ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Violation du secret bancaire par l’administration fiscale

Un arrêt récent de la Cour d’appel de Gand a censuré l’envoi par l’administration fiscale d’une demande de renseignements à un prestataire de services de paiement (PSP), qui selon, la Cour, doit bénéficier du secret bancaire.

Le « prestataire de services de paiement » est toute personne morale qui fournit des services de paiement (comme Paypal par exemple) à un utilisateur et qui est légalement habilitée à fournir ces services de paiement.

Il s’agit par exemple des services grâce auxquels il est possible de retirer et de déposer de l’argent liquide sur un compte de paiement ou encore l’exécution d’opérations de paiement par virement, par domiciliation, par carte de paiement ou autres instruments de paiement.

En l’espèce, l’administration demandait de transférer les données de transactions de paiement sur une période entre janvier 2015 et décembre 2017.

Le PSP refusa de transférer les données, se fondant sur l’article 318 CIR et faisant remarquer qu’il n’y avait aucun indice concret de fraude fiscale.

Le secret bancaire fiscal (ce qu’il en reste du moins …) est en effet consacré par l’article 318, alinéa 1er, du CIR : l'administration fiscale n'est pas autorisée à recueillir, dans les comptes, livres et documents des établissements de banque, de change, de crédit et d'épargne, des renseignements en vue de l'imposition de leurs clients.

Le principe est donc la protection du secret bancaire.

L’exception et prévue par l’alinéa 2 de l’article 318 : si cependant, une enquête a fait apparaître des éléments concrets permettant de présumer l'existence ou la préparation d'un mécanisme de fraude fiscale, le fonctionnaire désigné à cette fin par le Ministre des Finances peut prescrire à un fonctionnaire ayant au moins un titre d'attaché, de relever dans les comptes, livres et documents de l'établissement, les renseignements permettant de compléter l'enquête et de déterminer les impôts dus par ce client.

Le prestataire de services de paiement faisait valoir - à raison - que le "secret bancaire fiscal" prévu par l'article 318, alinéa 1er, lui était applicable et qu’il ne devait donc pas donner les informations demandées, puisqu’aucun indice de fraude n’était démontré.

Pour justifier sa demande, l’administration soutenait quant à elle que le PSP ne pouvait invoquer le secret bancaire pour ne pas répondre, prônant une interprétation ultra restrictive de la notion d’établissement de banque, de change, de crédit ou d’épargne.

En réalité, la Cour d’appel constate que les activités du prestataire consistent à fournir un service de paiement, à savoir l'exécution de transactions de paiement par le biais d'une carte de paiement.

En tant que prestataire de services de paiement, il facilite les transactions par carte bancaire et, à ce titre, relève de la loi du 11 mars 2018 relative au statut et au contrôle des établissements de paiement.

L'expression " établissements bancaires, de change, de crédit et d'épargne " au sens de l'article 318 du CIR92 désigne les établissements financiers en général et pas seulement ceux dont l'activité consiste à recevoir des dépôts ou à accorder des crédits pour leur propre compte (voir également Cass. 16 mars 2007, Arr. Cass. 2007, afr. 3, 632, concl. D. Thijs ; Cass. 15 octobre 2015, F.14.0135.N, sur juportal.be).

En outre, le prestataire était également agréé en tant qu'établissement de crédit.

L'administration affirmait que les personnes physiques contribuables visées n’étaient pas des clients du PSP, mais simplement des personnes qui utilisent les systèmes du PSP pour effectuer des paiements avec des cartes bancaires étrangères.

La cour balaye cet argument en constatant que le PSP fournit un service (financier, dit de "paiement") à cette personne physique, auquel celle-ci a recours, faisant de cette dernière le client du PSP, puisqu’après tout, comme le rappelle la Cour d’appel, un "client" est quelqu'un qui utilise les services d'un autre, en l'occurrence le prestataire de services de paiement.

La limitation de la notion de "client" aux titulaires d'un compte auprès d'un établissement bancaire belge, telle que proposée par l'administration, ignore ainsi l'interprétation large qui doit être donnée à la notion d' « établissement bancaire, de change, de crédit et d'épargne ».

L'argument de l'administration ignore également la complexité de notre système de paiement financier et le fait que les personnes utilisant un service de paiement peuvent supposer que chaque institution financière impliquée dans ce service de paiement offre les mêmes garanties et assurances, que cette personne y détienne ou non un compte.

Enfin, l'affirmation de l'administration selon laquelle il s'agit de transactions avec des cartes de paiement étrangères liées à des comptes bancaires étrangers gérés par des institutions bancaires étrangères et que les comptes bancaires étrangers ne sont pas couverts par le secret bancaire fiscal belge doit également être rejetée selon la Cour d’appel de Gand.

La demande de production des données par l’administration fiscale est donc illégale, pour cause de violation du secret bancaire.

Il faut bien sûr se réjouir de cette jurisprudence qui protège ce qu’il reste (si peu...) de notre secret bancaire.

Thème : Le secret bancaire Auteur : Pascale Hautfenne

Schending van het bankgeheim door de belastingadministratie

Een recent arrest van het Gentse Hof van beroep veroordeelde het versturen door de belastingadministratie van een verzoek om informatie aan een betalingsdienstaanbieder (PSP), die volgens het Hof moet genieten van het bankgeheim.

Een "betalingsdienstaanbieder" is elke rechtspersoon die betalingsdiensten (zoals PayPal) aan een gebruiker aanbiedt en wettelijk gerechtigd is om die betalingsdiensten aan te bieden.

Het betreft bijvoorbeeld diensten waarmee het mogelijk is om contant geld op te nemen en op een betaalrekening te storten of de uitvoering van betalingstransacties via bankoverschrijving, automatische incasso, betaalkaart of andere betaalinstrumenten.

In casu heeft de administratie verzocht om de overdracht van betalingstransactiegegevens over een periode tussen januari 2015 en december 2017.

De PSP weigerde de gegevens door te geven beriep zich op artikel 318 WIB en wees erop dat er geen concrete aanwijzingen waren voor belastingontduiking.

Het fiscaal bankgeheim (wat er ten minste van overblijft ...) is inderdaad verankerd in artikel 318, eerste lid, WIB: de fiscus is niet bevoegd om in de rekeningen, boeken en documenten van bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen informatie te verzamelen voor de belasting van hun klanten.

Het principe is dus de bescherming van het bankgeheim.

De uitzondering en voorzien in artikel 318, lid 2: indien echter uit een onderzoek concrete elementen zijn gebleken op grond waarvan het bestaan of de voorbereiding van een mechanisme van belastingontduiking kan worden vermoed, kan de daartoe door de Minister van Financiën aangewezen ambtenaar aan een ambtenaar met ten minste één titel van attaché voorschrijven dat hij in de boekhouding moet noteren: boeken en documenten van de vestiging, de informatie die wordt gebruikt om het onderzoek te voltooien en om de door deze klant verschuldigde belastingen te bepalen. De betalingsdienstaanbieder heeft - terecht - aangevoerd dat het in artikel 318, eerste lid, bedoelde "fiscale bankgeheim" op hem van toepassing was en dat hij derhalve de gevraagde informatie niet mocht verstrekken, aangezien er geen bewijs van fraude was aangetoond.

Ter rechtvaardiging van haar verzoek voerde de administratie aan dat de PSP zich niet op het bankgeheim kon beroepen om niet te reageren, en pleitte zij voor een zeer beperkende interpretatie van het begrip bank-, valuta-, krediet- of spaarinstelling.

In werkelijkheid stelt het Hof van beroep vast dat de activiteiten van de aanbieder bestaan uit het aanbieden van een betalingsdienst, te weten het verrichten van betalingstransacties door middel van een betaalkaart.

Als betalingsdienstaanbieder faciliteert hij kredietkaarttransacties en valt hij als zodanig onder de wet van 11 maart 2018 betreffende het statuut van en de controle van betalingsinstellingen.

De term "bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen" in de zin van artikel 318 WIB92 duidt de financiële instellingen in het algemeen aan en niet alleen de financiële instellingen waarvan de activiteit bestaat uit het ontvangen van deposito's of het verstrekken van leningen voor eigen rekening (zie ook Cass. 16 maart 2007, Arr. Cass. 2007, afr. 3, 632, concl. D. Thijs; Cass. 15 oktober 2015, E.14.0135.N, op juportal.be).

Daarnaast had de aanbieder ook een vergunning als kredietinstelling.

De administratie benadrukte dat de betrokken belastingplichtigen geen klanten van de PSP waren, maar gewoon personen die de systemen van de PSP gebruiken om betalingen met buitenlandse bankkaarten te doen.

De rechtbank verwerpt dit argument door vast te stellen dat de PSP een (financiële, zogenaamde "betaling") dienst verleent aan die natuurlijke persoon, waarop hij een beroep doet, waardoor deze laatste de klant van de PSP wordt, aangezien een "klant" immers, zoals het hof opmerkt, iemand is die gebruik maakt van de diensten van een andere, in casu de betalingsdienstaanbieder.

De door de administratie voorgestelde beperking van het begrip "klant" tot houders van een rekening bij een Belgische bankinstelling gaat dus voorbij aan de ruime interpretatie die moet worden gegeven aan het begrip "bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling".

Het argument van de administratie gaat ook voorbij aan de complexiteit van ons financiële betalingssysteem en het feit dat mensen die een betalingsdienst gebruiken, ervan uit mogen gaan dat elke financiële instelling die betrokken is bij die betalingsdienst dezelfde garanties en verzekeringen biedt, ongeacht of die persoon daar een rekening heeft of niet.

Ten slotte moet ook de stelling van de administratie dat het gaat om transacties met buitenlandse betaalkaarten gekoppeld aan buitenlandse bankrekeningen beheerd door buitenlandse bankinstellingen en dat buitenlandse bankrekeningen niet onder het Belgische fiscale bankgeheim vallen, volgens het Gentse Hof van beroep worden afgewezen.

Het verzoek om gegevens te verstrekken van de belastingdienst is dus onwettig vanwege een schending van het bankgeheim.

We moeten natuurlijk blij zijn met deze rechtspraak die beschermt wat er (zo weinig...) overblijft van ons bankgeheim.

Thema : Bankgeheim Auteur : Pascale Hautfenne
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator