ours-idefisc

Idefisc — Actualités fiscales

Communication d’informations au fisc belge, la prudence est de mise

Les pouvoirs d’investigations de l’administration fiscale belge afin de vérifier l’exactitude de la déclaration fiscale des contribuables sont extrêmement étendus. Depuis peu, les contribuables sont tenus de mettre à disposition de l’administration fiscale leurs livres et documents via une plateforme électronique sécurisée du SPF Finances. Les autorités fiscales peuvent également recueillir des informations par le biais d’une inspection inopinée sur place. Les échanges d’informations avec des administrations fiscales étrangères et le partage d’informations entre administrations leur permettent d’avoir accès à une quantité importante d’informations au sujet des contribuables.

Il existe heureusement des limites aux pouvoirs d’investigation de l’administration fiscale (comme les principes de proportionnalité et de respect de la vie privée, le secret professionnel ou le secret des affaires) mais il faut reconnaître que celles-ci ont en pratique peu de poids face à l’ingérence grandissante des autorités administratives dans la vie des contribuables.

Un jugement récent du Tribunal de première instance de Bruxelles, section néerlandophone, du 7 juin 2021, met à présent également l’accent sur les risques d’alimentation d’un dossier suite à un contrôle fiscal ainsi que la nécessité de veiller à répondre de manière précise et limitée aux demandes d’informations de l’administration fiscale.

Dans le cas d’espèce, soumis au Tribunal, l’administration fiscale avait adressé au gérant de deux sociétés belges actives dans le domaine d’IT, une demande de renseignements portant sur les exercices d’imposition 2014 et 2015 au sujet de sa possible implication dans une construction juridique ou une structure patrimoniale étrangère. Le gérant des sociétés y répondit en indiquant qu’il était concerné uniquement par une société belge.

La demande de renseignements fut suivie d’une annonce, par l’Inspection Spéciale des Impôts de Bruxelles, d’un contrôle au siège social des deux sociétés belges pour les exercices d’imposition 2014 et 2015.

Lors de ce contrôle, l’administration fiscale emporta des documents et procéda à une copie sélective de dossiers se trouvant sur le serveur NAS des sociétés. A cette occasion, le gérant des sociétés belges fut également interrogé.

Quelques mois plus tard, le gérant reçut une notification préalable d’indices de fraude par laquelle l’administration fiscale notifia les indices de fraude qui, selon elle, lui permettaient d’investiguer au sujet d’années antérieures aux exercices 2014 et 2015 (à savoir les exercices d’imposition 2011 à 2013), conformément à l’article 333, al. 3, du code des impôts sur les revenus.

La procédure d’investigation se termina par une notification de taxation d’office adressée au gérant concernant l’année de revenus 2011, exercice d’imposition 2012, annonçant une augmentation de la base imposable et un accroissement d’impôt de 200 %. Une cotisation supplémentaire fut enrôlée et adressée au gérant.

Devant le Tribunal, le gérant fit valoir le fait que la taxation avait été établie de manière irrégulière sur la base d’indices de fraude qui avaient été découverts à l’occasion du contrôle dans les locaux des sociétés, lequel était limité aux exercices d’imposition 2014 et 2015.

Selon le gérant, l’administration fiscale avait procédé à des investigations, sans notification préalable d’indices de fraude lors du contrôle, en dehors du délai ordinaire autorisé. La cotisation devait dès lors être annulée car fondée sur des informations obtenues de manière illégale.

Le Tribunal ne suivit pas la thèse du gérant. Il considéra qu’il n’apparaissait pas des éléments de faits que l’administration fiscale avait procédé, lors du contrôle, à des investigations au sujet du gérant (et non les deux sociétés visées par ce contrôle) et relatives à l’année 2011, en dehors du délai ordinaire d’investigation.

Le Tribunal s’appuya notamment sur le fait que la convocation adressée avant le contrôle sur place mentionnait uniquement les exercices d’imposition 2014 et 2015.

Selon le Tribunal, plaidait également en faveur de l’administration fiscale le fait d’avoir procédé à une recherche de copies sélective sur le serveur des deux sociétés. Ce n’est que par hasard, que des informations relatives à des années antérieures, non visées par le contrôle, se sont retrouvées entre les mains de l’administration fiscale.

Le Tribunal rejette donc les moyens du gérant sur ce point.

Même si juridiquement il ne peut être fait grief au Tribunal d’avoir balayé les arguments du requérant en ce qui concerne l’utilisation irrégulière des pouvoirs d’investigation de l’administration fiscale en motivant sa décision sur des éléments factuels concrets, ce jugement met en évidence les risques liés aux pouvoirs d’investigation étendus de l’administration fiscale.

Face à l’annonce d’un contrôle fiscal, il paraît judicieux, pour les contribuables concernés, de s’organiser de façon à limiter l’accès à l’administration fiscale aux informations concernées par les années visées par le contrôle.

De même, dans le cadre de toute demande d’informations de l’administration fiscale, il convient de veiller scrupuleusement à répondre strictement aux informations réclamées pour les années visées par la demande, tout en faisant en sorte d’y répondre de manière complète, afin d’éviter une procédure de taxation d’office, à laquelle, la pratique nous enseigne, l’administration fiscale n’hésite pas à recourir en cas de réponse partielle à des demandes d’informations.

Auteur : Angélique Puglisi

Mededeling van informatie aan de Belgische belastingdienst, voorzichtigheid is geboden

De onderzoeksbevoegdheden van de Belgische belastingdienst om de juistheid van de belastingaangiften van belastingplichtigen te controleren, zijn zeer uitgebreid. Sinds kort zijn belastingplichtigen verplicht om hun boeken en documenten ter beschikking te stellen van de fiscus via een beveiligd elektronisch platform van de FOD Financiën. Belastingautoriteiten kunnen ook informatie verzamelen door middel van een onaangekondigde inspectie ter plaatse. De uitwisseling van informatie met buitenlandse belastingdiensten en de uitwisseling van informatie tussen overheidsdiensten stellen hen in staat toegang te krijgen tot een aanzienlijke hoeveelheid informatie over belastingplichtigen.

Gelukkig zijn er grenzen aan de opsporingsbevoegdheden van de belastingdienst (zoals de beginselen van proportionaliteit en eerbiediging van het privéleven, beroepsgeheim of zakengeheim), maar erkend moet worden dat deze in de praktijk weinig gewicht in de schaal leggen tegenover de toenemende inmenging van administratieve autoriteiten in het leven van belastingplichtigen.

Een recent arrest van de Nederlandstalige Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel van 7 juni 2021, richt zich nu ook op de risico's van het voeden van een dossier na een fiscale controle en de noodzaak om ervoor te zorgen dat verzoeken om informatie van de belastingdienst op een nauwkeurige en beperkte manier worden beantwoord.

In de onderhavige zaak, die aan de rechtbank werd voorgelegd, had de fiscus aan de zaakvoerder van twee Belgische vennootschappen die actief zijn op het gebied van informatica een verzoek tot informatie gestuurd betreffende de belastingjaren 2014 en 2015 in het kader van zijn mogelijke betrokkenheid bij een juridische structuur of een buitenlandse vermogensstructuur. De zaakvoerder van de vennootschappen antwoordde dat hij alleen betrokken was bij een Belgische vennootschap.

Het verzoek tot informatie werd gevolgd door een aankondiging, door de Bijzondere Belastinginspectie van Brussel, van een controle op de maatschappelijke zetel van de twee Belgische vennootschappen voor de belastingjaren 2014 en 2015.

Tijdens deze controle nam de fiscus documenten mee en kopieerde hij selectief bestanden van de NAS-server van het bedrijf. Daarbij werd ook de manager van de Belgische bedrijven ondervraagd.

Enkele maanden later ontving de zaakvoerder een voorafgaande melding van aanwijzingen van fraude waarmee belastingadministratie de aanwijzingen van fraude meedeelde die haar volgens haar in staat stelden om jaren voorafgaand aan de boekjaren 2014 en 2015 (te weten de aanslagjaren 2011 tot en met 2013) te onderzoeken, overeenkomstig artikel 333 lid 3 van het Wetboek inkomstenbelastingen.

De onderzoeksprocedure eindigde met een ambtshalve aan de zaakvoerder gerichte belastingaangifte betreffende het inkomstenjaar 2011, het aanslagjaar 2012, waarin een verhoging van de belastinggrondslag en een belastingverhoging van 200% werd aangekondigd. Er werd een extra bijdrage opgelegd en naar de zaakvoerder gestuurd.

Voor de rechtbank voerde de zaakvoerder aan dat de belastingheffing onrechtmatig was vastgesteld op basis van aanwijzingen van fraude die waren ontdekt bij de controle bij de vennootschappen, die beperkt was tot de belastingjaren 2014 en 2015.

Volgens de zaakvoerder had de belastingadministratie, zonder voorafgaande melding van aanwijzingen van fraude tijdens de controle, buiten de toegestane gewone termijn onderzoeken uitgevoerd. De bijdrage moest daarom worden ingetrokken, omdat deze was gebaseerd op illegaal verkregen informatie.

Het Hof volgde het betoog van de zaakvoerder niet. Zij was van oordeel dat er geen bewijs was dat de belastingautoriteiten tijdens de controle onderzoeken hadden verricht met betrekking tot de zaakvoerder (en niet de twee ondernemingen waarop die controle betrekking had) en met betrekking tot 2011, buiten het gewone onderzoektijdvak.

Het Hof baseerde zich met name op het feit dat de dagvaarding die vóór de controle ter plaatse was verzonden, enkel betrekking had op de belastingjaren 2014 en 2015.

Volgens de rechtbank speelde het feit dat zij een selectieve doorzoeking van kopieën had verricht op de server van de twee vennootschappen ook in haar voordeel. Het was slechts bij toeval dat informatie over voorgaande jaren, die niet onder de controle viel, in handen van de belastingadministratie terechtkwam.

Het Hof verwerpt derhalve de middelen van de zaakvoerder op dit punt.

Ook al kan het Hof juridisch niet worden verweten dat ze de argumenten van de verzoekende partij betreffende het onrechtmatige gebruik van de onderzoeksbevoegdheden van de belastingdienst heeft verworpen door haar beslissing op basis van concrete feitelijke elementen te rechtvaardigen, dan nog wijst dit arrest op de risico's die verbonden zijn aan de uitgebreide onderzoeksbevoegdheden van de belastingdienst.

In het licht van de aankondiging van een belastingcontrole lijkt het verstandig dat de betrokken belastingplichtigen zich zodanig organiseren dat de toegang van de belastingdienst tot de betrokken informatie door de jaren waarop de controle betrekking heeft, wordt beperkt.

Evenzo moet er in het kader van elk verzoek tot informatie van de belastingadministratie zorgvuldig op worden toegezien dat strikt wordt gereageerd op de gevraagde informatie voor de jaren waarop het verzoek betrekking heeft, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat deze op volledige wijze wordt beantwoord, teneinde een ambtshalve belastingprocedure te vermijden, waarop de belastingdienst, zoals de praktijk ons leert, niet aarzelt om haar toevlucht te nemen in geval van een gedeeltelijk antwoord op verzoeken om inlichtingen.

Auteur : Angélique Puglisi
ours-idefisc
Idefisc — Actualités Fiscales
©2003-2020 Idefisc & Words and Wires W3validator