ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Les coups de griffe de l'ours - Des prescriptions toujours allongées

On le lira dans ce numéro : le législateur a, dans des cas certes limités, créé un nouveau délai de prescription en matière d’impôts sur les revenus, de 10 ans, alors que jusqu’à présent le délai le plus long, en dehors des circonstances exceptionnelles, était de 7 ans.

Comme d’habitude, l’on invoque la nécessité de récupérer des impôts pour le budget déjà éléphantesque de l’Etat.

L’on oublie toutefois par là que la prescription est une règle fondamentale du droit, parce que l’on ne peut exiger indéfiniment le paiement de sommes dues, et ce surtout s’il s’agit d’impôts, qui sont des dettes sans contrepartie directe.

C’est aussi parce que l’Etat dispose de prérogatives exorbitantes du droit commun que les délais de prescriptions étaient, jusqu’ici, plus courts qu’en droit civil : l’Etat a des pouvoirs beaucoup plus importants qu’un créancier ordinaire, mais en compensation il doit réclamer son dû dans des délais plus brefs.

Cet équilibre risque d’être compromis, de même que la sécurité juridique à laquelle chacun a droit. Le nouveau délai de 10 ans s’appliquera presque toujours à des impôts dus par des particuliers, qui n’assument pas d’obligations comptables, et qui vont, pour devoir se défendre, devoir conserver leurs documents probants pendant un délai considérable.

Une crainte supplémentaire est évidemment qu’à partir du moment où l’on crée un délai de 10 ans, dans des cas apparemment exceptionnels, un futur gouvernement en profitera, pour étendre la portée de ce délai à des hypothèses beaucoup plus fréquentes.

De slagen van de berenklauw - Altijd maar verlengde verjaringstermijnen

We zullen het in dit nummer lezen: de wetgever heeft, in beperkte gevallen weliswaar, inzake inkomstenbelastingen een nieuwe verjaringstermijn gecreëerd van 10 jaar, terwijl tot op vandaag de langste termijn, buiten uitzonderlijke omstandigheden, 7 jaar bedroeg.

Zoals gewoonlijk roept men de noodzaak in om belastingen terug te krijgen voor het reeds zwaar doorwegende budget van de Staat.

Daarmee vergeet men echter dat de verjaringstermijn een fundamentele rechtsregel is, omdat men niet oneindig de betaling van verschuldigde sommen kan eisen en dit vooral wanneer het gaat over belastingen, welke schulden zijn zonder rechtstreekse tegenpartij.

Dit ook omdat de Staat over van het gemeen recht afwijkende voorrechten beschikt dat de verjaringstermijnen tot op heden korter waren dan in het burgerlijk recht: de Staat heeft bevoegdheden die veel belangrijker zijn dan deze van een gewone schuldeiser, maar als compensatie moet hij de aan hem verschuldigde bedragen binnen veel kortere termijnen opeisen.

Dit evenwicht, alsook de rechtszekerheid waarop iedereen recht heeft, dreigt gecompromitteerd te worden. De nieuwe termijn van 10 jaar zal bijna altijd van toepassing zijn op belastingen die verschuldigd zijn door particulieren die geen boekhoudkundige verplichtingen hebben, en die, om zich te moeten verdedigen, hun bewijsstukken gedurende een aanzienlijke termijn zullen moeten bijhouden.

Een bijkomende schrik is uiteraard dat een toekomstige regering er vanaf het ogenblik dat een termijn van 10 jaar wordt ingevoerd, in gevallen die uitzonderlijk lijken, van zal profiteren om de draagwijdte van die termijn uit te breiden tot veel frequentere hypotheses.

ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator