ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Le SDA valide des contrats d'assurance vie liés à un fonds dédié

Dans deux décisions du 2 février 2016, le SDA confirme que les revenus générés par un contrat d’assurance branche 23 lié à un fonds d’investissement dédié et n’offrant aucune garantie de rendement ne constituent pas des intérêts aux sens de l’article 19, § 1er, 3°, CIR92.

La demande portait sur la confirmation que le contrat d’assurance-vie branche 23 qualifiait de contrat d’assurance-vie lié à un ou plusieurs fonds d’investissement sans rendement garanti ni engagements déterminés quant à leur durée et à leur montant ou à leur taux de rendement, au sens du CIR92.

Et par conséquent, que les revenus compris dans les capitaux versés au bénéficiaire en cas de décès du dernier assuré survivant ou au preneur en cas de rachat total ou partiel, ne sont ni des revenus mobiliers imposables, ni des revenus divers (non-application des articles 19, § 1er, 3°, et 90, 1°, CIR92).

Le SDA constate que le contrat est bien un contrat d’assurance-vie de la branche 23 sans aucune garantie de rendement, puisqu’il est lié à l’évolution de la valeur d’un ou plusieurs fonds d’investissement dont le rendement n’est pas garanti et que le risque d’investissement est entièrement supporté par le seul preneur et que le contrat ne prévoit aucune participation bénéficiaire.

La qualification de « fonds dédié » n’existe certes pas en tant que catégorie distincte en droit belge des assurances mais bien en droit luxembourgeois qui le définit comme « un ‘fonds interne’, à lignes directes ou non, ne comportant pas de garantie de rendement, géré par un gestionnaire unique et servant de support à un seul contrat ».

Ceci permet au SDA de conclure que le contrat qualifie donc de contrat d’assurance-vie ne comportant pas de « rendement garanti » ni « des engagements déterminés quant à leur durée et à leur montant ou à leur taux de rendement » au sens de l’article 19, § 1er, 3°, CIR92. Il s’agit donc d’un contrat d’assurance-vie de la branche 23.

Il était également demandé au SDA de confirmer que le contrat ne constituait pas un abus fiscal et se justifiait par d’autres motifs que la volonté d’éviter les impôts sur les revenus au sens de l’article 344, § 1er, CIR92 et ne pourrait donc pas être déclaré inopposable sur la base de cette disposition.

Parmi divers critères, le SDA attache en particulier de l'importance au fait que le preneur n’ait aucune relation contractuelle avec le gestionnaire et qu'il ne détienne aucun droit de propriété sur le fonds interne dédié et ses actifs sous-jacents qui demeurent la propriété exclusive de l'assureur. Le preneur ne peut en particulier à aucun moment interférer dans la gestion du ou des fonds d’investissement dédié. Les actifs sous-jacents du ou des fonds d’investissement dédié au Contrat sont uniquement gérés par le gestionnaire indépendant désigné par la succursale sous son contrôle.

Au vu de ce qui précède, le SDA considère que la conclusion d’un tel contrat ne peut pas être considérée comme constituant un abus fiscal au sens de l’article 344, § 1er, CIR92.

Ces deux décisions sont intéressantes, car elles permettent de connaître la position, plutôt favorable, de l'administration fiscale en matière de fonds dédiés luxembourgeois.

Plusieurs conditions et réserves émises par le SDA pour valider les contrats montrent toutefois que certaines formules restent encore à faire valider en démontrant leur bien-fondé; nous pensons par exemple au transfert de titres vers la compagnie au titre de paiement de la prime, qui doit selon nous s'analyser comme une dation en paiement qui ne pose aucun problème juridique en droit luxembourgeois ni, à notre avis, en droit belge.

Auteur : Pascale Hautfenne

De DVB valideert levensverzekeringscontracten gekoppeld aan een speciaal fonds

In twee beslissingen van 2 februari 2016 bevestigt de DVB dat de inkomsten die gegenereerd worden uit een verzekeringscontract tak 23 dat gekoppeld is aan een speciaal beleggingsfonds en dat geen enkele rendementsgarantie geeft, geen interesten zijn in de zin van artikel 19, §1ste, 3°, WIB92.

De vraag had betrekking op de bevestiging dat het levensverzekeringscontract tak 23 bestempeld werd als levensverzekeringscontract dat gekoppeld is aan één of meerdere beleggingsfondsen zonder rendementsgarantie noch verplichtingen die bepaald zijn met betrekking tot hun duur en hun bedrag of hun rendementsvoet, in de zin van het WIB92.

En bijgevolg, dat de inkomsten die opgenomen zijn in de kapitalen die aan de begunstigde gestort worden bij overlijden van de laatst overlevende verzekerde of de verzekeringsnemer in geval van gehele of gedeeltelijke afkoop, noch belastbare roerende inkomsten, noch diverse inkomsten zijn (niet-toepassing van de artikelen 19, §1ste, 3°, en 90, 1°, WIB92).

De DVB stelt vast dat het contract weldegelijk een levensverzekeringscontract tak 23 is zonder enige rendementsgarantie, aangezien het gekoppeld is aan de evolutie van de waarde van een of meerdere beleggingsfondsen waarvan het rendement niet gegarandeerd is en dat het beleggingsrisico volledig door de enige verzekeringsnemer wordt gedragen en het contract geen enkele winstdeling voorziet.

De kwalificatie van “speciaal fonds” bestaat zeker niet als afzonderlijke categorie in het Belgisch verzekeringsrecht, maar wel in het Luxemburgs recht waar het omschreven is als “een intern fonds, al dan niet in directe lijn, dat geen rendementsgarantie inhoudt, beheerd door een unieke beheerder en dienstdoend als ondersteuning van één enkel contract”.

Dit laat de DVB toe te besluiten dat het contract dus een levensverzekeringscontract is dat geen “rendementsgarantie” inhoudt, noch “verplichtingen die bepaald zijn voor wat betreft hun duur en hun bedrag of het rendementsvoet” in de zin van artikel 19, §1ste, 3°, WIB92. Het betreft dus een levensverzekeringscontract tak 23.

Er werd ook aan de DVB gevraagd om te bevestigen dat het contract geen fiscaal misbruik inhield en gerechtvaardigd is door andere motieven dan de wil om belastingen op de inkomsten in de zin van artikel 344, § 1ste, WIB92 te ontduiken en het dus niet op basis van deze bepaling als onbelastbaar zou kunnen verklaard worden.

Van de verschillende criteria hecht de DVB vooral belang aan het feit dat de verzekeringsnemer geen enkele contractuele relatie heeft met de beheerder en dat hij geen enkel eigendomsrecht heeft op het speciaal intern fonds en zijn onderliggende activa die de exclusieve eigendom blijven van de verzekeraar. De verzekeringsnemer mag in ieder geval op geen enkel moment tussenkomen in het beheer van het of de speciale beleggingsfondsen. De onderliggende activa van het of de speciale beleggingsfondsen aan het Contract worden enkel beheerd door de onafhankelijke beheerder die werd aangesteld door het filiaal dat hij onder zijn controle heeft.

In het kader van wat vooraf gaat, is de DVB van oordeel dat het afsluiten van dergelijk contract niet mag beschouwd worden als zou het een fiscaal misbruik inhouden in de zin van artikel 344, §1ste, WIB92.

Deze twee beslissingen zijn interessant, want op die manier kennen we de eerder gunstige positie van de fiscale administratie inzake de Luxemburgse speciale fondsen.

Vele voorwaarden en voorbehouden die door de DVB werden geformuleerd om de contracten te valideren, tonen echter aan dat bepaalde formules nog moeten gevalideerd worden door hun gegrondheid aan te tonen; we denken bijvoorbeeld aan de overdracht van aandelen naar de verzekeringsmaatschappij ten titel van premiebetaling, die volgens ons moet bekeken worden als een inbetalinggeving die geen enkel juridisch probleem vormt in het Luxemburgs recht, noch, naar onze mening, in het Belgische recht.

Auteur : Pascale Hautfenne
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator