ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Accroissement en cas de déclaration tardive ?

Un jugement du Tribunal de 1ère instance d'Anvers rappelle que jusqu’à la loi du 30 juin 2017, aucun accroissement d’impôt ne pouvait être appliqué en cas de déclaration tardive.

Le litige était relatif à un accroissement d’impôt de 20 % infligé par l’administration fiscale, sur la base de l’article 444 du C.I.R. 1992.

Or, l’article 444 du C.I.R. 1992, tel qu’il était applicable au litige en question, permettait à l’administration fiscale d’établir un accroissement d’impôt « si aucune déclaration n’a été introduite ou si la déclaration introduite est incomplète ou inexacte ».

Une déclaration tardive n’était donc pas visée parmi les cas où un accroissement d’impôt pouvait être établi.

Un texte légal clair ne doit pas être interprété et, en matière fiscale, l’interprétation restrictive est de mise, d’autant que l’on se situe ici dans le domaine des sanctions.

La société avait certes introduit une déclaration tardive à l’impôt des sociétés le 9 décembre 2015, le délai pour introduire une déclaration étant écoulé depuis le 7 octobre 2015. Cependant, la notification d’imposition d’office du 3 février 2016 était en tous points basée sur la déclaration déposée par la société.

Il n’y avait donc pas absence de déclaration, puisque la déclaration fut déposée, même si elle fut déposée tardivement.

La déclaration n’était par ailleurs ni incomplète ni inexacte, puisque la taxation d’office s’est fondée sur la déclaration, certes tardive.

Le tribunal décide dès lors très logiquement qu’au vu du texte clair de l’ancien article 444, aucun accroissement d’impôt ne pouvait être établi.

Qu’en est-il à ce jour ?

Depuis la loi du 30 juin 2017, il est vrai que la remise tardive de la déclaration figure également dans les hypothèses où un accroissement peut être appliqué.

Il reste que le texte nous semble poser question, même s’il vise aujourd’hui la remise tardive de la déclaration.

L’article 444 dispose désormais : « En cas d’absence de déclaration, de remise tardive de celle-ci ou en cas de déclaration incomplète ou inexacte, les impôts dus sur la portion des revenus non déclarés (…) sont majorés d’un accroissement d’impôt fixé d’après la nature et la gravité de l’infraction, selon une échelle dont les graduations sont déterminées par le Roi et allant de 10 % à 200 % des impôts dus sur la portion des revenus non déclarés ».

Il est clair que le législateur de la loi portant des mesures de lutte contre la fraude fiscale voulait qu’il n’y ait plus de contestation possible « quant à l’application d’un accroissement d’impôt en cas de déclaration d’impôt tardive » (projet de loi portant des mesures de lutte contre la fraude fiscale).

Une lecture stricte de la disposition fiscale montre toutefois que les choses ne sont pas aussi simples qu’il y paraît.

Le texte de l’article 444 permet en effet d’appliquer un accroissement « sur les impôts dus sur la portion des revenus non déclarés ».

Or, même si le texte vise dorénavant la remise tardive de la déclaration, nous ne sommes pas en présence de revenus non déclarés, en tout cas lorsque, comme dans l’espèce soumise au juge d’Anvers, l’impôt est établi conformément aux revenus déclarés, certes tardivement.

En effet, le nouveau texte ne permet à notre avis pas d’assimiler les revenus déclarés tardivement à des revenus non déclarés.

Auteur : Pascale Hautfenne

Verhoging in geval van laattijdige aangifte?

Een vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen herhaalt dat er tot aan de wet van 30 juni 2017 geen enkele verhoging van de belasting mocht worden toegepast in geval van laattijdige aangifte.

Het geschil betrof een belastingverhoging van 20% die door de belastingadministratie werd opgelegd op grond van artikel 444 van het WIB1992.

Nu, artikel 444 van het WIB 1992, zoals van toepassing op het geschil in kwestie, liet de belastingadministratie toe om een belastingverhoging op te leggen “indien geen enkele aangifte werd ingediend of indien de ingediende aangifte onvolledig of onjuist is”.

Een laattijdige aangifte werd dus niet opgenomen onder de gevallen waarin een belastingverhoging mocht worden opgelegd.

Een duidelijke wettekst moet niet geïnterpreteerd worden en, in fiscale zaken, zou een restrictieve interpretatie wel passen, temeer omdat men zich in het domein van sancties bevindt.

Het bedrijf had effectief op 9 december 2015 een laattijdige aangifte van de vennootschapsbelastingen gedaan terwijl de indieningstermijn voor de aangifte sinds 7 oktober 2015 verlopen was. Niettemin was de kennisgeving van aanslag van ambtswege van 3 februari 2016 volledig gebaseerd op de aangifte die door het bedrijf werd ingediend.

Er was dus geen niet-aangifte aangezien de aangifte werd ingediend, ook was dit te laat.

De aangifte was trouwens ook niet onvolledig en onjuist, aangezien het belastingkantoor zich op de weliswaar laattijdige aangifte gebaseerd heeft.

Het is dus logisch dat de rechtbank beslist dat, gelet op de duidelijke tekst van het voormalige artikel 444, er geen enkele belastingverhoging mocht opgelegd worden.

Waar staan we vandaag?

Sinds de wet van 30 juni 2017, staat de laattijdige indiening van de aangifte inderdaad bij de gevallen waarin een belastingverhoging kan toegepast worden.

Maar toch lijkt de tekst nog een vraag op te werpen, ook al is deze op vandaag op de laattijdige indiening van de aangifte gericht.

Artikel 444 zegt voortaan :

“Bij niet-aangifte of in geval van onvolledige of onjuiste aangifte, worden de op het niet aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde belastingen (…), vermeerderd met een belastingverhoging die wordt bepaald naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 10 procent tot 200 procent van de op het niet aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde belastingen.”

Het is duidelijk dat de wetgever van de wet houdende maatregelen ter bestrijding van fiscale fraude wilde dat er geen betwisting meer mogelijk was “over de toepassing van een belastingverhoging in geval van laattijdige belastingaangifte” (wetsontwerp houdende maatregelen ter bestrijding van de fiscale fraude).

Een strikte lezing van de fiscale bepaling toont echter dat de zaken niet zo eenvoudig zijn als ze lijken.

De tekst van artikel 444 maakt het inderdaad mogelijk om een verhoging toe te passen “op de belastingen die verschuldigd zijn op het deel van de niet aangegeven inkomsten”.

Nu, ook al is de tekst voortaan gericht op de laattijdige indiening van de aangifte, we hebben hier niet te maken met niet aangegeven inkomsten, in ieder geval, zoals in de zaak die aan de rechter in Antwerpen werd voorgelegd, werd de belasting gevestigd conform de aangegeven inkomsten, ook al werd dit laattijdig gedaan.

De nieuwe tekst laat het naar onze mening niet toe om laattijdig aangegeven inkomsten om te zetten naar niet aangegeven inkomsten.

Auteur : Pascale Hautfenne
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator