ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Successie tussen feitelijke partners in het Vlaams Gewest : opgelet voor oude verdragen betreffende de gezinswoning

In eerste instantie werden de erfrechtelijke voordelen door de federale wetgever enkel toegekend aan gehuwde koppels. Progressief, omwille van de bekommernis voor gelijkheid, werden deze voordelen in de drie gewesten, uitgebreid naar wettelijke samenwonenden (zijnde de personen die een contract van wettelijk samenwonen hebben afgesloten).

De feitelijke partners hebben geen toegang tot hetzelfde statuut van fiscale gelijkheid, behalve in het Vlaams Gewest waar, op vandaag, niet alleen de gehuwden en de wettelijk samenwonenden, maar ook de feitelijke partners, zijnde de persoon die een gemeenschappelijk gezin vormde met de overledene sinds ten minste drie jaar op de dag van het openvallen van de successie en zonder onderbreking, genieten van het ontbreken van successierechten op de gezinswoning, voor zover een testament werd opgesteld door de overleden partner ten voordele van de overlevende partner waarbij de gezinswoning aan hem of haar werd toegekend (hij of zij erft deze niet automatisch).

Het gevolg van deze regel is dat, indien des feitelijke partners samen een onroerend goed kopen om er hun verblijfplaats te vestigen, de overlevende partner op de dag van het eerste overlijden geen successierechten zal verschuldigd zijn op het deel van de eerststervende partner.

Maar deze wijziging is redelijk recent en we moeten dus rekening houden met het grote aantal aankoopcontracten van onroerend goed met een onroerend beding van aanwas of tontine die werd afgesloten voor de inwerkingtreding van deze gelijkstelling.

Voor de aankoopovereenkomsten van de woonst van voor 2015 voorzagen de feitelijke partners vaak een clausule volgens dewelke het deel van de eerststervende aangroeide aan het deel van de overlevende waardoor niet de successierechten (toendertijd prohibitief tussen feitelijke partners die beschouwd werden als perfecte vreemden ten opzichte van elkaar), maar de registratierechten op de onroerende aankoop – zijnde een kost van 10% van de waarde van het gebouw op de dag van het overlijden in het Vlaams Gewest - van toepassing werden. Dat hield een aanzienlijk fiscaal voordeel in in vergelijking met het tarief van de successierechten “tussen derden”.

Maar nu dat de successierechten op de gezinswoning in het Vlaams Gewest ook geschrapt zijn tussen feitelijk samenwonende partners wordt dit tarief van 10% gevoelig duurder dan de huidige 0%... en bijgevolg zouden die oude overeenkomsten voortaan hun doel wel eens kunnen missen.

Ze behouden echter wel het voordeel dat de overlevende feitelijk partner nu nog meer beschermd wordt: de toekenning via testament van een gezinswoning aan de overlevende feitelijke partner kan op elk ogenblik door de erflater herroepen worden, zonder dat de feitelijke partner hiervan op de hoogte wordt gebracht; het onroerend beding van aanwas op zich staat in de notariële aankoopakte vermeld en kan daarna niet worden aangepast, behalve met gezamenlijk akkoord van de partijen.

In het burgerlijk recht is de feitelijke partner dus met een notarieel beding van aanwas beter beschermd tegen het risico om uit de gezinswoning gezet te worden dan met een eenvoudig testament.

De kost van deze bescherming (10% van de waarde van het onroerend goed op de dag van het overlijden) nodigt echter wel uit tot nadenken.

Thema : Successierechten Auteur : Severine Segier

Succession entre partenaires de fait en Région flamande : attention aux anciennes conventions portant sur le logement familial

Dans un premier temps, les avantages successoraux n’ont été accordés, par le législateur fédéral, qu’aux couples mariés. Progressivement, par souci d’égalité, ces avantages ont été étendus, dans les trois Régions, aux cohabitants légaux (c’est-à-dire aux personnes ayant conclu une convention de cohabitation légale).

Les partenaires de fait n’ont pas accès au même statut d’égalité fiscale, à part en Région flamande où, à présent, bénéficient de l’absence de droits de succession sur le logement familial, non seulement les personnes mariées et les cohabitants légaux, mais également les partenaires de fait, c’est-à-dire la personne qui formait un ménage commun avec le défunt, depuis au mois trois ans à la date d’ouverture de la succession et sans interruption, pour autant qu’un testament ait été rédigé en faveur du partenaire survivant, par le partenaire décédé, lui attribuant le logement familial (il n’en n’hérite pas d’office).

La conséquence de cette règle est que si des partenaires de fait acquièrent ensemble un bien immeuble, pour y établir leur résidence, le partenaire survivant ne sera pas redevable de droits de succession, au jour du premier décès, sur la part du partenaire prémourant.

Mais cette modification est assez récente, et il faut donc tenir compte du grand nombre de contrats d’acquisition d’immeuble avec une clause d’accroissement immobilière ou de tontine, qui ont été conclus avant l’entrée en vigueur de cette assimilation.

Pour les convention d’acquisition de la maison d’habitation conclues avant 2015, les partenaires de fait prévoyaient souvent une clause selon laquelle la part du prémourant viendrait accroître la part du survivant, rendant applicables non pas les droits de succession (à l’époque prohibitifs entre partenaires de fait, qui étaient considérés comme de parfaits étrangers l’un par rapport à l’autre), mais les droits d’enregistrement, sur l’acquisition immobilière - c’est-à-dire, en Région flamande, un coût de 10 % de la valeur du bâtiment, au jour du décès. Cela représentait un gain fiscal appréciable par rapport au tarif des droits de succession « entre tiers ».

Mais à présent que les droits de succession sur le logement familial ont été supprimés en Région flamande entre partenaires cohabitants de fait également, ce tarif de 10 % devient sensiblement plus onéreux que les 0 % actuels… et dès lors, ces anciennes conventions pourraient très bien désormais manquer leur but.

Elles conservent toutefois l’avantage de protéger de manière plus étendue le partenaire de fait survivant : l’attribution par testament du logement familial au partenaire de fait survivant peut être révoquée à tout moment par le testateur, sans même que le partenaire de fait en soit informé ; la clause d’accroissement immobilière figure quant à elle dans l’acte notarié d’acquisition et ne peut pas être modifiée par la suite, sauf du commun accord des parties.

En droit civil, le partenaire de fait est donc mieux protégé contre le risque d’être évincé du logement familial, avec une clause d’accroissement notariée, qu’avec un simple testament.

Le coût de cette protection (10 % de la valeur de l’immeuble au jour du décès) invite cependant à la réflexion.

Thème : Les droits de succession Auteur : Severine Segier
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator