ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Le nouveau régime des intérêts de retard en matière fiscale

On pourrait s’imaginer que dans une loi « portant réforme de l’impôt des sociétés », comme la récente loi du 25 décembre 2017, on ne trouve, sous le « Titre 2 – Réforme de l’impôt des sociétés », que des dispositions qui modifient … l’impôt des sociétés.

Rien de tel au pays du surréalisme !

Ainsi, les articles 77 et suivants de cette loi modifient le régime des intérêts de retard pour l’ensemble des impôts directs (impôt des sociétés, mais également impôt des personnes physiques, des personnes morales et des non-résidents).

Jusqu’au 31 décembre 2017, les intérêts de retard étaient fixés uniformément et invariablement au taux de 7 %, qu’ils soient dus par le contribuable ou, lorsque l’impôt enrôlé a été payé et est remboursé suite à une décision de dégrèvement, par l’Etat (dans ce dernier cas, ils sont qualifiés d’intérêts moratoires).

Ce régime est profondément modifié.

Dorénavant, l’article 414 du Code des impôts sur les revenus prévoit que le taux sera fixé annuellement sur base du taux moyen des intérêts des obligations linéaires à 10 ans, sans que le taux puisse être inférieur à 4 % ou supérieur à 10 %.

Pour 2018, le taux de référence des obligations linéaires est de 2 %, de sorte que l’intérêt de retard sera calculé au taux de 4 %, par application du taux plancher prévu par l’article 414 du CIR.

Il s’agit là du taux applicable aux intérêts de retard dus par le contribuable.

Quant au taux des intérêts moratoires (donc dus par l’Etat), il varie sur base de la même règle, mais il est « diminué de 2 points de pourcentage » (article 418 du CIR).

Autrement dit, pour l’année 2018, le taux des intérêts moratoires dus par l’Etat sera de 2 %, soit moitié moins que le taux des intérêts dus à l’Etat !

Mais ce n’est pas tout : les intérêts moratoires ne sont dus par l’Etat qu’à compter du premier jour du mois qui suit celui au cours duquel l’administration a été mise en demeure « par sommation ou par autre acte équivalent » (article 418 du CIR). En cas de paiement d’un impôt qu’il estime non justifié, le contribuable aura donc intérêt à adresser au plus vite un courrier recommandé à l’administration fiscale, sommant celle-ci de procéder au remboursement des sommes dues par suite de ce paiement.

Comme on le voit, le fossé entre les droits du contribuable et ceux de l’administration se creuse une nouvelle fois au profit de cette dernière.

Auteur : Martin Van Beirs

Het nieuwe stelsel van laattijdigheidsintresten in fiscale zaken

We zouden kunnen denken dat we in een wet "betreffende de hervorming van de vennootschapsbelastingen", zoals de recente wet van 25 december 2017, onder "Titel 2 - Hervorming van de vennootschapsbelastingen" enkel bepalingen zouden terugvinden die ....de vennootschapsbelastingen wijzigen.

Niets is minder waar in dit surrealistisch land!

Zo wijzigen de artikels 77 en volgende het stelsel van de laattijdigheidsintresten voor alle directe belastingen (vennootschapsbelastingen, maar ook de personenbelastingen, belastingen voor rechtspersonen en deze voor niet-inwoners).

Tot 31 december 2017 waren de laattijdigheidsintresten uniform en onveranderlijk vastgesteld op een tarief van 7%, of ze nu door de belastingplichtige verschuldigd waren of wanneer de ingekohierde belasting werd betaald en door de Staat wordt terugbetaald ten gevolge van een beslissing tot ontheffing (in dit laatste geval worden ze gekwalificeerd als moratoire intresten).

Dit stelsel werd grondig gewijzigd.

Voortaan voorziet het artikel 414 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen dat het tarief jaarlijks wordt vastgesteld op basis van het gemiddeld tarief van de intresten voor de lineaire obligaties op 10 jaar, zonder dat het tarief lager dan 4% of hoger dan 10% mag zijn.

Voor 2018 bedraagt de referentievoet van lineaire obligaties 2%, zodat de laattijdigheidsintrest zal berekend worden aan een tarief van 4%, dit door de toepassing van het minimumtarief die in artikel 414 van het WIB voorzien is.

Het betreft daar het tarief dat toepasbaar is op de laattijdigheidsintresten die door de belastingplichtige verschuldigd zijn.

Wat het tarief van de moratoire intresten betreft (dus verschuldigd door de Staat), deze varieert op basis van dezelfde regel, maar hij wordt "verlaagd met 2 procentpunten" (artikel 418 van het WIB).

Anders gezegd, zal het tarief voor de moratoire intresten die door de Staat verschuldigd zijn, voor het jaar 2018, 2% zijn, zijnde de helft minder dan het tarief van de intresten die verschuldigd zijn aan de Staat!

Maar dat is nog niet alles: de moratoire intresten zijn pas door de Staat verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand die volgt op deze tijdens dewelke de administratie in gebreke werd gesteld "via dagvaarding of andere gelijkaardige akte" (artikel 418WIB). In geval van betaling van een belasting die hij onrechtvaardig vindt, zal de belastingplichtige er dus alle belang bij hebben om zo snel mogelijk een aangetekend schrijven te sturen naar de belastingadministratie en haar te verzoeken om tot de terugbetaling over te gaan van de sommen die verschuldigd zijn ten gevolge van deze betaling.

Zoals men ziet, wordt de kloof tussen de rechten van de belastingplichtige en deze van de administratie opnieuw uitgegraven in het voordeel van deze laatste.

Auteur : Martin Van Beirs
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator