgenote van de zaakvoerder ?

De overdracht van een koopoptie door een vennootschap die leasingnemer is van een voertuig aan de echtgenote van de zaakvoerder van de vennootschap vloeit voort uit een reeks elementen die gehaald zijn uit de synchronisatie tussen de voorziene datum van de lichting van de optie en deze van de verkoop van het voertuig.

Beelden we ons in dat een vennootschap af ziet van het realiseren van het economisch voordeel van de lichting van de optie en de koopoptie overdraagt aan de echtgenote van de enige zaakvoerder. De verkoop wordt uitgevoerd aan de prijs van de lichting van de optie. De leasingmaatschappij die geen connectie heeft met de echtgenote (koopster), draagt aan haar het voertuig over aan een spotprijs in vergelijking met de marktprijs.

Natuurlijk wordt de beslissing van een vennootschap-leasingnemer om de koopoptie over te dragen aan de echtgenote van haar enige zaakvoerder wordt genomen door de zaakvoerder zelf in het kader van zijn beroepsactiviteit. Dit laat echter niet toe om vast te stellen dat de zaakvoerder er enig voordeel heeft gehaald, rechtstreeks of onrechtstreeks.

Indien de echtgenoten gehuwd zijn onder het stelsel van scheiding van goederen verrijkt het feit dat de echtgenote een voertuig verkrijgt aan een lagere prijs het eigen vermogen van haar echtgenoot/zaakvoerder noch het onbestaande gezamenlijk vermogen niet.

In dat opzicht kan de fiscus niet veronderstellen dat er enige verrijking is van de echtgenoot door het gebruik van dat voertuig of door het uitsparen van een uitgave.

Het feit dat het de echtgenote van de enig zaakvoerder is die voordeel haalt uit de overdracht van de koopoptie levert geenszins het bewijs van het verkrijgen van een voordeel in hoofde van de belastingplichtige.

Echter, niets houdt de fiscus tegen om aan te tonen dat de enige zaakvoerder van de vennootschap in realiteit daadwerkelijk een voordeel heeft genoten afkomstig van de aankoop van het voertuig door zijn echtgenote en daarbij een belasting vestigen in hoofde van enige zaakvoerder.

Maar, op dit moment is er geen sprake van een voordeel alle aard wanneer de echtgenote van de bedrijfsleider de koopoptie licht en het is niet duidelijk dat de zaakvoerder er persoonlijk voordeel heeft uitgehaald. Het is inderdaad de echtgenote die noch zaakvoerder noch bestuurster is die geniet van het voordeel.

Dat is interessant in die zin dat de redenering kan toegepast worden op eender welk soort voordeel waarvan alle andere personen dan de bedrijfsleider zouden kunnen genieten, met inbegrip van zijn naasten. Deze voordelen zijn geen belastbare vergoedingen.

Maar dat zou de belastingadministratie niet kunnen tegenhouden om ze als verworpen uitgaven te beschouwen: aangezien ze niet als vergoeding worden beschouwd, zien wij niet in waarom het zou kunnen gaan over aftrekbare kosten.

L’option d’achat levée par le conjoint du dirigeant de la société dans le cadre d’un leasing : un avantage de toute nature ?

Au terme d’un leasing, le preneur peut lever l'option d'achat par laquelle il reprend la voiture à un prix fixé préalablement. À cet égard, l’option peut être levée par le gérant de la société lui-même ou par le travailleur. L’acquisition de l’option par le travailleur ou le gérant constitue une rémunération (un avantage de toute nature) au sens de l'article 31, du C.I.R. 1992 si elle est liée à l’activité professionnelle.

Mais qu’en est-il lorsque l’option d’achat est levée par l’épouse du gérant ?

La cession d’une option d’achat par une société preneuse de leasing d’un véhicule à l’épouse du gérant de la société se déduit d’un faisceau d’éléments tirés de la synchronisation entre la date prévue pour la levée de l’option et celle de la vente du véhicule.

Imaginons qu’une société renonce à réaliser le bénéfice économique de la levée d’option et cède l’option d’achat à l’épouse du gérant unique. La vente est réalisée au prix de la levée de l’option. La société de leasing qui n’est pas liée à l’épouse (acheteuse), lui cède le véhicule pour un prix dérisoire par rapport au prix de marché.

Bien entendu, la décision d’une société preneuse de leasing de céder l’option d’achat à l’épouse de son gérant unique est prise par le gérant lui-même dans le cadre de son activité professionnelle. Pour autant, cela ne permet pas d’établir que le gérant en ait tiré un quelconque avantage, direct ou indirect.

Si les époux sont mariés sous le régime de la séparation de biens, le fait que l’épouse obtienne un véhicule pour un prix moindre n’enrichit pas le patrimoine propre de son époux/gérant ni le patrimoine commun inexistant.

À cet égard, le fisc ne peut supputer un enrichissant quelconque du mari par l’utilisation du dit véhicule ou par l’économie d’une dépense.

Le fait que ce soit l’épouse du gérant unique qui bénéficie de la cession de l’option d’achat ne permet nullement de constituer des preuves établissant la perception d'un avantage dans le chef du contribuable.

Cependant, rien n’empêche le fisc de démontrer qu'en réalité, le gérant unique de la société a bel et bien bénéficié d'un avantage découlant de l'achat du véhicule par son épouse, et ce faisant, fonder une taxation dans le chef du gérant unique.

Mais, pour l’heure, il n'est pas question d'un avantage de toute nature lorsque l'épouse du dirigeant d'entreprise lève l'option d'achat et qu’il ne ressort pas que le gérant en a personnellement bénéficié. C'est en effet l'épouse qui n'est ni gérante ni administratrice qui bénéficie de l'avantage.

Cela est intéressant en ce sens que le raisonnement est susceptible de s’appliquer à n’importe quel type d’avantage dont pourrait bénéficier toutes autres personnes que le dirigeant d'entreprise, en ce compris ses proches. Ces avantages ne sont pas des rémunérations taxables.

Toutefois, cela n’empêcherait pas l’administration fiscale de les considérer comme des dépenses non admises : n’étant pas considéré comme de la rémunération, nous ne voyons pas pourquoi il pourrait s’agir de frais déductibles.

Perrine RUDEWIEZ
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator